De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 513]
| |
216a Aen Pieter Hooft, Bailliu vanden Lande van Goijlandt.1 Eersame &c
2 Jan Engel ende consorten, geimpetreert hebbende octroij tot een 3 goet gedeelte vanden Vullingen ende onlanden, gelegen achterGa naar eind3 4 Anckeveen, Cortehouff ende daer ontrent in Goijlandt, omme 5 dselve tot culture te brengen tot soodanige limiten, als sijluijdenGa naar eind5 6 mette Heeren Commissarissen, tot dien fijne gecommitteert, sou-Ga naar eind6 7 den, connen verstaen, hebben ons vertoont, dat sij beducht sijn, dat 8 de inwoonders van Goijlant voors ijet souden mogen attenteren totGa naar eind8 9 naedeel van haer voors Octroij. Versouckende, dat wij alsulcke 10 ordre willen stellen, dat sulcx geweert ende voorgecomen soude 11 mogen worden. Ende alsoo onse meijninge is, dat dvoors geoctroi- 12 jeerde, het effect van haeren octroije sullen genijeten, Dient dese, 13 omme te begeeren, dat Ul. opt gene voors is acht sullen nemen 14 dvoors geoctroijeerde de hant te bieden, ende jegens alle desordre 15 voorsien, Sulcx dat de selve buijten clachte mogen worden gestelt,Ga naar eind15 16 Waer toe wij ons sullen verlaeten.
17 Haege den xxvien Junij. 1625.
Jan Ingel (vgl. 312) c.s. hebben van de Staten van Holland octrooi verworven om een stuk wildernis van ca. 500 ha is het Westen van Gooiland te ontginnen. De Gooilanders nemen tegen die ontginning een vijandige houding aan: de grond behoort weliswaar aan de Grafelijkheid van Holland, maar het gebruiksrecht komt de bevolking (Stad en Lande van Gooiland, de erfgooiers) toe. Er volgen tien jaren van strijd, niet zonder concessies van de kant van de Staten, over hetgeen dan als ‘s-Gravenland’ verkaveld wordt (vgl. 635). Zie A.C.J. de Vrankrijker, Stad en Lande van Gooiland blz. 29 v. |