vertaling
Aantekening
Deze korte brief waarin Hooft aan een vrouw de Baeto aanbiedt, is een voorbeeld van briefschrijfkunst en tegelijk van dichterlijkheid. De schrijver begint met een bijzin, waarin hij zegt, dat hij door zijn a.s. vertrek in de onmogelijkheid verkeert, het werk persoonlijk te overhandigen, maar door een zeer eenvoudige kunstgreep maakt hij de zin van prozaïsch - briljant. Hij geeft de schuld aan het lot, dat hem de vreugde misgunt en dus ontzegt, de vrouw aan wie hij schrijft, te kunnen ontmoeten. Op de eerste zin volgen twee andere, evenwijdig lopende, die zich aan het eind van de volzin verbinden, de ene zegt wat er van hem uitgaat, de andere wat van de vrouw naar hem toekomt. Het woord dat in de Italiaanse literaire traditie de zielsgesteldheid van de verliefde tegenover de geliefde vrouw kenmerkt, is ‘servitù’; in de evenwijdig lopende zin wordt de verhouding vrouwdichter weergegeven door ‘gentilezza del cuore’; het woord ‘gentile’ omvatte sedert de Dolce Stil Nuovo alle deugden die de dichter in de vrouw verenigd zag, deugden die edel waren en edel maakten. De woorden die dit eerste gedeelte dragen en tevens voortstuwen zijn sorte, dovere, servitù, gentilezza, offerta, waarin de dichter door een volmaakt geleidelijke aaneenschakeling overgaat van het algemene naar het persoonlijke.
In het tweede deel van de brief geeft hij een persoonlijker gerichtheid aan zijn woord door zich te identificeren met de ‘arme vorst’, Baeto. De vrouw wordt verheven en wel zonder dat het naar vleierij zweemt; er ontstaat een voortdurende afwisseling tussen het hoge niveau waarop de vrouw geplaatst is en dat waar de dichter zichzelf plaatst. De brief culmineert in de laatste zin waarin tegenover de ellende en de ballingschap gesteld wordt de volheid van glorie en geluk, die voortvloeit uit het nederkijken van de vrouw. Er overheerst in de brief een lichte muzikaliteit, als een zucht. Dissonanten komen zeer zelden voor, en de nadruk valt bijna altijd op dezelfde klinkers, vooral op de e in de eerste en de a in de tweede helft. Het mag misschien overdreven schijnen, maar ze geven een toon van droefheid aan het eerste gedeelte, een van melancholie aan het tweede. Het laatste gedeelte van de eerste zin is, in al zijn eenvoud, in dit opzicht een meesterstukje: ‘l'offerta della detta Tragedia per mezzo della presente’.
De tweede helft is van een wat bewogener muzikaliteit. De a die vooral afwisselt met de e, (culminerend in het woord ‘verso’) overheerst en sluit, na de onderbreking door de o in ‘colmo’ en ‘gloria’, de zin af met ‘felicità,’ geluk.
Behalve een bewuste keuze van de klinkers schept Hooft ook een harmonisch crescendo door een volmaakte opeenvolging van consonanten. De v overheerst in de hele tekst en wisselt als grondtoon af met de t en de p. Het belang van die klankkleur is duidelijk als men bedenkt dat de v, t en p culmineren in de woorden ‘verso, vantarsi, povero, principe, incontrato.’
Stelt men naast de analyse van het muzikale aspect die van de betekenisaspecten, dan onthullen zich twee tegengestelde themata: dat van de onbereikbaarheid, materieel en spiritueel, van de geliefde vrouw (‘povero principe, esilio, il rilevato vostro ingegno si degnera dalle volte’) die de droefgeestigheid veroorzaakt (de e en a overheersen) en dat van de begeerde maar bijna niet gehoopte vreugde, met de plotselinge klankverandering in de woorden ‘il colmo della gloria et felicità’.
De gehele brief wordt verbonden door één grondgedachte: het vertrek van de dichter weerspiegelt de verbanning van de ‘arme vorst’, met een onmiskenbare identificatie van de dichter met zijn personage. De brief schijnt te zijn geschreven