De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 422]
| |
171 Aen den H.A. Bruining.1 Mijn Heere
2 D'eerste kennisse van UEd. wederkeeren van haere legatie heb ick 3 wt haer schrijven mij den 20 lestleden ter handt gesteldt, becomen. 4 Welcke onwetenheidt veroorsaekt door mijn resideren tot Mujden 5 mij heeft doen manqueren aen bewijs van danckbaerheidt over 'tGa naar eind5 6 geene door UEd. bij den H. van Schoonewalle, in mijn faveur isGa naar eind6 7 bearbejdt. Want al ist dat ick tot noch toe wt schrijven van mijn 8 neeve Willem Hóóft niet dan verwittigh[-] ben van beloften desGa naar eind8 9 voors Heeren van met den interes te voldoen: ende over sulx nietGa naar eind9 10 weenigh beducht dat naer UEd. vertreck, het toeseggen van betael- 11 linge sijn Ed. gemoedt niet bet en sal impelleren tot het effect, alsGa naar eind11 12 zijne obligatie selve penael wesende voorheenen en heeft gedaen;Ga naar eind12 13 soo ben nochtans de geene die weet te consider<er>en onreden teGa naar eind13 14 zijn dat de meriten van UEd. goede geneghenheidt ende studieuseGa naar eind14 15 moejte te desen aengewent souden blijven gefrustreert van recog-Ga naar eind15 16 nitie, al[,]waer 't oock dat zij bleeven gedestitueert van succes: endeGa naar eind16 17 bidde in regard van dien UEd. gelieve t'aenvaerden de 30 goudenGa naar eind17 18 rijders hier bij gaende tot arre van een danckbaer harte, 't welckGa naar eind18 19 Mijn Heere UEd. alle gelucksaligheidt van Gode toewenscht ende 20 sich selven 't geluck van in meerder occasie te moghen betoonen 21 hoe zeere zij
22 Amsterd. 27 Maj. 1621. 22 UEd. 23 gansgheneghen dienstwil[-] 24 P C Hóóft.
A. Bruijningh heeft van Caron de belofte verkregen dat hij zijn verplichtingen jegens Hooft zal nakomen. Weliswaar vreest deze dat de belofte ijdel zal blijken, maar hij weet Bruijningh's poging te waarderen afgezien van het resultaat en zendt hem uit dankbaarheid dertig gouden rijders. Vgl. 135, 169, 190. |
|