De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 851]
| |
Bijlage 139 Verklaring van Bastiaen Cornelissen en Ghijsbert Pietersen voor notaris Jan Fransz. Bruijningh te Amsterdam, over de aanval op het duinhuis op Rijsbergen1 Op huyden, den veertienden Martius ao xvjc: negenthien, compareerden etc. ter 2 Pntie etc. Bastiaen Cornelissen oudt ontrent sevenentwintich jaren, ende Ghijs- 3 bert Pietersen oudt ontrent tweentwintich jaren, beyde Duijn Wachters in 4 Sgravelijckheijts Warande op Goijlandt, Ende hebben bijden Eede, die hen so- 5 lemneelijck is affgenomen vanden Heere Drost van Muijden ende Bailliu van 6 Goijlandt als houtvester vande voors Warande, verclaert getuijcht ende geattes- 7 teert, ter Instantie ende versoecke vanden voors heere Drost, hoe waer is, Dat op 8 sondach, den derden deser maent, Jan Gerritsen Duijnmeijer inde Warande van 9 Rijsbergen, vandaer vertrocken wesende, sij getuijgen aldaer gebleven sijn, tot 10 bewaringe vant Duijnhuijs ende gepachte Duijnen, ende dat des nachts tusschen 11 die voors sondach ende maendach, aen tvoors Duijnhuijs gecommen sijn ge- 12 weest, ontrent vijffentwintich huijsluijden, gemonteert met roers, brandendeGa naar eind12 13 lonten, piecken ende ander geweer, ende aende voors Duijn wachter Gijsberth 14 geroepen, dat sijt Duijnhuijs souden openen, ende daer uijtgaen, oft dat sij daer 15 in souden sterven, ende sij getuijgen tselve niet willende openen, hebben die 16 voor seijde huijsluijden eenige schuijffvensters daerin sijnde met gewelt opge- 17 slagen ende geopent gehadt, ende daer deur int huijs met piecken gesteecken, 18 aen stucken slaende met stocken ende steenen, die gelasen ende het dack, hen- 19 luijden dreijgende dat sij van hare handen souden sterven, ten ware sij daer uijt 20 gingen, Ende hebben daer naer geropen wilt ghij luijden uijtet huijs gaen goet 21 willich, ende tselve verlaten, het leven sal u geschoncken sijn, waer over sij ge- 22 tuijgen als hen over meestert vindende, hebben op de belofte van tleven te be- 23 houden die deur geopent, ende sijn daer uijt gegaen, ende buijten die deure ge- 24 commen wesende hebben die voors huijsluijden noch tot twee verscheijden 25 reijsen naer hen getuijgen met piecken gesteecken, sulcx zij genootsaeckt waren 26 weder het huijs te kiesen twelck sij ter nauwer noot conden gecrijgen, Waer naeGa naar eind26 27 die voors huijsluijden weder geroepen hebben compter uijt sonder geweer, 28 tleven is u geschoncken twelck sij getuijgen eerst niet willende doen seijden wij 29 en vertrouwen u niet, ende naer hooge beloften van hen t'*leveren*Ga naar voetnoot+ te sullen 30 laeten behouden, soo sijnse met haer bedde ende andere goederen daer uijt ge- 31 vlucht, gaende ter wijlen de huijsluijden haer verberghen achter een dijckgen 32 om niet bekent te werden soet scheen, Ende alsoe sijluijden alle haere dingen van 33 netten, fretten ende andere gereetschap niet machtich waren tseffens te dragen, 34 soe hebben sij tselve ten deele buijten sweechs gebracht, ende ten deele naert 35 dorp Huijsen. Daer nae weder keerende om die reste te halen, en hebbent niet al 36 connen becommen, maer eenige goederen gemist, Ende weder int huijs gekeert | |
[pagina 852]
| |
37 sijnde, bevonden dat seedert haer vertreck geen schade meer aen tselve was ge- 38 daen, daer nae sijn sij getuijgen met een deel vande resterende goederen naert 39 voors dorp Huijsen gekeert, ende aldaer vertoeft totten dachtoe, Ende alsdoenGa naar eind39 40 weder aent duijnhuijs commende, hebben bevonden dat die deuren ende een 41 ladder midtsgaders seecker luijck van een Denschip van daer waren, twelck sijGa naar eind41 42 getuijgen presumeerden alle verbrant te sijn, doerdien claerlijck te sien was dat 43 int voors huijs groot vier gestoockt ware geweest, sulcx dat oock die mantel 44 vande schoorsteen ten deele verbrant was, Ende dat die sloten ende henghselen 45 inde Assche lagen, Verclaert noch die voorn Bastiaen Cornelissen alleen, nie- 46 mant vande voors huijsluijden gekent te hebben, alsoo hij daer eerst gecommen 47 ende vreemt was, ende de voors Gijsberth Pietersen alleene, Deposerende, ver- 48 claert dat hij overmidts het nach was, Ende dat die huijsluijden hen achter het 50 Dijcken berchden doen hij uijten huijse quam niemant heeft gekent, Maer dat 51 hij vastelijck vermoede aende sprake, Dat diegeene Die de meeste woorden ge- 52 bruijckte, is eenen gent Elbert, sonder sijn bijnaem te weten, Buijrman tot Huij- 53 sen voors, die des anderen daechs een gat in sijn hooft hadde, twelck hij getuijge 54 vermoede dat d'voors Elbert moste gecregen hebben, int aff stooten vande 55 pannen, te meer door dien d'voors Elbert in een gemeen geselschap oft tsamen 56 spreeckinge gevraecht sijnde, hoe dat hij de voors quetsure hadde gecregen, was 57 varierende in sijn antwoorde, seijde voorts dat die voors Elbert is een man van 58 matelijcke lenghte, smal van aengesicht, ruijch ende bruijnachtich van baert, 59 woonende schuijn tegens over Lambert van Asten herbergier tot Huijsen, ende 60 scheen ontrent veertich jaeren oudt te wesen, Verclaerde noch wijders Die 61 voors Ghijsberth alleen, dat eenen mieuws Ebben, oock Buijrman tot Huijsen 62 voors, hem getuijge op sondage voort plegen vande Violentie hadde int oor 63 geluijstert in substantie dese woorden Gijsberth gater uijt het huijsge sal aff 64 gebroocken worden wijders verclaren sij getuijgen noch te samen, dat sij des 65 maendachs naermiddachs tot Emmenes wesende aldaer hoorden seggen dattet 66 voors huijs in brant stont gelijck sij tegens den avont Daer bij commende be- 67 vonden tselve affgebrant te wesen, Gedaen binnen der voors stede Amsterdam- 68 me ten huijse mijns nots ter pntie van Adriaen der Weduwen ende Daniel Otten 69 getuijgen hier toe versocht |