De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 99]
| |
11 Viro Ornatissimo D Petro Hooft Ga naar eindaSS LL candidato, amico meo observando Amsteldamum Ga naar eindbS.D.P.1 Amice.
2 Venit ad me hodiè popularis tuus cum salute à te. 3 quae sane mihi grata, ob iocundam tuorum et 4 tui nominis recordationem; quaerebat porro tuo 5 mandatu utrum ex duobus istis libris, Wesembecij 6 paratitla an vero Oldendorpij classes studijs tuis 7 commodiorem iudicarem. Herebam sane quia ignarus 8 sum tui in jure progressus, consultum itaque omnino 9 credidi ut cum nostram urbem transgrediaris, quod 10 propediem futurum aiebat, me convenias, ut tuum 11 profectum tentem, et praesenti sanum consilium dem 12 quod non detrectabo omni nisu, et si fallo 13 Tunc pater omnipotens adigat me fulmine ad umbras 14 Pallentes.Ga naar eind14 15 Interea tamen securé poteris evolvere Paratitla Wesembecij.Ga naar eind15 16 postea suppeditabimus tibi alios simulque demonstrabimus 17 rectam methodum perveniendi ad veram hanc et non 18 simulatam Philosophiam, ad quam generosus animus nunc 19 te rapit, perge modo, invenies nihil difficultatis praesertim 20 cerebro, etsi immensitas et amplitudo nos terrere possit, 21 ea est ex pelago humanarum rerum cotidie non 22 sibi constantium, cavebis autem ne te involvas quisquilijs 23 et plumbeis subtilitatibus, quibus iuventus nostra nimis 25 avide solet imbui, sed animum potius adjicias ad ea 26 quae in congressu hominùm, in decisione causarum, in foro 27 usum habere possunt, et maxime in reipub. moderatione. 28 Quod te facturum pro acri judicio confido. Vale 29 amicissime. Ex museo nostro ad xxij OctobrisGa naar eind29 30 CI I CVIII.nbsp; 31 Tuus nexus 32 Pijnacker. | |
[pagina 100]
| |
vertaling
Vandaag kwam bij mij Uw kameraad met groet van u; deze was mij inderdaad aangenaam vanwege de prettige herinnering aan de uwen en uw naam; verder vroeg hij in opdracht van u, welk van die twee boeken, Wesenbeke's Paratitla dan wel Oldendorp's Classes, ik voor uw studiën het meest geschikt oordeelde. Ik aarzelde inderdaad, omdat ik niet bekend ben met uw vorderingen in de rechtsstudie; daarom heb ik het beslist geraden geacht, dat, wanneer ge onze stad op doorreis aandoet, wat, naar hij zeide, eerstdaags zal gebeuren, ge mij opzoekt, opdat ik uw vorderingen test en u mondeling gezond advies geef, iets waaraan ik in volle medewerking mij niet zal onttrekken. En indien ik teleurstel, dan
Stote d'almachtige vader mij neer met zijn schicht naar der schimmen Vaalbleek volk.
Intussen echter zult ge gerust de Paratitla van Wesenbeke kunnen opslaan; daarna zullen wij u anderen aan de hand doen en tegelijk de juiste methode laten zien om te komen tot deze ware en niet geveinsde Wijsgerigheid, waarheen een edele geest u thans meesleept. Gij, ga slechts voort, ge zult vinden generlei moeilijkheid inzonderheid voor iemand met uw hersens. Ofschoon de onafzienbaarheid en uitgebreidheid ons met schrik kan vervullen, zij komt op uit den oceaan van menselijke lotgevallen dagelijks wisselend en nimmer zichzelf gelijk. Ge zult u echter hoeden, dat ge u niet verstrikt in wissewasjes en logge spitsigheidjes, waarin onze jeugd maar al te gretig zich pleegt onder te dompelen; liever moogt ge Uw zinnen richten op de dingen, die in het verkeer der mensen, bij het beslechten van geschilpunten, op de beurs hun nut kunnen hebben en wel vooral bij het bestuur van het gemenebest. Dat ge dit zult doen, vertrouw ik, gezien uw scherpzinnig oordeel, vast en zeker. Vaarwel, beste vriend. Uit ons Muzenheim op 22 oktober 1608.
Uw aan u verknochte Pijnacker. | |
[pagina 101]
| |
De traditie dat de grote reis de zaken van Hooft's vader moest dienen, wordt weliswaar door Te Winkel (Ontwg. 111, 114v.) gesteund, maar is door Brandt niet geschapen en in zijn Reis-heuchenis schrijft Hooft over handel geen woord. Dat hij een slecht rekenaar was, zegt hij later enige malen, zonder enige valse bescheidenheid. Ook een bewering van Brandt, die niet schijnt te kloppen en telkens weer met verbazing wordt geciteerd, verdient nieuwe aandacht: Hooft zou vóór de reis - toen hij vertrok was hij 17 jaar en 3 maanden - ‘etlyke jaaren’ in Leiden gewoond hebben. Maar het album studiosorum vermeldt hem pas in 1606. Kan hij tijdens dat eerste verblijf niet bij een classicus in de kost en de leer geweest zijn, zoals men met al te jonge studenten wel meer deed? Dat zou ook zijn uitzonderlijke kennis van de klassieken, tijdens de reis, verklaren. En het laat in geen enkel archief sporen na. Brandt heeft dan de twee verblijven te Leiden verward. Als belangrijkste hoogleraren noemt hij o.a. Scaliger en Clusius, en Hooft oefende zich ‘ook een tijd lang in de rechten’ onder Pijnacker. |
|