De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 671]
| |
289 (C. Huygens aan P.C. Hooft.)1 Mijn Heer:
2 Dewijl ons Paeschen noch niet in 'tland en is, deel ick U.E.Ga naar eind2 3 van mijne onrijpe Vijgen een handvoll. All over een weke oft 4 twee zijnse van mijn groen verstand afgepluckt geweest, 5 maer zedert soo onder den mann vervoert, datse nu ontrentGa naar eind5 6 mispelen geworden zijn. Soo platt, nochtans hebbense U.E.Ga naar eind6 7 niet willen onthouden wesen, die wel gewoon is 8 op sulcke drooghe gasterijen van mij geroepen te werden.Ga naar eind8 9 Sij moghen ten minsten dienen om U.E. te doen walghen, 10 ende soo wat uijt te werpen, daer een deel vande wereldGa naar eind10 11 naer grabbele, gelijck nu de meeste hoop in 't SpaenscheGa naar eind11 12 Silver hoopt te doen. Noch ijet gaet 'er neffens inGa naar eind12 13 Fransch, dat mij geverght is gewerden door ende voor den 14 Oversten Smelzing, die de Coninginne van BohemenGa naar eind14 15 (hem seer toegedaen) speelsgewijze haren Lacquaij noemt.Ga naar eind15 16 Tegen mijn' geneghentheden aenvaerde ick eens andermansGa naar eind16 17 woord te doen; sonderling in Rijm; hier hebb ick hetGa naar eind17 18 niet konnen ontleggen; ende den hoeck teboven zijnde, ('twelckGa naar eind18 19 mij schaers een ure bedenckens koste) hebb soo redelickenGa naar eind19 20 gevallen in 'tgevall gehadt, dat ickhet U.E. mede 21 neffens de rest hebb derven overdringen. Het maghGa naar eind21 22 dan oock voor eenen kluchtighen interim dienen tuschen eenGa naar eind22 23 vande Acten vande Nederlandsche Tragedien, daer ick gaernGa naar eind23 24 hoore U.E. sich ernstelick in wiggelt. God seghene zoo 25 goeden voornemen, ende bewaere 'r U.E. toe in soo veel gesonthtsGa naar eind25 26 als hertel wenscht 27 Mijn Heer
28 Hage, den 9en 10b 1628. 29 U.E. 29 ganschdienstwe 30 CHuygens.
31 De tijdingen vanden He Reael voldoen mijn wenschen scherp:Ga naar eind31 32 Waer U.E. dunckt dat ick een vijltjen tot sijn verlossinge uijtGa naar eind32 33 die ongerechtige banden soude konnen bij brenghen, Ick 34 versoecke vrundlick daerin niet gespaert te werden. AenGa naar eind34 | |
[pagina 672]
| |
35 sijn' wederkomste mochten wij ruijm het retour van een 36 vijfde Galioen rekenen. Maer sijn' waerde is de swaersteGa naar eind36 37 van sijne boeijen.
Huygens zendt Hooft verzen, en laat zich over hun waarde op de gebruikelijke wijze overbescheiden uit. Hij hoopt dat ze Hooft tot het schrijven van betere zullen prikkelen. Tegen zijn zin heeft hij, om de koningin van Bohemen een genoegen te doen, verzen geschreven op bestelling, die hem tenslotte voldoende bevielen om ze ook in te sluiten. Hooft moge ze als kluchtige afwisseling bij het schrijven der Nederlandsche Historiën beschouwen. |
|