De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 519]
| |
219 Aen den H.F. de Vrije Raed gecomm.1 Mijn Heere,
2 De bij gevoeghde is tot antwoord op een missive der Ed. Mo. HH 3 Gecommitteerde raeden, in date den ijen deser, zoo schor van stijl,Ga naar eind3 4 dat mij des verwondert ten insicht vande onsekerheit waer in haereGa naar eind4 5 Ed. Mo. staen noopende de sake ende circumstantien daer in ge- 6 roert. Het schijnt dat ijemant, dien 't God vergeeve, mij een quaedGa naar eind6 7 officie bij haere Ed. Mo. heeft getracht te doen ende t' insimulerenGa naar eind7 8 van conniventie oft negligentie over seker crimen raptus: waer van 9 mij nocht wil nocht werk sulx gebleeken is dat ick der Justitie mee-Ga naar eind9 10 ne meer rigeurs schuldigh te zijn dan daer in gebrujkt wort. Ick ge-Ga naar eind10 11 draeghe mij tot d'informatien ende send 'er copie af over. Maer in 12 gelijke occasie wil UE gebeden hebben, gelieve haere Ed. Mo. teGa naar eind12 13 versekeren dat mijn debvojr mij bet ter harten gaet als den geenen 14 die mij van achteren ende met calomnien aggresseren: ende GodGa naar eind14 15 almaghtigh, 16 Mijn Heere 17 dat hij UE in eere ende voorspoedt bewaere, thaerwaerts dienstelijk 18 gebiedende
19 Vanden Hujse te Mujden, 20 den vjen Aug. 1625. 20 UE 21 Geheeldienstwillighen 22 P C Hóóft.
Hooft laat de officiële brief 218 vergezeld gaan van een persoonlijke aan een van de Gecommitteerde Raden, hetzij omdat hij die kent, hetzij alleen omdat die als secretaris fungeert. Hij toont zich gepikeerd over de informatie naar het crimen raptus, die twijfel aan zijn ambtsijver verraadt, en waarvan de barse toon hem verbaast, omdat G.R. immers geen kennis van de zaak hebben. |
|