De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 367]
| |
144 Aenden H. adt fiscael N van Kinschot.1 Ed. etc.
2 Alsoo de Ed. Mo. HH vande Rekeninge mij belast hebben met UEd.Ga naar eind2 3 t'adviseren op vonnissen daer d'eere vande Justitie, mijns bedun- 4 ckens min interes bij leede, als 't geene hier nevens gaet, soo heb ickGa naar eind4 5 UEd. bij desen aen te dienen hoe sekere Dorothe Carstens haer wt-Ga naar eind5 6 gevende voor een waersegster tweemael tot Amsterdam gevangen 7 ende gebannen ende alsnu tot Weesp in hechtenis sijnde geconfes- 8 seert heeft t geene UEd. sien magh. Waer op ick vermoedende datseGa naar eind8 9 wel een goede somme gelds door dese sinistre dexteritejten vero-Ga naar eind9 10 vert bujtens s'lands oft elders moghte geborghen hebben ende noch 11 veel meer persoonen geabuseert (gelijck zij wenigh heeft bekent alsGa naar eind11 12 'tgeene daerse merkte dat ick lucht van had) haer gevordert heb ter 13 scharper examen. 'T welck schepenen bij haere sententie in date denGa naar eind13 14 xviijen Sep. mij hebben ontseidt. Vande welcke UEd. gelieve te zienGa naar eind14 15 oft oorbaer zij geappelleert. 16 Voorts mij verplicht vindende om s Graeflijckheids voordeel te 17 weten daer 't d'occasie presenteert heb ick gedacht dat de persoo-Ga naar eind17 18 nen inde voors confessie gemelt, dewelcke haer aende voors Doro- 19 the in qualitejt van sortelega hebben geaddresseert, d'een met quaederGa naar eind19 20 intentie als d'ander, sonderling de geene die gesejdt wordt haersGa naar eind20 21 mans doodt te hebben versoght, mede wel exemplajre straffe heb- 22 ben verdient, alhoewel ick verscheiden criminalisten daerop gesienGa naar eind22 23 hebbende wenigh oft niet vinde geexpresseert tot last vande geene 24 die haer aen sortilegos addresseren; maer wel tegens de sortilegos 25 selve: Doch indiense tot Amsterdam aen recht worden gevordert,Ga naar eind25 26 dat de Graeflijckheidt weenigh oft niet vande boeten soude komen 27 te genieten. Maer als den Ed. Mo. HH van de Reke geliefde mij 28 alleene oft nevens ijemandt anders te authorizeren omme met hen- 29 lujden bij compositie de saecken af te maecken, souden misschien 30 de voors persoonen wesende apparentelijck ten deele van goedeGa naar eind30 31 middelen ende faeme bedenckende wat indicien tegens haer soudenGa naar eind31 32 konnen voortsgebraght werden om t' ontgaen de Calenge endeGa naar eind32 33 annexe opspraeck tot Amsterdam, te induceren zijn om tot WeespGa naar eind33 34 te komen in confrontatie met de gevangene ende aldaer op sekere 35 geldboete t' overcomen, ten proffite vande graeflijckheidt. WelckeGa naar eind35 36 mijne consideratie UEd. gelieve met d'Ed. Mo. HH vande Reke- 37 ninge te communiceren, ende indien haere Ed. Mo. goedt vinden 38 sodaenighe authorisatie te passeren dat het zij met extensie omGa naar eind38 | |
[pagina 368]
| |
39 eenighen der behipte persoonen impunitejt toe te moghen seggenGa naar eind39 40 indienmen door haeren toedoen d'andere beter sal meenen teGa naar eind40 41 trecken. Wel had ick gewenscht selve om dese saeke inden HaegheGa naar eind41 42 te comen maer seker Catharre mij op de ooren gevallen beletten 't 43 mij bij 't jegenwoordigh weder. Sal daerom op alles bij brenger 44 deses antwoordt verwachten van UEd. dien ick 45 Edele etc. alle contentement voornemelijck in den nieuwaenvaer- 46 den houwlijcken staet wensch van Gode gebiedende reverentelijck 47 te haerwaerts
48 Vanden Hujse te Mujden, 49 22 sep. 1619. 49 UEd. 50 Ganschde 51 P C Hóóft.
In Weesp zit een waarzegster (tovenares) gevangen die al tweemaal uit Amsterdam gebannen is. Hooft vraagt de advocaat-fiscaal van het Hof of die hoger beroep raadzaam acht van het vonnis van schepenen van Weesp, dat Hooft een verhoor van de gevangene met toepassing van de pijnbank heeft ontzegd. Hij vraagt verder het oordeel van de advocaat over maatregelen om lieden die haar geraadpleegd hebben, in rechten aan te spreken. (5 okt. 1619 veroordeelden schepenen van Weesp haar, binnen 6 weken te vertrekken: Rechterl. Arch. Noord-Holland 2862).
N.B. P. Leendertz Jr. die in zijn hier telkens gebruikte artikel Hooft als baljuw van Gooiland enz. (Uit den Muiderkring 70 v.) over Hooft's ambtsvervulling, evenals Brandt, zeer gunstig oordeelt, maakt een uitzondering voor de inhoud van 143 en 144, vgl. ook v.Tr. blz. 111 v. |
|