De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 364]
| |
143 Aen mijn Procureur Dirck Booth.1 Monsr Booth
2 Inden voorjaere a 1618 is tot Weesp seker bedaeght jongman vanGa naar eind2 3 goede hujsmans middelen genaemt Gijsbert Corssen ontrent eenGa naar eind3 4 jaer gedient hebbende voor bouwknecht bij een jonge weduweGa naar eind4 5 genaemt Grietjen Willems dr van haer sijn vrouw aen rechte ge-Ga naar eind5 6 eischt ende beclaeght dat hij haer tegens danck ende wille ontdrae-Ga naar eind6 7 ghen had de somme van vierhondert guldens. 8 Daer op heb ick de voors weduwe mitsgaeders haer dienstmaeght 9 gëexamineert die bejde bij eede verclaerden hoe zij hem een saxken 10 met vijfhondert guldens aen geldt in handen had gestelt met last 11 dat hij soude daer wt tellen hondert guldens voor sijn verdiende 12 hujre, ende een vereeringe alsoo zij de brujdt was ende haer deGa naar eind12 13 resterende 400 g. restitueren. Maer dat hij de geheele somme tegens 14 haeren danck behouden had ende haer ontdraeghen. 15 Hij daertegens gehoort, ende bij mij gëexamineert zijnde verclaerde 16 de voors. penningen ontfangen te hebben tot wtkoop van trouw-Ga naar eind16 17 belofte tusschen hem ende haer gepasseert op de welcke hij bij haerGa naar eind17 18 oock had geslaepen. 19 'T proces om de penningen is blijven steecken ende ick onderrechtGa naar eind19 20 dat parthjen met elckander waeren geaccordeert op conditie dat hij 21 't geldt ten deel soude restitueren twelck hij evenwel niet en deede 22 ende zij gedooghde. Waer wt staende te presumeren datse bejdeGa naar eind22 23 onklaer waeren, wesende bujten apparentie dat zij vrij sijnde van 'tGa naar eind23 24 bijslaepen soude accorderen met de geene die 't haer opseide, endeGa naar eind24 25 dat hij (voornemelijck in possessie des gelds wesende) overcomenGa naar eind25 26 soude met de geene die hem genoeghsaem beschuldighde van dief- 27 te, ten waere datter ijets aen mangelde: soo heb ick haer bejde doenGa naar eind27 28 roepen voorden gerechte van Weesp. Maer is door haeren man die 29 zij midler tijdt getrouwt had, mij bij accoordt contentement gedaenGa naar eind29 30 nopende mijne pretentie op 't hujshouden ende conversatie in on-Ga naar eind30 31 echt van haerentwegen. Oversulx ben tegens Gijsbert Corssen 32 alleene voortsgevaeren ende voor eerst mij fonderende op sijnGa naar eind32 33 eighen mondelinge ende vrijwillighe confessie heb gecontendeert 34 dat de voors 400 guldens die ick verstondt dat zij gedooghde hem teGa naar eind34 35 laeten houden, souden werden geappliceert tot behoeve vandenGa naar eind35 36 armen; ende hij wt sijne goederen gecondemneert in een amendeGa naar eind36 37 van 1000 guldens wt craght van 't iij art. der Pol. Ord. gereserveertGa naar eind37 38 mijn actie over 't geweldt ende ontdraegen der voors pen dewelckeGa naar eind38 | |
[pagina 365]
| |
39 ick verstondt in haer geheel te blijven, niettegenstaende de voorsGa naar eind39 40 Grietjen Willems naederhandt moght hebben geconsenteert hem 't 41 geldt te laeten behouden, ende waer van ick metter tijdt eenigh 42 claerder bewijs verhoopte mij versekert houdende dat hij op t 43 geene datter wech is tot Weesp niet en soude werden eenigherwijse 44 gecondemneert. 45 Op dese mijnen eisch (naer verloop van tijde overmits de langduj- 46 righe kranckheidt ende afsterven van den ouden schout van Weesp 47 ende de sieckte vanden nieuwen) hebben schepenen hem eintlijck 48 den 27en Augusti lestleden gecondemneert in 25 g. ten behoeve van- 49 den armen, dien daer aen genoeght, ende mij mijne boete ontseidtGa naar eind49 50 waerop ick heb geappelleert. 51 Ende alsoo mij oorbaer doght nevens dese actie met eenen te HoveGa naar eind51 52 te brengen d'actie van 't geweldt ende ontdraeghen der pen voors., 53 soo heb ick den voors Gijsbert Corssen op nieuw doen verdaeghen,Ga naar eind53 54 ende naerdien hij absent zijnde door procureur meende t' occupe-Ga naar eind54 55 ren, versocht dat hij in persoon soude hebben te compareren ende te 56 antwoorden. 't Welck mij ontseidt zijnde bij schepenen vonnisse in 57 date den xen sep. heb ick mij daer op beswaert ende appellant ge-Ga naar eind57 58 stelt. 59 Is daeromme mijn versoeck UE gelieve mandament van appel vanGa naar eind59 60 bejde dese vonnissen te lichten soo ras als doenlijck is, gemerckt de 61 tijdt om appel te verheffen van 't eerste vonnis den xxen deser soo 62 ick meene exspireert, om alsoo het eene nevens t' ander te Hove te 63 vervolghen, in diligentie, ende wel te letten oft niet te weghe soudeGa naar eind63 64 zijn te brengen datmen den voors gijsbert Corsz in persoon soude 65 konnen daghvaerden, ende naer der examineren: oft anders inder 66 saecke te doen tgeene dienstigh<s>t sal bevonden werden bij den 67 H. adt Faegel ende UE aen bejde dewelcke ick mij vruntlijck gebiede 68 deselve 69 Monsr Booth, met alle die UE lief zijn den almoghenden bevelende.
70 Vanden Hujse te Mujden 71 den xijen sep. a 1619. 71 UE Dienstwe 72 P C Hóóft.
73 UE ende des H. advocaets rekeninge heb ick dese vacantie verwacht 75 maer niet vernomen, gelievese te zeinden zoo ras het eenighsins metGa naar eind75 76 gelegenheidt sal konnen geschieden. | |
[pagina 366]
| |
Hooft geeft aan zijn procureur Booth opdracht om zich de stukken - mandamenten van appèl - te verschaffen om tegen twee vonnissen van schepenen van Weesp in appèl te gaan bij het Hof, en geeft een uiteenzetting van de ingewikkelde delicten. |
|