De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 725]
| |
315 A Monsieur, Monsr Joost Baek, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam.Lóónt.
1 Monsr et Frere,
2 Bij de nevensgaende tijdinge zal Duc d'Alva wederGa naar eind2 3 voorhouden, ende bedilt worden zijn werk dat swaerGa naar eind3 4 om vollastren waer. Deze Spieghelingen, alhoewel zeGa naar eind4 5 noch de mijne niet ontdekken, die hem den sprong teGa naar eind5 6 grondewaert deed doen, zijn echter niet ijdel, oft 7 nutteloos voor de geene, die de bronkraenen nae-Ga naar eind7 8 vorssen, daer onze opgang ujt de ellenden, ende 't verloopGa naar eind8 9 der spaensche zaken in Nederlandt ujt gestraelt zijn.Ga naar eind9 10 UE zal hier leeren, om zich dienstelijk nae exempelenGa naar eind10 11 ende zinspreuken te schikken, hoe zujver een oordeel datter 12 toe vereischt wort, ende dat het niet oft nauwlijxGa naar eind12 13 scherp genoegh wezen kan, zonder gestreken te zijnGa naar eind13 14 op den wetsteen der ervaerenheit. Mijn te leur gestelde 15 hoop, van UE op vrijdagh lestleden ter begraffenisse te 16 zien, wort getroost met geloove dat dezelve te 17 Velzen zij, ende die ledigheit besteedt in d'onledeGa naar eind17 18 van ujtschrijven. Ist zoo, mij zal lief zijn, de nieuw- 19 maeren daer UE dubbelt af heeft, van tijdt te tijdeGa naar eind19 20 weder herwaerts te krijghen, om alhier daermede 21 onze schotelen te vullen, ende met Italiaens banket, 22 bij mangel van beter siere, somwijlen eenen licht- 23 vernoeghbaeren vriendt, dien ze nae zijnen mont 24 moghten zijn, te onthaelen. Insgelijx wensche, dat 25 Joffre ma soeur haer' bekoomst hebbe van de tabletujr,Ga naar eind25 26 ende ons die geworden moghe, om de lust mijner hujs- 27 vrouwe te aezen, die zoet op het klavesimspelGa naar eind27 28 begint te werden; ende dewelke ick gaeren met zoo goedt 29 een voetsel, inde konst, gesterkt zagh, terwijl de een- 30 zaemheit deze graegheit is voedende. Want t' Amsterdam 31 zullen dujzenderleij verlejingen haer den voortgankGa naar eind31 | |
[pagina 726]
| |
32 verhinderen. Maer dat geen dink en verhindere UE 33 zalighe begeerten, bidt den almaghtighen, 34 Monsr et frere, met hartlijke groete ende gebiedenis,
35 Vanden Hujze te Mujden, 36 24 Junij. 1629. 36 UE 37 Weldienstwe broeder 38 P C Hóóft.
Hooft zendt Baek de 51e nieuwmare uit Parnas, met kritiek op Alva: deze heeft zonder de Nederlanders te kennen gemeend dat het volk niets zou durven als de groten verwijderd zouden zijn (Egmond en Hoorne bij voorbeeld): ‘nihil ausuram plebem principibus amotis’ (Tac. Ann. 1, 55, 2). Hij vraagt, de Nieuwmaren uit Parnas terug te mogen ontvangen nadat Baek er afschrift van gemaakt heeft, om er zijn gasten op te onthalen, en verzoekt de clavecimbelmuziek te sturen omdat Leonora te Muiden beter gelegenheid heeft om zich te oefenen dan te Amsterdam. |
|