De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 499]
| |
209 Mijn Heere [-] Heere P.C. Hooft, Drossart van Muijden &c Tot Amsteldam.Te bevragen ten huyze van Joffw Hasselaer over 't Stadhuijs. PGa naar eind*
(Hooft: Haeghe 30 octob. Amsterd. j Novemb. 1624.)
1 Mijn Heer:
2 De krachtige begeerten van eenighe mijner Vrienden, die mij hetGa naar eind2 3 ongelijck doen van een lijdelik gevoelen van mijne geringhe 4 wetenschap in de rijm-konst te voeden, hebben mij, naer langGa naar eind4 5 wanckelen, soo laegh doen vallen, dat ick endelick een vergaderinghGa naar eind5 6 van oude ende niewe rammelingh aen de dagh gae stellen. Bij deseGa naar eind6 7 gelegentheit is mij in sin geschoten dat mogelick mijn Leser, naerGa naar eind7 8 soo veel ongesouten spijse, met ijet pittighers vermaeckt soude 9 mogen worden, ende ick daerom mijn werck besluijten met deGa naar eind9 10 onderlinghe redenen ende verantwoordingen die wel eer tusschenGa naar eind10 11 U.E. ende mij in geschrifte gegaen zijn, roerende de maet vandeGa naar eind11 12 Nederlandsche dichten. Dan ick onthoude mij geerne van 't ghene 13 mij maer ten halven, ende mijne Vrienden ter bester helft toekomt.Ga naar eind13 14 Wilde U.E. daerom vriendlick versocht hebben sijn wel oftGa naar eind14 15 qualick gevallen mij daerover ten spoedichsten te willen doen 16 verstaen, die mijnenthalven niet noode sien en soude dat ijemandGa naar eind16 17 verstandighs op desen eersten voet die sake wat dieper ondertastenGa naar eind17 18 wilde, ende daertoe bereet ben mijne onervarene beghinsselen teGa naar eind18 19 avonturen. 'Tis waer dat mijne Druckers onnaer soo verre nietGa naar eind19 20 gevoordert en zijn, dan dewijle sij geerne de gissingen van haerGa naar eind20 21 Pampier voor uijt maken, worde ick gedwongen bijnaer mijne 22 regelen aen te tellen, ende U.E. alsnoch gebeden mij datelick metGa naar eind22 23 sijne antwoord te willen vereeren, sullende deselve, hoedanigh sijGa naar eind23 24 uijtvalle, ten aengenaemsten duijden ende daervoor blijven 25 Mijn Heer; 26 U.E. diens<t>willigste 27 Vriend 28 CHuygens. 27 's Gravenhage, 28 desen 30en 8b 1624 gansch haestich. | |
[pagina 500]
| |
Huygens verzoekt Hooft, de tussen hen gewisselde schriftelijke betogen over de versmaat (zie de Bijlage) in zijn Otia te mogen opnemen. Hij zou daardoor wel een verdergaand onderzoek door een deskundige willen uitlokken. |
|