De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 789]
| |
352 (C. Huygens aan P.C. Hooft.)1 Mijn Heer;
2 Mijn kleine moeijt werde wel eer ruijm betaelt, metGa naar eind2 3 het genoeghen van S.Exe inde vertaling van dit Ver- 4 hael: datse dan noch U.E. te stade kan komen, neme 5 ick voor overloon. 'Tis een' waerdige gedachteniss vanGa naar eind5 6 een dapper bedrijf, daer de eer van dien grooten daghGa naar eind6 7 ten meesten deele aen hingh. maer dat hier het doenGa naar eind7 8 en 't schrijven eens mans werck is, tastmen meer alsGa naar eind8 9 selden: soo dat Prince Mauritz met reden gehoort soudeGa naar eind9 10 willen wesen, tegen sommighe voorstellingen, die sijn'Ga naar eind10 11 eere vrij dwarsch voorden boegh leggen. daer in heb-Ga naar eind11 12 ben mij andere helden voldaen, die deel aenden daghGa naar eind12 13 eischen; mijn Meester niet uijtgesondert, hoewel 'themGa naar eind13 14 inde leerjaren wedervoer. dan U.E. onbesprokenGa naar eind14 15 oordeel hadd ick beter daer over gewacht. soo will ickGa naar eind15 16 evenwel ter wederkompste van dit papier, dat sonder 17 afschrift is, zijnde dus uijt mijnen mond ende den En-Ga naar eind17 18 gelschen oorspronck, door eens anders hand haestigh 19 bij een gebracht. Ick ben 20 Mijn Heer
21 Hage, den laesten 22 Vastendagh 1630. 22 U.E. 23 dienstwillichste 24 CHuygens.
Huygens stuurt de door Hooft gevraagde vertaling van het ‘Verhael’ van Vere en geeft zijn voorlopig oordeel over de partijdigheid ervan, die Maurits geen recht doet. | |
[pagina 790]
| |
|