De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 674]
| |
290 Aen den Ridder Hujghens.1 Mijn Here,
2 Het dierbaer dujrbaer winterooft van UEd. vernuft heb ick bevon-Ga naar eind2 3 den wel van beter geur als de meloenen van Rouwkoop, ende mij-Ga naar eind3 4 ne gasten daermede eene godlijke siere gedaen naerijverende t'uwerGa naar eind4 5 Ed. kosten, de grootdaedigheit des Koninx Philips van Macedo-Ga naar eind5 6 nien, dewelke onder anderen ten eeten hebbende den Arst Mene-Ga naar eind6 7 crates, zoo opgeblasen door waen van wetenschap om de doodt teGa naar eind7 8 verdrijven, dat hij zich Juppiter noemen deed, den zelven niet danGa naar eind8 9 brandende wierook ende lekkernij van reukwerk liet aenrechten.Ga naar eind9 10 Ende om den naesmaek te bet te voeden, heb UEd. frujten doenGa naar eind10 11 ujtschilderen, door een handt die zoo eersuchtigh scheen om mees-Ga naar eind11 12 ter Mierevelt ten minsten in lanksaem leveren van werk nae te 13 ijveren, als ick, om KoninkGa naar voetnoot* Philips niet toe te geven. Nu zend ickGa naar eind13 14 ze te rugge om te voldoen 't geen UEd. bedongen had, bekennendeGa naar eind14 15 met eenen dat zij mij hebben doen walghen niet tot braekens toe, 16 maer van mijne voorgaende braexels, ende de maegh zoo gesterkt,Ga naar eind16 17 dat ick hoop, zij en zal voor 't eerst niet lichtlijk ijets ujtwerpen, 'tGa naar eind17 18 geen mij beneeme den zoeten mondt, dien mij 't gewas van U Ed.Ga naar eind18 19 hof gemaekt heeft. De Nederlandsche Treurspelen vind ick intGa naar eind19 20 handelen zoo vol rouws en ramps, datze wel van noode hebben metGa naar eind20 21 diergelijk tussenspel, gelijk die van d'aeloutheit met schotsdicht, ge-Ga naar eind21 22 spekt te werden, om de versleghe geesten te verquikken: ende dankGa naar eind22 23 U Ed. voor 't geven van dien zeghen. Verplichten zalze mij evenGa naar eind23 24 zeer als U Ed. staet inden staet, verdiensten ende waerdij, om etlijke 25 bladstukken met de verwe derselve te hooghen, ende te doen ujt- 26 steken. Ook is mijn vertrouwen, dat U Ed. niet weenigh stofs tenGa naar eind26 27 behoeve van dit werk in tijdt ende wijle zal maghtigh zijn te ver-Ga naar eind27 28 schaffen zoo van bezondere omstandigheden mij onbewust als vanGa naar eind28 29 spieghelingen ende insichten die de omsichtighe schrijvers met on-Ga naar eind29 30 sichbaerht voor de duistere ooghen, klaerht voor de klaere, gewoon 31 zijn tot inslagh van hun geweef te gebrujken. Zulker vederen omGa naar eind31 32 mijne naektheit te kleden, beloof ick mij veele vanden H. Reael, dieGa naar eind32 33 wij hooren dat van den Kajsar vrij gegeven ende bescheit daer af 34 van den Heimelijken Raede verwachtende is. Dies wacht ick op 35 zijner Ed. koomen ende op het vinden Uwer Ed. bejde met ver-Ga naar eind35 36 langen God biddende den eenen ende den anderen met alle die hunGa naar eind36 | |
[pagina 675]
| |
37 lief zijn ende voor al me Vrouwe Hujghens, in eere ende voorspoet 38 altijt te bewaeren, nae wensch van
39 Amsterd. 29 Dec. 1628. 39 UEd. 40 gansdienstwen 41 P C Hóóft.
Hooft zendt de bij 289 ontvangen gedichten, met dank en lof, op Huygens' verzoek terug. Hij heeft ze zijn gasten laten lezen, en laten afschrijven, wat lang geduurd heeft. Tussen de rampen van de vaderlandse geschiedenis, waar zijn geest mee bezig is, waren ze zoals Huygens had gehoopt, een welkome afleiding. Hooft zal niet kunnen nalaten, Huygens en zijn betekenis op eervolle wijze in de Nederlandsche Historiën te vermelden en hoopt voor dat werk gegevens en beschouwingen van hem te zullen krijgen. Hij hoopt hetzelfde van Reael, die door de keizer vrijgelaten zou zijn. |
|