De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 587]
| |
248 Edele, erentfeste, achtbaere Here Mijn Here Pieter Hooft Drossaet tot Muijden.(Hooft: Vlissingen. 17, Amsterdam, 28 Novemb. 1626.)
1 Edele, erentfeste, achtbaere Here
2 Ick hebbe uwer Edt voor desen uijt Middelbourgh geschrev[-] 3 hoe dat ick aldaer mijn here Beaumont aen ghetreft hebbend[-] 4 den selven aenghedient hadde mijn ooghmerck op het ghesantschapGa naar eind4 5 nae Venetien, ende hoe ick sijne E t'mijwaerts gheneghen ghevon- 6 d[-] hadde; alles in t'breet. Derhalven het selve alhier laete te ver-Ga naar eind6 7 halen vermits ick niet en twijffele ofte Uwer E. es de selve ter han 8 [-] ghecomen, door dien mijn broeder mij schrijft drie ofte vierGa naar eind8 9 vanden m[-]nen becomen te hebben aen den welcken oock d'uweGa naar eind9 10 besloten gingh. Nu es andermael mijn versoeck, dat uwe in mijn 11 affwesen een weijnich sijn ooren te werck will legghen omme te 12 vernemen watter omme ghaet, dat Uwe E bij niemant beter als 13 desen persoon sal konnen verrichten. Ende soo haest Uwe EGa naar eind13 14 oordeelt dat de saecke rijp sij, ende in mijn affwesen affloopen wilde,Ga naar eind14 15 datelijcken alles te doen, bij, ende met goede vrunden, dat Uwer E 16 raedsaemt sal moghen schijnen tot mijnen voordeel. Ick hebbeGa naar eind16-20 17 beijde de broeders ghesproocken van t'gene uwe E mij t'Amsterdam 18 sijnde belaste dien inden Haghe aen te dienen. Sij vinden uwer EGa naar eind18 19 voorslagh beijde goedt ende raedsaem: maer evenwel dunckt mij 20 dat sij't wat vierigher behartighen mosten. Ick hope evenwel datse 21 achtervolgend[.] uwen raedt, daer wat in arbeijden sullen. IckGa naar eind21 22 legghe hier nu om marghen met lieff t'seijl te ghaen. Dat deGa naar eind22 23 Ammirael het schip Thetys bij hem heeft behouden heft de saeckeGa naar eind23 24 hier vele verachtert. Want alsoo ick op Ellaert Thomassen mosteGa naar eind24 25 ghaen, heeft de selve sijn schip verstuwen moeten, ende mijne 26 provisien mede inne nemen met noch 6 metalen stucken die ick teGa naar eind26 27 boort legghe. Dit sammelen es oorsaecke gheweest, dat ickGa naar eind27 28 wederomme nae de custe van Vlaenderen moet: Want Haer Hog. 29 Mog. verstaen hebbende, dat ick noch hier was ende de vijandt vanGa naar eind29 30 sins om met enighe schepen uijt te comen hebben mij belast, mij 31 met mijne schepen voor enighe daeghen op de custe te houden, 32 ende dan te volghen mijne instructie, sonder den tijt gelimiteert teGa naar eind32 | |
[pagina 588]
| |
33 hebben. Heeft de Heer Ammirael nu die caprice in t'hooft om mij 34 daer te houden, salder een maendt ofte twee van onsse victualie, 35 emmers op sommighe schepen, geconsumeert sijn eer wij in zeeGa naar eind35 36 konnen gheraecken. Ich gheve een ijder te bedencken wat ick met 37 vier maenden victualies in de Spaensche zee sal konnen verrichten, 38 ende God weet wanneer wij noch uijt Enghelandt gheraecken. IckGa naar eind38 39 hebbe aen Haer Hog. Mog. hierop gheschreven ende sal deGa naar eind39 40 uijtkomste verwachten. Groet mij alle oude bekende vrunden, ende 41 kennt ghij maeckt mij enighe nieuwen aen, ende blijftGa naar eind41 42 Hiermede 43 Mijn Here den Almogende bevolen, ende hartelijcken gegroet van
44 Uijt Vlissinghen 45 desen 17 Nov. 1626. 44 Uwer Edt verplichte vrundt 45 ende bereijde dienaer 46 Laurens Reael.
Reael herhaalt zijn verzoek aan Hooft, waakzaam te blijven in zake zijn benoeming tot ambassadeur te Venetië, en beveelt hem aan, zich in verbinding te blijven stellen met Simon van Beaumont. Hij spreekt in bedekte termen over het voorstel dat Hooft hem verzocht heeft aan iemand in Den Haag over te brengen. - Hij beklaagt zich over het oponthoud dat het vertrek van zijn vloot ondervindt, en wijt dit aan de admiraal, Willem van Nassau - La Lecq. |
|