De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 286]
| |
104 Aen mijn Heer Huigh de Groote1 Mijn Heer
2 Brenger deses verstaen hebbende wat UEd., noopende 't gesagh derGa naar eind2 3 Overhejdt in t Geestelijcke, denckt aen den dagh te geven; endeGa naar eind3 4 mij verclaert welgeneghen te zijn om een boeck van soo treffelijc-Ga naar eind4 5 ken stoffe ende Autheur heel sinlijck te drucken; gelijck hijGa naar eind5 6 Do Heinsio ende anderen te haeren goeden genoeghen heeft gedient: 7 soo heb ick niet ongeraeden gevonden hem doch om ander boodt- 8 schappen naer Zujdthollandt rejsende aen Uwe Ed. te richten om teGa naar eind8 9 versoecken oft zij misschien met desen zijnen dienst mocht wesenGa naar eind9 10 beholpen. Hij is een soon van mijns moeders oom, ende heeft mij- 11 nen vaeder eenighe jaeren gedient om sich in coopmanschap te oef- 12 fenen Mercurio invito. Maer beter gesint tot de mathematicque isGa naar eind12 13 daer nae bij Ticho Brahe sekeren tijdt geweest, ende eintlijckGa naar eind13 14 door de geografie en handelen met caerten ende Globen oock aendeGa naar eind14 15 boeckwinckel geraeckt. Sulx UEd hem in desen ende (naer wij hem 16 kennen) oock in anderen daer hij bequaem toe waere, wel geruste-Ga naar eind16 17 lijck soude vertrouwen moghen. De redenen die UEd. jegenswoor-Ga naar eind17 18 hejt ons verleent heeft te nuttighen sijn van sulcken gewichte 19 geweest dat mijn verstandt al stadigh te doene vindt, met deselve 20 te verduwen. Ende kan niet laeten hier te seggen dat mij over- 21 leggende den tijtel des priesterdooms dien UEd. bewijst bij de 22 Caiseren oock van Westen gebrujckt te wesen inden sin gecomen isGa naar eind22 23 hoe de Coningen van Franckrijck op haer salvinge onder bejdeGa naar eind23 24 specien ten avontmael ontfangen worden. 't welck oft het eenGa naar eind24 25 overschot zij vande kerkelijcke moghenhejdt, stae aen 't oordeelGa naar eind25 26 uwes Eds aen wien ick, voor al de eere, die mijn hart wist te 27 wenschen oft haer minlijckh te geven, gehouden blijf ende mijGa naar eind27 28 op 't onderdanighste in jonste beveel: God biddende 29 Mijn Heere dat hij gedient zij met UEd. mijn Joffre zijn Hujs-Ga naar eind29 30 vrouwe ende alle de sijne in gelucksalichejdt den Vader- 31 lande altijt te bewaeren. 32 Wt Amsterd [.]9 Novemb a 1616.
33 Uwe Eds 34 Dienstschuldighste | |
[pagina 287]
| |
Hooft beveelt De Groot voor het drukken van zijn de Imperio summarum potestatum circa sacra (pas in 1647 te Parijs uitgegeven) zijn later als drukker beroemd geworden neef Willem Jansz. Blaeu aan, die zich met deze brief persoonlijk tot De Groot zal richten. Hij geeft enkele levensbijzonderheden van Blaeu. De bovengenoemde verhandeling, die Hooft en anderen bij een ontmoeting met De Groot in Amsterdam hebben leren kennen, houdt hem bezig; hij noemt een argument dat voor De Groot's standpunt kan pleiten. |
|