De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 268]
| |
94 Aende HH van de Rekeninge.1 Ed.etc.
2 Tot andtwoordt van Uwer Ed.Mogh. missive in date den viijen 3 deser maendt sal dienen dat ick van de eerste publicatieGa naar eind3 4 des placcaets af wel heb connen considereren van welckenGa naar eind4 5 gevolghe waere te gedoghen dat d'authoritejt vande Graef-Ga naar eind5 6 lijkheidt in 't stuck haerder waerande eenichsins moght 7 werden gedelibeert: gemerkt het groot rigeur bij tijde derGa naar eind7 8 Graeven van ouds tegens de misdoenders in desen gepleeght: 9 alhoewel den Ed.Mogh. HH Staeten bij 't voors plac- 10 caet gelieft heeft het selve Christelijcken te mitigeren.Ga naar eind10 11 Ende over sulx voorbij gaende den schout van Naerden, hebGa naar eind11 12 op sich selven gecommitteert tot mijnen substitujt over deGa naar eind12 13 Waerande den persoon van Aelt backer broeder van Gijsbert 14 Backer substitujt baljuw van Kenemerlandt eene der geinter- 15 esseerden; ende dat op haerlieder ernstigh versoeck endeGa naar eind15 16 aenhouden. Sulx dat indien de saecke staen soude in dier 17 maenieren als den E. Heeren uwer Ed.Mogh. gecommitteerden 18 is aengedient, te weten het placcaet in alle zijne poinctenGa naar eind18 19 genoeghsaem directelijck wordt gecontravenieert, de contra-Ga naar eind19 20 venteurs wtnemende swaerlijck moeten t'attrapperen wesenGa naar eind20 21 oft groffelijck versuimt bij den voornoemden Aelt Backer 22 ende den duinmaejer dien de geinteresseerde selve gesteltGa naar eind22 23 ende in haeren dienst hebben. Want zedert ick aen Uw.Ed. 24 Mogh. bij mijn schrijvens vanden 12en Julij a 1615 over-Ga naar eind24 25 geschickt heb de Sententien waer bij tot Naerden sekere 26 delinquanten waeren geabsolveert, en is noijt ijemandt inGa naar eind26 27 oft over de Waerande bekeurt, dat t'mijner kennisse gecomenGa naar eind27 28 zij. Maer in 't laest der voorledener maendt verstaenGa naar eind28 29 hebbende de drejghementen bij eenen Dirck Jansz. van Hujsen 30 gedaen aen den duinmaejer ende gehoort desselfsGa naar eind30 31 depositie op den 30 Julij lestleden, ben van stonden aen 32 getrocken om den selven in conformité vant xiien artGa naar eind32 33 des placcaets te apprehenderen ter plaetse daer ick ver- 34 wittight was dat hij stondt, en maejde. maer is 't sichGa naar eind34 35 op de vlucht begevende ontcomen: Waer wt ick vermoedende 36 dat hij sich wel van etwes meer, als deser drejgementenGa naar eind36 37 moght schuldigh kennen, echter goedt gedacht heb hem 38 in hechtenis te nemen ende des nachts naer den vjen deser | |
[pagina 269]
| |
39 te dien einde 't hujs, daer hij met eenen anderen inwoont, 40 doen besetten ende besoecken: doch mede te vergeefs, alsooGa naar eind40 41 hij (nae datmen sejdt) in eenighe nachten aldaer niet 42 geslaepen had. Daer op heb geordonneert hem te daeghen 43 in persoon voor de vierschaere van Naerden, ende soo hij 44 compareert vast te houden, oft bij defaut te concluderenGa naar eind44 45 tot bannissement ende confiscatie van goederen. Aengaende 46 Teeuwes den decker van Hujsen ende sijnen opperknecht ver- 47 claert de Duinmaejer haerlieden wel bij nacht in duin ge- 48 sien te hebben maer niet dat zij konijn beschaedight oftGa naar eind48 49 gereedschap daer toe over haer hadden; door dien sij opterGa naar eind49 50 loop staecken: 't welck zij seggen geschiedt te zijn door 51 vreesen van den hondt die op hen aenquaem. In veughen dat 52 niet en blijckt van contraventie bij haerlijeden gepleeght, 53 nocht oock vande auteurs der andere delicten ten deele ge-Ga naar eind53 54 roert inde articulen nevens UEd.Mogh. missive mij overge-Ga naar eind54 55 sonden. Dies niettemin heb tot verschejden plaetsen huis- 56 soeckinge gedaen: maer nocht fretten nocht ander suspect 57 gereedschap konnen bevinden: doch ordre gegeven om voortsGa naar eind57 58 t'inquireren ende t' informeren op der saecke soo veel immersGa naar eind58 59 doenlijck ende behoorlijck wesen sal. Waer wt Uw Ed. Mogh.Ga naar eind59 60 konnen sien hoe 't noijt aen mij gehouden en heeft dat denGa naar eind60 61 handel vande Waerande niet sulx wt en valt als tot diensteGa naar eind61 62 van de graeflijkhejdt, vervulling van lijftoght in onsenGa naar eind62 63 quartiere ende voordeel der geinteresseerden wel waer te 64 wenschen. Ende niet siende waermede UEd mogh. wijders in 65 desen te dienen, sal 66 Hiermede 67 Ed.etc. mij nevens mijne dienstichste gebiedenissen in haer 68 goede gratie ende haer in schut ende scherm des allerhoogh- 69 sten bevolen laeten.
70 Uw Ed Mogh. 71 Onderdaene dienstwillighe 72 P C Hóóft. | |
[pagina 270]
| |
De Rekenkamer heeft Hooft blijkbaar vermaand, strenger toe te zien op de naleving van het plakkaat van 19 september 1614 betreffende de jacht in de warande; aan afgevaardigden van de Rekenkamer is bericht, dat dit op grote schaal overtreden wordt. Hoewel Hooft een speciale opzichter heeft aangesteld, is er sedert lang niemand bekeurd. Hooft doet bovendien verslag van zijn ijver in twee recente gevallen, waarin het onmogelijk is gebleken de verdachten te betrappen. De brief is niet gedateerd. Blijkens de inhoud, 102 en de plaats in het hs. is hij tussen 7 en 31 augustus 1616 geschreven. Het plakkaat wordt, vanwege de gevolgen (83, 102, 105, 136, 139, 140, 147, 148, 151, 158, 160) als bijlage opgenomen. |
|