De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 653]
| |
278 Aende HH. vande Reke, in Hollandt,1 Ede etc.
2 Op de reqe van Abel Mathijsz. Burgh cum socijs tenderende om 3 te annexeren de Hooghe jurisdictie aen de ambachtsheerlijkh hun 4 bij octroij reede ingewillight heb ick in voldoeninge van UEd. Mo. 5 apostille te moveren twee consideratien. D'eene is dat d'ouwdeGa naar eind5 6 lantgenoten aen 't['t] Bijdelmeer zijnde in possessie van te exerce-Ga naar eind6 7 ren Hooghe Jurisdictie, door 't separeren van de hujsen, die binnenGa naar eind7 8 den dijk getoghen zijn, zoo kleen van getale zullen werden, dat zij 9 viellicht niet en zullen konnen furneren zoo veele capable persoo-Ga naar eind9 10 nen als tot het spannen hunner banke zijn vereischt. 'T welk niette-Ga naar eind10 11 min kan geremedieert worden met het transporteren vande voors 12 hujsen, bujten den voors dijk, ofte met het gerecht van 't Bijdel- 13 meer te smelten in 't ressort van Weespercarspel. D'andere tou- 14 cheert den eedt die ick gedaen heb aen handen van UEd. Mo. ach-Ga naar eind14 15 tervolghends Commissie vande Groot Mo. HH Staeten om te ad-Ga naar eind15 16 ministreren het Castelainschap van Mujden ende Baljuwschap van 17 Goeijlandt, waer inne ick bij afzonderinge van dit gedeelte zoude 18 komen te defailleren. Edoch kan deze difficultejt lichtelijk werden 19 geamoveert bij dispensatie van Hunne Groot Mo. voor zoo veel dit 20 deel van mijn ressort belangt, dewelke ick in cas van separatie UEd. 21 Mo. wel ootmoedelijk bidde mij te doen hebben. Voor de reste kan 22 wel oordelen dat de conjunctie van hooghe middele ende laegheGa naar eind22 23 jurisdictie in 't nieuwbedijkt Bijdelmeer veele disputen verhoeden 24 ende de beste orden introduceren zal. Zulx ick om mijn particulierGa naar eind24 25 interes niet zoude konnen goedt vinden t'interinement der voors 26 reqe te dissuaderen aen UEd. Mo., dewelkeGa naar eind26 27 Ede etc. God almaghtigh in geluksalighe regeringe altijts behoede 28 ende in haere goede gratie
29 In Amsterdam, 16 30 Decemb. a 1627. 30 Uwer Ed. Mo. 31 Onderdanen dienstwen 32 P C Hóóft. | |
[pagina 654]
| |
De bedijkers van het Bijdel- of Bijlmermeer hebben over het drooggelegde gebied de ambachtsheerlijkheid van de Grafelijkheid verworven. Deze impliceert de lage jurisdictie, d.w.z. de rechtsmacht (uitgeoefend door een door de ambachtsheer aangestelde schout) in civiele en boetstraffelijke zaken. Bij dit recht hebben de bedijkers nu de hoge jurisdictie gevraagd: deze omvat de criminele en lijfstraffelijke zaken, de rechtsmacht wordt uitgeoefend door een baljuw. Hooft, om advies gevraagd door de Rekenkamer, geeft twee dingen in overweging: doordat de dijk tien huizen van het gehucht de Bijlmer heeft afgesneden, blijven er buitendijks te weinig inwoners over om de hoge vierschaar te spannen. Men kon nu òf de tien huizen afbreken en buiten de dijk opbouwen, òf ze onder de nieuwe ambachtsheerlijkheid Bijlmer laten en de buiten de dijk liggende huizen opnemen in Weesperkarspel. Hooft's ambtsgebied zou dan dus met een stuk (de tien huizen) verkleind worden, maar hij legt zich daarbij neer als de Staten hem de nodige dispensatie willen verlenen. Vgl. 342. |
|