De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 686]
| |
295 Aen me Joffre, Me Joffrouwe Tesselschae Visschers hujsvrouwe van Sr Allart Crombalgh, inde Sint Magdaleenen straet, tot Alkmaer.Lóónt.
1 Me Joffe,
2 Het schijnt dat de dochter, die wij UE zaeghen totGa naar eind2 3 Mujden hebben, UE zoo wel voeghde, dat mijneGa naar eind3 4 hujsvrouwe, kort beraedt goedt beraedt, haer daer naeGa naar eind4 5 zette, om binnen ontrent acht daeghen nae onze over- 6 koomste alhier, mij gelijke vrucht inde lujeren teGa naar eind6 7 schotelen: ende dat ick met het over winnen van 't sprae-Ga naar eind7 8 keloos kindt, mijne spraekelijkheit verlooren heb. Nu 9 komt (recht anders ging 't den zoon van Cresus) deGa naar eind9 10 blijschap ende snijt mijne pen vanden tongriem, om UEGa naar eind10 11 toe te roepen de goede maere van den H. Ridder Reael, 12 daer nu geen maer meer aen en is. Want zijne Ed.Ga naar eind12 13 Gestr. schrijft mij vanden 14en Feb wt Hamburgh 14 dat hij aldaer was aengekomen om een schip oft twee 15 van oorloghe te verbejden te zijner herwaertscoomste,Ga naar eind15 16 nochte der fortujne, bij dewelke hij in 't quaedeGa naar eind16 17 blaetjen schijnt te staen, ende onder 't getal vande 18 deughdsaeme die haeren haet verdienen, echter zooGa naar eind18 19 schoon een spel te geven. Zijne Ed. Gestr. verblijt 20 zich van eenmael, als wt de helle ontkomenGa naar eind20 21 te zijn: Regemque tremendumGa naar eind22
Nesciaque humanis precibus mitescere corda.
Den vreesselijken vorst, de zielen ongedwee,
met ooren altijds dicht voor menschelijke beê.
25 Ick weet dat UE de adren rijsen zullen, door dezeGa naar eind25 26 zijne verrijsenis. Voor mij, het verlangen dubbeltGa naar eind26 27 zijnen draf, ende veeght met den voerman heen, nu 'tGa naar eind27 28 de lucht vande stal zijner wenschen inden neus krijght; | |
[pagina 687]
| |
30 ende schiet tussen elken avont ende morghen, een geheeleGa naar eind30 31 maendt in. Ach dat mijne hoop maer geen schipbreuk 32 en lijde als zij in Tessel in zal zijn, ende dat onze ge-Ga naar eind32 33 beden die hem ten toppe van eeren opheffen, hem 34 maer voor ons niet wegh en werpen ende zoo diep inGa naar eind34 35 de bekommering van landtzaken, dat het ons jaren 36 hangelens koste, eer men eens kan hoek hebben aenGa naar eind36 37 een half wrtjen van zijn geselschap! Ik vertrouwGa naar eind37 38 een beter. Maer hoe dikwils blinddoekt ons de 39 onwetenheit van Midas, die 't aen kennis gebrak omGa naar eind39 40 zijn gebedt wel te bewoorden? Help bidden eevenwel 41 dat het schiprijkste ende strijdbaerste volk ter zee 42 aen eenen vroomen ammirael ende hooft metGa naar eind42 43 hart en harssen geraeke. En zoudt ghij niet? Ick heb 44 mijnen swaegher den wachtmeester wel voor UEGa naar eind44 45 broeder gebeden, die ick meene datmen maer watGa naar eind45 46 opden dujm zal kloppen, om ze zoo plat teGa naar eind46 47 maeken datse tot een stopsel in zijnen mondt zal 48 passen. Maer vierigher gebedt stort ick voor de 49 welvaert van UE ende UE beminden man met 50 Tetjen ende Tesselschae, die God altsaemen in eere 51 <ende> voorspoedt bewaere, nae de hartelijke groete ende 52 gebiedenissen van
53 Ujt Amsterdam, 54 den 7en Maerte. 1629. 54 UE 54 Verplichten dienstwen 55 P C Hóóft.
Hooft bericht Tesselschade, na een half jaar zwijgen, de geboorte van zijn dochter. Reael is vrijgelaten en wacht te Hamburg op oorlogsschepen die hem thuis zullen brengen. In de vreugde hierover mengt zich de vrees dat de vrienden Reael, door zijn gewichtige ambten, weinig zullen zien. Hooft heeft, blijkbaar op Tesselschades verzoek, een goed woord bij zijn zwager gedaan voor haar broer, die blijkbaar door onverstandig spreken in moeilijkheden is geraakt. |
|