De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 552]
| |
232 Aanden Ed: erentvesten, Hoog geleerden wijsen, voorsienigen Seer bescheijden Heer, M'en Heer, Pieter Hoofd, Dros van Goijland, op 't Slott te Muijenbriefloon -
1 Mijn Heer;
2 Gelijk wij met droefheijd verstaan hadden de doodGa naar eind2 3 van Uwer Ed: eerwaerdigen Vader, die de Stad endeGa naar eind3 4 den Vaderlande so waerdig was: so hebben wijGa naar eind4 5 wederom met vruegd gesien het lofwaerdig 6 werk, so lang verwacht van veele, die uwe Ed: 7 ende de geleerdheijd beminnen. Ik hadde wel 8 gewenzt, dat mijn vaersjen waerdig hadde 9 geweest, om tot eere van uwer Ed: eerwaerdigen 10 Vader sa: te strecken, maar gel het rauwelickGa naar eind10 11 ontworpen is, so vrees ik grootelicks, datter wel 12 iet rauws in mag staan, tgeen nader ingesienGa naar eind12 13 soude hebben konnen [...]schaafd worden. Also ik 14 Monsr Blaauw de kladde hebbe mede<ge>geven,Ga naar eind14 15 ende nu niet en wete watter gesteld is, anders,Ga naar eind15 16 als een goed hert, twelk genegen is Uwer Ed: 17 ende den sijnen dienst te doen naar vermogen. Met 18 dese versekeringe, ende versegelinge will ik desen 19 eijndigen, en na onse seerdienstige gebiedenisse 20 aan uwe Ed: ende m'en Heer Klouk met sijner Ed:Ga naar eind20 21 huijsvre ende alle de goede bekende aldaar, de 22 selve ende insonderheijd Uwe E, 23 Mijn Heer, Gode in genade, ende mij in Uwer Ed:, 24 ende derselver goede gunste bevelen. In Leyden desen 25 18en Lentemaand.
26 Ga naar margenoot+ Uwer Ed: seerdienstwillige 27 Antonis de Hubert 1626 | |
[pagina 553]
| |
Mr. Anthonis de Hu(y)bert, geb. 1583, advocaat, raad van Zierikzee 1612-1622, woonde daarna een jaar te Amsterdam, in welke tijd hij met Hooft, Vondel en Reael besprekingen voerde over spelling en spraakkunst van het Nederlands. Hij liet aan zijn Psalmen des Propheeten Davids (Leiden 1624) een ‘Noordige Waarschouwinge’ voorafgaan die zijn standpunt samenvatte, vgl. GNS). De Hubert bedankt Hooft voor het van hem ontvangen exemplaar van Henrik de Gróte en schrijft over verzen waarmee hij Hooft's vader eert en waarvan hij het klad aan de drukker Blaeu heeft gegeven. |
|