De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
[pagina 882]
| |
Bijlage 294b De partijen in de strijd om de majoratenDe inneming van Antwerpen door Parma in 1585 werd, dank zij de gunstige capitulatievoorwaarden, gevolgd door een uittocht van kooplieden met hun bezittingen. Ook voor het beleg had er een uittocht plaatsgehad, van diegenen die het beleg, een ongunstige capitulatie en/of de sluiting van de Schelde voorzagen. De grootouders van Leonora Hooft-Hellemans, Pieter Arnoutsz. Hellemans († 1581) en Catharina van Santvoort († 1594), waren rijke handelaars in edelstenen en paarlen. De weduwe schijnt na de capitulatie wel uitgeweken te zijn, maar is toch in Antwerpen overleden. Zij hadden 7 volwassen zoons van wie er 3 wettige of gewettigde kinderen hadden, en 5 dochters van wie 4 met kinderen en een die de sluier aannam. Als hun ongetrouwde zoon Peter, de stichter van de twee majoraten die het onderwerp van deze beschouwing zijn, in 1601 sterft, zijn in leven: de kinderen van zijn overleden broer Arnout, zijn broers Francisco en Carel met onwettige kinderen en de zoons van zijn overleden zuster Anna. Zijn andere drie zusters hadden wel zoons maar spelen in de majoraatskwestie geen rol.Ga naar voetnoot* Hier volgt een overzicht van de staken-Arnout, -Francisco en -Carel, en de later aan bod komende vrouwelijke staak-Anna.
Arnout Hellemans, † april 1599, koopman in juwelen te Antwerpen, kolonel van de burgerij tijdens het beleg, vertrekt in 1589 naar Hamburg en zet de handel met succes voort. Tr. 1583 Susanna van Surck, die omstr. 1607 of 1608 van Hamburg naar Amsterdam verhuist, begr. Nieuwe Kerk 28 okt. 1628. Hooft is 11 maanden haar schoonzoon geweest.
Kinderen: 1 Willem (Guillielmo), † 1609 ongehuwd. 2 Susanna, 1589-1625, tr. 1o 1608 Eduard van Surck, † 1619 (g.k.); 2o 1621 Nicolaes Sohier, † 1642. Hiervan: Constantijn Sohier, 1624-1671, tr. 1643 de enige dochter van de schatrijke koopman Jeronimo Coeimans. 3 Leonora (Helionora), 1594-1661, tr. 1o Amsterdam 1612 Jan Baptist Bartolotti, 1590-1624. Hiervan: Susanna en Constantia Bartolotti; tr. 2o Amster- | |
[pagina 883]
| |
dam 1627 P. Cz. Hooft, 1581-1647. Hiervan: Christina en Arnout Hellemans Hooft. 4 Carel, 1595-1652; uit vier huwelijken overleefde alleen een dochter hem. 5 Lucretia, † ca. 1658, tr. 1618 Emanuel van Surck, † na 1645, broer van Eduard voornoemd. Hiervan 7 kinderen. Dit echtpaar komt wel herhaaldelijk ter sprake maar niet aan bod.
Francisco Hellemans, koopman in juwelen te Sevilla, † 1603. Liet behalve een dochter na: een gelegitimeerde zoon Francisco, ridder van San Iago, kapitein der cavalerie in Spaanse dienst, gesneuveld in de zomer van 1634 tegelijk met zijn enige, ongehuwde, onwettige zoon.
Carlo Hellemans, in Venetië nooit anders dan Helman genoemd, † 1605. Van hem geeft Brulez het testament in extenso en 157 regesten van notariële akten. Hij liet twee kort voor zijn dood gelegitimeerde zoons na, van wie er een minderjarig stierf. De andere was Peter Carelsz. Hel(le)man(s), 1596-1655, tr. 1618 Marie Helman, 1596-1659, dochter van Ferdinand Helman en Anna Hellemans. Hiervan 2 dochters.
Anna Hellemans, † 1600, tr. 1589 Ferdinand Helman, schepen te Antwerpen, † 1617. Liet na 1o Peter, Heer van Muilkerke, † 's-Gravenhage 1644, die naliet Jan Helman, tr. Eliz. Stalpaert van der Wielen, erft na de dood van Carel Arnoutsz. het 1ste majoraat; 2o Marie, bovengenoemd.
N.B. In de Italiaanse en Franse akten die ik gezien heb, komt de naam Hellemans niet voor. Alle familieleden heten Helman en tekenen zich ook zo. Teruggekeerd in Antwerpen heten zij weer Hellemans. Alleen Ferdinand Helman heet nooit Hellemans. Of hij toch een neef was, is niet gebleken.
Peter Petersz. Hellemans, overleden te Sevilla 29 juni 1601, oom van Leonora Hooft-Hellemans, heeft bij codicil dd. 12 april 1601 vrijwel zijn hele vermogen ondergebracht in twee majoraten, die hij vermaakte aan zijn broers Francisco en Carlo, zie Bijl. 194a. Men mag veilig aannemen dat hij deze vorm van erflating koos om te voorkomen dat zijn vermogen (geschat op £ 85000) versnipperd zou worden door twisten tussen de onwettige kinderen die hijzelf en zijn beide broers hadden. De majoraatsvorm garandeerde dat het geld in de familie bleef volgens verervingsregels die hij vaststelde. Een van de struikelblokken voor het onbetwist afwikkelen daarvan in de toekomst zal blijken te zijn, dat hij het codicil in Sevilla toevoegde aan een te Antwerpen (op 27 september 1591 voor nots P. Fabri) verleden testament, verder dat de betrokken vaste goederen in Brabant lagen en een deel van de eventuele gerechtigden in de ‘provinces rebelles’ woonden: de Republiek der Zeven Provinciën. Niet | |
[pagina 884]
| |
alleen kon een hun toegevallen majoraat daardoor vijandelijk vermogen worden, maar prealabel was de vraag, welk recht hier gold, het Castiliaanse of het Brabantse. De lotgevallen van de majoraten tijdens Hooft's leven waren in grote lijnen de volgende. In niet steeds duidelijke bewoordingen heeft de erflater deze volgorde van successie vastgesteld. Het eerste majoraat, dat aan Francisco vermaakt werd, moest na hem komen aan de oudste zoon van de oudste, overleden, broer Arnout: Guilielmo en na hem aan zijn mannelijke progenituur van de oudste af. Hij overleed al in 1609 ongehuwd en schijnt niets genoten te hebben, doordat het codicil door zijn ooms Francisco en Carel (Carlo) en de voogden van Carlo's wezen geheim gehouden was. Daarna was Carel Arnoutsz. gerechtigd en zijn moeder Susanna van Surck begint een reeks processen ter zake; ook Carlo Petersz' te elfder ure gelegitimeerde zoon Peter dong toen naar dit majoraat, maar zonder succes. Er volgden processen tussen hem en Carel Arnoutsz. De laatste is levenslang in het genot van het eerste majoraat gebleven; na zijn dood in 1652 komt het aan Jan Helman, de kleinzoon van Anna Petersdr. Hellemans.Ga naar voetnoot* Het tweede majoraat was aan Carlo vermaakt en moest na hem aan Francisco, zoon van Francisco Petersz. en ritmeester in Spaanse dienst, komen. Als die in 1634 sneuvelt zonder wettige kinderen na te laten, moet de oudste dochter van Arnout Hellemans opvolgen. De oudste dochter in leven was Leonora, maar haar overleden oudere zuster Susanna had een zoon nagelaten. De rechten van Leonora en die van deze neef Constantijn Sohier komen in jarenlange processen tegenover elkaar te staan. Dat haar broer Carel zich niet nadrukkelijker liet gelden, kwam doordat hij het eerste majoraat al bezat en niemand ze allebei mocht hebben. Uit dit overzichtje volgt, dat de twee gebeurtenissen die Leonora naar de eerste rij der gegadigden schoven waren: de dood van haar zuster Sohier in 1625, dus kort voor Hooft's aanzoek, en de dood van haar neef don Francisco Hellemans in 1634. Dat er vóór dat moment al telkens geprocedeerd was, kwam ten eerste doordat Leonora de erkenning van haar neutraliteit vanwege de Brusselse autoriteiten bevestigd trachtte te krijgen en daardoor te voorkomen, dat haar bezit vanwege de Spaanse koning verbeurd verklaard werd. Het schijnt dat Brussel de kwestie tot aan de vrede van Munster, dus voor eeuwig, onbeslist heeft gelaten. Het was niet alleen een moeilijke beslissing, maar de verhouding tussen Madrid en Brus- | |
[pagina 885]
| |
sel was vooral na de dood van Isabella (1633) niet hartelijk; de koning een confiscatie van ‘vijandelijk’ vermogen toespelen was volstrekt niet, wat de Brusselse regenten - soms de neven van de door confiscatie bedreigde ‘rebellen’ - bij voorkeur deden. Men kón de neutraliteit waarschijnlijk niet erkennen en wilde die om de genoemde reden niet ontkennen. - De andere aanleiding tot procederen was voor en na 1634 het beletten van vervreemding van delen van een majoraat dat men later misschien zal erven. De kapitalen waren ondeelbaar en onvervreemdbaar, maar de bezitters probeerden telkens hun profijt te vergroten door zich aan deze bepaling te onttrekken en stukken te verkopen. De eventuele successeurs worden dan rechtstreeks benadeeld en komen in verzet, óók als de vervreemdingspoging het andere majoraat betreft, want een precedent is gevaarlijk. Van het ogenblik af, dat de Hoofts uit Brussel terugkeren, eind 1634, is het geven van een toelichting, die de in de brieven aangeroerde gebeurtenissen op de voet volgt, binnen het kader van dit boek en deze opdracht onmogelijk. Niet alleen is met het overlijden van Francisco de strijd om het tweede majoraat losgebroken, wat tot een aantal gelijktijdige, zeer onoverzichtelijke processen voert, maar ook hebben de Hoofts tijdens hun verblijf in Brussel mondelinge regelingen getroffen en afspraken gemaakt, die in de brieven niet worden herhaald maar waarnaar wel wordt verwezen. Leonora's voornaamste tegenstanders, nu het om de hoofdzaak gaat, zijn haar zwager Sohier, met sterke papieren, en haar broer Carel, met zwakke, en de procureur des konings die vijandelijk vermogen in beslag wil nemen. Deze processen worden gevoerd voor de Souvereine Raad van Brabant te Brussel. Gelijktijdig procedeert Sohier tegen zijn zwager Carel en zijn schoonzusters Leonora en Lucretia over de verdeling van de erfenis van hun moeder Susanna van Surck. Deze partij heeft hij in 1633 voor het Hof van Holland verloren maar zijn eis wordt in 1637 door de Hoge Raad toegewezen. De Brusselse processen raken slepende; er wordt beslag gelegd maar niet onherroepelijk; alle vier de helpers en raadslieden van de Hoofts in Brussel en Antwerpen komen te overlijden en op de vrede wordt steeds duidelijker gewacht. Na Hooft's dood in 1647 en de Munsterse vrede in 1648 heeft Leonora eerst nog ‘de schrik van procedeeren in Brabant’ maar die overwint zij en in 1649 en 1652 vallen er vonnissen ten gunste van Sohier. Zeer veel in de gang van zaken is ook voor Leendertz onverklaarbaar en tegenstrijdig. Wat uit rechterlijke archieven niet al te moeilijk te voorschijn te brengen is, is een vonnis. Maar als de argumentatie van partijen onbekend blijft en het vonnis niet van een considerans vergezeld gaat, blijkt de achtergrond van de beslissing niet, en de beslissing zelf is van weinig belang voor de onderzoeker. Zelfs de anekdotische waarde is gering, want de ene rijkaard staat tegenover de andere. Beiden proberen nog rijker te worden. De rijksten van allen, de Sohiers, gaan met het tweede majoraat strijken. Leen- | |
[pagina 886]
| |
dertz onderstelt dat het wel terechtgekomen zal zijn bij Adriana Constantia, de dochter van Nicolaes die de zoon was van Constantijn die de zoon was van Nicolaes en Susanna Hellemans. Door bloot toeval kan deze commentaar dat bevestigen: voor schepenen van Lisse compareerde op 9 augustus 1710 Adriana Constantia Sohier de Vermandois, dochter van Nicolaes Heer van Warmenhuizen enz., bezitster van het majoraat dat geinstitueerd is ‘bij wijlen Don Pedro Hellemans’. (R.A. Lisse 32) |
|