De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 793]
| |
354 Aen me Joffrouwe, Me Joffre Tesselscha Roemer Visschers, Hujsvrouwe van Sr Allart van Crombalgh, inde Langestraet, tot Alkmaer.1 Me Joffrouwe,
2 Als ick nae de prijs van de Academie staen wilde, ick zoudeGa naar eind2 3 staende houden dat de beste tong is die van Joffre TesselschaesGa naar eind3 4 pen. Want haer ujtspraek heeft niet alleen mij wel gevallen, maerGa naar eind4 5 mijne liefste Helionora zoo wel gesmaekt, dat ze door die lekkernije, 6 tot haere eerste liefde ter pöesie bekoort zijnde ernstelijk op mijGa naar eind6 7 verzocht heeft, ick zoude dat gedicht doch uitschrijv[-] 't welk 't 8 eerst is dat zij mij zulx in alle haer leven geverght heeft. Zij ver- 9 langt zeer nae UE. jeghenwoordigheit, ende alzoo wij rekening ma- 10 ken in eerst van Juni] de vrienden vande Beverwijk te verzoeken,Ga naar eind10 11 zijn ook in meeninge van alsdan UE met eenen bij te koomen, mits 12 dat UE gelieve ons de eere te belooven van met ons nae Mujden 13 te trekken, ende te zien oft dat gewest stof tot festoenen zal ujt-Ga naar eind13 14 leveren. Mijne Huisvrouw] verzoekt hartelijk nevens mij dat ons 15 deze bede niet geweighert werde; maer UE gelieve haere zaeken 16 daer nae te schikken. Het bijgaende antwoort op de vraegh] kanGa naar eind16 17 UE zoo betuttelt als 't nu is, in 't net stellen ende beslooten aendeGa naar eind17 18 Akademie overzenden, oft aen UE zuster, om aldaer ingelevert te 19 werden. De roemer verstae ick zal door haer handt gesneedenGa naar eind19 20 werden: ende misschien zucht tot de vrienden hebben, om nietGa naar eind20 21 ujt het geslaght van Roemer te gaen. Wij gebieden ons beide aen 22 UE ende mijn Heer UE man, die God, met alle de uwe in eere ende 23 voorspoed altijds bewaere, nae wensch, 24 Me Joffre van
25 Ujt Amsterdam, 26 10 Apr. 1630. 26 UE 27 Gansdienstwen 28 P C Hóóft. | |
[pagina 794]
| |
In het laatst van maart 1630 gaf Vondel een sarcastisch gedichtje in 't licht, een prijsvraag waarop de antwoorden voor 1 juni moesten worden ingeleverd. Dit lokte veel hatelijke antwoorden uit; de strijd werd zo heftig, dat het stadsbestuur de publikatie van vraag en antwoorden verbood. Tesselschade's antwoord vormde daarmee een tegenstelling, geheel in de geest van de irenische Hooft. Bijlage 354. |
|