De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 773]
| |
343 Aenden Ridder Huighens.1 Mijn Heere
2 De reukeloosheit die dit gedicht den voet bujten de deure doetGa naar eind2 3 zetten ende zich troosten van allenman gestenight te werden, enGa naar eind3 4 kan ick met overlast van mijner vrunden verzoek, dringen en aen-Ga naar eind4 5 staen niet verschoonen. Bij degeene die aen eenen kant van de hoef-Ga naar eind5 6 slaghbron gelekt hebben zal 't dit doen.Ga naar eind6 Tenet insanabile multosGa naar eind7
Dicendi cacoethe et in aegro corde senescit.
9 Twelk mij gelust heeft dus te vertaelen,Ga naar eind9 10[regelnummer]
Wie weet tot rijmlust raedt. dat zeer is veel te snoodtGa naar eind10
Een dichter zeven jaer moet dichten nae zijn doodt.
12 Om bij de dujtsche klerken mede vergiffenis te verwerven. Maer bijGa naar eind12 13 de geene dien de voeten der ziele licht worden als zij den lof der 14 doorluchtighe daeden hooren speelenGa naar eind14 15[regelnummer]
Spero trovar pietá, non che perdono.Ga naar eind15
16 Onder deze tel ick UE ende die biddende onder haere toegedaenste 17 vrunden te tellen
18 19 Feb. 1630. 18 Uwer Ed. 19 Gansdwen
Hooft stuurt Huygens zijn Hollandsche Groet en hoopt dat het gedicht erbarmen bij hem moge vinden. |
|