De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 292]
| |
107 Aen mijn Heer H. de Groote.1 Dese is om aen UEd. te richten de geringhejdt daerGa naar eind1 2 nevens gaende dien haer gelieve te aenvaerden metGa naar eind2 3 soo goeden harte alsse gesonden wordt. Met eenen 4 sal seggen tgeen ick te Rotterdam niet bedacht, datGa naar eind4 5 de clad van d'overgesette Aulularia al over lange inGa naar eind5 6 Engelandt is gesonden daerse blijft: sulx 't eenich 7 exemplaer in 't landt bij UEd. is. Dewelcke daerom 8 gebeden wordt, als hij dies zijn becoomste hebben sal 9 t selve mij weder toe te schicken ten hujse mijns Vaeders: 10 op hoope dat het noch eens moght dienen om 11 eenighe armen t'Amsterdam oft hier wat voordeelsGa naar eind11 12 te doen ende te vervallen een deel vande costen noodighGa naar eind12 13 om den Baeto wt te voeren. Want te dien 14 einde zijn 'er bijnae neghen daeghen aen gespilt: inde 15 welcke het begonnen ende volejndt is, als hebbende in 16 geen sinlijcke handen te vallen, maer alleenlijck voorbijGa naar eind16 17 d'ooghen des volx over een toonneel getrocken te werden. 18 Oock had het te Rotterdam anders geen boodschap 19 als te coomen zien oft UEd geest sich begin- 20 nende te herhebben wt de sieckte, gedient mochtGa naar eind20 21 wesen met eenighe aflejding van haer wichtighe ge- 22 peinsen. Maer dewijl 't UEd. geliefde wat te behouden:Ga naar eind22 23 heb sijn geliefte willen gehoorsaemen als eenGa naar eind23 24 gebodt van hoogher handt, gelijck ick altijt doen sal: endeGa naar eind24 25 UEd. met mijn Joffre zijn HujsvrouweGa naar eind25 26 Hiermede 27 Mijn Heere, 28 nevens hartlijcke groetenis oock van de mijne in Godes 29 hoede bevolen laeten; ende in haer jonste
30 Mujder Hujse den 17en 31 Jan. 1617.
32 UEd. 33 Onderdaenste Toegedaenste 34 P C Hóóft. | |
[pagina 293]
| |
Hooft zendt De Groot een geschenk (een ‘delicate spijs’) en vraagt het handschrift van zijn blijspel Warenar terug met het oog op een opvoering. Het stuk is maar een aardigheid voor de gewone man en was alleen aan De Groot te lezen gegeven om hem tijdens een ziekte enige afleiding te bezorgen. |
|