De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
[pagina 880]
| |
Bijlage 294a Geautoriseerde vertaling van het codicilCodicille van Peeter Hellemans, 12 april 1601 in Sevilla, getranslateert uit 't Spaensche door mij J.Nicolaï ende concordantiam attestor.
Ik heb mijn testament in Antwerpen gemaect voor not. P. Fabri, waerin ik aen mijne zusters laet 500 £ gr., hun uijt crachte dezes laet en maeke 1000 £ aen elcke of aen hunne kinderen van die die gestorven souden sijn of is. Aen mijnen broeder Francisco, alle mijne meubelen, tapisserijen, cleederen gout silver, wtgenomen eenen diamanten rink wegende 9 veneesche greijnen en de goude keten die mijn broeder Guilielmo mij gemaect heeft die ik laet aen mijnen broeder Carel tsamen met den vs. diamant. diamantGa naar voetnoot* aen mijnen neef Guilielmo Hellemans, zoon van Arnout, mijnen broeder. grooten robijn aen mijn neve franco H. zoon van mijnen broeder francisco ende den anderen robijn, in gout, aen mijn nichte Catharina, dochter van den vs. francisco mijnen broeder en aen deze laetste Catharina nog 1000 £ bid mijnen broeder francisco een dosijn dochters zou doteren met 100 ducaten uit mijne goederen. wat betreft mijne andere goederen, dat men met het Blaucruys en de 4 heemskinderen, daeraf fondere een majoraet met het huijs Bullaer en zijn land en nog een rent van 6000 gl. tot beneficie van mijnen broeder francisco met conditie dat naer sijn doot daervan zal genieten Guilielmo sone van Arnold en de kinderen die van hem sullen comen oft sijnen tweeden broeder bij gebreke, dat de vs. egeen en crege en de kinderen van den vs. tweeden broeder van mijnen neve guilielmo ook het huis in de eijkstraet, zullen daervan fonderen een ander majoraet met het lant buijten gelegen dwelck mijnen vader toebehoort heeft met nog andere 1000 £ groote of 6000 gl. rente erflijck, gelijk ook deze tot benificie van mijnen broeder Karel Hellemans en indien dat tot deze twee renten iet gebrake, bidde mijne broeders dat zij suppleren van hunne goederen of de twee renten laten oploopen tot dat er genoegzaam middel weze, en dit tweede majoraat gebrekende mijnen broeder Karel zal erven mijnen neve francisco zoon van mijnen vs. broeder francisco, en ingeval mijnen vs. broeder francisco geene wettige sonen achter en liet, of bij gebreke van hun, den vs. mijnen broeder Karel of deses wettigeGa naar voetnoot** kinderen te weten den oudsten en bij gebreke van hem zijne kinderen van outste tot outste, oft bij gebreke van kinderen den outsten broeder van het majoraet of van den geenen die het verbant genieten zal, ende de vs. genieters geene manspersonen naelatende, sal dat van de huizen lange nieuwstraet genieten den outsten zoon van wijlen mijne zuster Anna, huijsvr. was van Ferd. | |
[pagina 881]
| |
Helman en hij geene zonen hebbende, zal herederen sijnen tweeden broeder en alsoo van hand tot hand totdat de mannelijke linie gebreken zal, in welcken ge valle tselve wederkeren sal aen de outste dochter van mijnen broeder Arnout of tot haren outsten zoon, en gebrekende de erfgenamen van den 2en verbant, te weten franco Hellemans, zoon van mijnen broeder franco, zonder mannelijke erfgenamen, zal erven d'outste dochter van mijnen broeder Arnout, ende hebbende zij geerft het 1e verbant, dan zal genieten de 2e dochter van Arnout, zijnde mijne intentie dat van dese 2 verbanden genieten 2 persoonen; en ingeval mijnen broeder Carlo overleeft mijnen broeder francisco, en hij liever geniette het 1e verbant sal mogen doen, latende genieten het 2e dengenen die naer sijn doot het eerste herederen zal, en zij sullen de schrifturen van deze verbanden mogen extenderen zoo het aen Francisco en Carel mijne broeders gelieven zal; hebbende mij tot dese gedetermineerd opdat de goederen die wij geconquesteert hebben met soo grooten arbeijt en gerechticheijt niet zouden verkwist worden in weinige dagen. eenige giften almoesen en goede werken zoo hun goetdunken sal.
geregistreert int protocol deser stede 2 april 1615, geconfirmeert bij opene brieven van H. Hoogheden 10 Nov. 1618.
N.B. Deze vertaling is volgens Leendertz' hs.-studie Het Majoraat bovendien 30 jan. 1616 door de magistraat van Antwerpen bevestigd en 2 september 1617 door de Raad van Brabant bekrachtigd. |
|