De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 579]
| |
245 Edele, erentfeste Here Mijn Here Pieter Hooft Drossaet tot Muijden.(Hooft: Middelburgh j Amsterd. 8 Novemb. 1626)
1 Edele erenfeste, achtbaere wijse voorsienighe Here.
2 Mijn Here. Terwijle ick alhier nae de schepen leggheGa naar eind2 3 te wachten, soo es mij het geluck voorghekomen, dat ik denGa naar eind3 4 persoon van mijn Here Beaumondt alhier hebbe aengetreft,Ga naar eind4 5 ende ben expresselijcken gheghaen daer hij ghelogeert was, om- 6 me sijner E te begroeten, ende met enen te ondecken mijn 7 oogmerck ende wit op de bedieninghe tot Venetien. SijneGa naar eind7 8 E thoonden hem seer verblijt te sijn, dat ick der selve soo o- 9 penhartich mijnen aenlegh mededeijlde, belovende mij daerGa naar eind9 10 thoe alle hulp; jae soo verre, dat inghevalle die vanGa naar eind10 11 Hollt wat te vies waeren, ende op mijne nominatie nietGa naar eind11 12 souden willen ghaen, dat hij palm in 't vier wilde legghenGa naar eind12 13 bij andere Provintien tot mijnen voordeel. Ick onderstondGa naar eind13 14 eerst off die van Zelandt oock iemandt hadden, die sij op 15 de baene wilden brenghen: maer sijne E verclaerde wel 16 datter voor desen, inde generaliteijt was voorgheslaeghenGa naar eind16 17 om omme te sien nae een bequaem persoon, maer dat sijns we- 18 tens niemandt noch verschenen en was. Ende inclineerdeGa naar eind18 19 daer thoe, datmen in allen gheval uyt de negotierende pro-Ga naar eind19 20 vincien iemant aldaer behoorde te hebben. Hij vraechde 21 mij oock off ick sijne Exe hierover hadde aengesprooc- 22 ken: seijde hem jae, ende wel besonder van dese saecke, 23 dat hem seer greijde ende belooffde soo haest hij bij deselveGa naar eind23 24 quam, daer van te spreecken: In somma thoonde seer 25 hartelijcken t' mijwaerts gheneghen te sijn. Hij meende oock 26 datter niemandt thoe geemploijeert soude werden, als, dieGa naar eind26 27 gheen groot huijsghesin, ende sleep met hem behoeffde te vuijren.Ga naar eind27 28 Doch mij vraegende hoelanghe ick wel uijt soude blij- 29 ven, ende verstaende van ses, ofte seven maenden, maeckte daerGa naar eind29 30 inne swaericheijt, vresende dat het ondertusschen wel affGa naar eind30 31 loopen, ende mijn affwesen mij alsoo schaedelijck mogt sijn. 32 Hierop verclaerde ick sijner E hoe dat ick tot Amsterdam 33 meende te staen, ende dat ick verscheijdene goede vrunden opGa naar eind33 34 de wachte ghestelt hadde, maer principaelijcken Uwe Edt. | |
[pagina 580]
| |
35 Badt hem derhalven dat hij derselve niets wilde verho- 36 len houden dat hier thoe dienstich mocht wesen, op dat uwe Edt 37 daer naer sijn aenlegh mocht rechten. Sulcks hij mijGa naar eind37 38 belooffde. Bidde uwe Edt dies halven vrundelijcken soo veleGa naar eind38 39 te doen, ende vernemen bij den vernn Here, hoe de saecken sich 40 thoedraeghen; maer principalijcken hoe sijne Exe mijwaerts ghene- 41 ghen es, ende bevindende de selve ten besten bewoghen, daer medeGa naar eind41 42 profijt te doen. Want sonder twijfel het selve der saecke een 43 groot ghewichte thoe brenghen sal, als die van Amsterdam trachten- 44 de iemandt uijt den haeren te hebben met een persoon voorcomen 45 daer op sij ten regarde van sijne Exe vast ghaen. Ick hebbeGa naar eind45 46 Warnar Ernst van Bassen, als ick hem Adieu seijde oockGa naar eind46 47 van dese saecke ghesproocken, ende uijterlijcken bevonden evensooGa naar eind47 48 sere als oijt te voren tot mijn voortsetten gheneghen te wesen. DatGa naar eind48 49 dese persoon, als het tijdt sal sijn door iemandt, die bij hem watGa naar eind49 50 ghelooffs heeft, werde aenghegaen. Burgemeester Oetjens salGa naar eind50 51 ick in t'besonder met een brieffken aenmanen. In somma ick 52 mene hier thoe mijne uijterste beste te doen; Want hetGa naar eind52 53 selve wechdraegende sal mij te vreden houden het wit mijnderGa naar eind53 54 begheerten ghetreft te hebben, ende hael ick een blaeutjen, het sal 55 mede een krachtich argument wesen om mij voortaen vanGa naar eind55 56 dese lastighe, gevaerlijcke, ende mij schadelijcke bedienin-Ga naar eind56 57 ghe te verschoonen. Ick vertrouwe dat uwe Edt ghene 58 naerstich tot mijnen voordeel sal spaeren. Ende inghevalle 59 het noodich was, dat uwe Edt hierover soude moeten reijsen sal 60 ick der selve de verschotene onkosten gaerne betaelen, ende over 61 de aenghenomene moeijte altijt danckbaer sijn. Hier en esGa naar eind61 62 sonderlingh niet nieuws, als vanden mislucten aenslagh opGa naar eind62 63 Sluijs, daer van ghij t'Amsterdam volcomen bescheijt hebt. 64 Mijne schepen sijn tot noch thoe besich gheweest met schoon 65 maecken, ende victualie over te haelen, de resterende sullen met ditGa naar eind65 66 springh claer raecken om in zee te loopen. De twee van Z.HollandtGa naar eind66 67 sijn al in Wicht. Het schip de Thetys vrese ick sal de Am-Ga naar eind67 68 mirael van Nassau bij hem houden, ende sal alsoo een minder 69 hebben. Capn Hollaert vrese ick sal mede niet konnen ghereet sijn.Ga naar eind69 70 Hoe het ghaet, ick ghaeder op af, ende wil hier mede 71 Mijn Here, Uwe Edt bevelen inden schut des Alderhoochstes, ende 72 mij selve in uwer Edt goede gheneghenth
74 Uijt Middelborgh 75 den 1 Novemb 1626. 76 Groet de vrunden 75 Uwer Edt verplichte vrund, ende 76 dienaer 77 Laurens Reael. | |
[pagina 581]
| |
Laurens Reael (vgl. 192 en 248) die zich gereed maakt om, na de mislukte aanslag op Cadiz in het vorige jaar opnieuw onder opperbevel van graaf Willem van Nassau en in samenwerking met de Engelse vloot naar de Spaanse wateren te vertrekken, spoort Hooft aan om moeite te blijven doen voor zijn benoeming tot gezant van de Staten-Generaal te Venetië. Hij heeft de pensionaris van Middelburg, Simon van Beaumont, ontmoet, die hem zijn steun heeft toegezegd. Hij noemt enige personen wier hulp hij van belang acht. Hij schrijft enige bijzonderheden over de toebereidselen van het zee kiezen van zijn schepen. Zie over deze expeditie en die van 1625 H. Winkel-Rauws, Nederlandsch-Engelsche samenwerking in de Spaansche wateren 1625-1627. Amsterdam 1946. |
|