De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 72]
| |
3 All' Ill.re S.re e P.rone mio Oss.mo Il S.re Piero Hooft in Amsterdam1 Ill.re S.re e P.rone mio Oss.mo
2 m'è stata cara la lettera di v.s. e come sua, e come quella mi avvisa 3 del suo da me e desiato ed aspettato molto felice arrivo la ringrazzio 4 della pressa la si da per gratificarmi, quantunque di francoforte 5 motto non men' facesse, ne meno me le truovo obligato pell' in- 6 formazione mi fa del S.re Giacomo, quanto più particolarita meGa naar eind6 7 ne darà tanto più mi favorirà e valerommi del mezzo mi offerisce 8 per scriverli occorrendo. grato mi sarebbe l'interder' qualcosa del 9 suo minor' fratello quale se male non mi ricordo attende alle 10 lettere del S.re di Aubenal aspetto v.s. mi facci avvisato con suaGa naar eind10 11 commodità essendo per ancora la corte da voi. la pregarò ancora diGa naar eind11 12 mandarmi quanto prima e diffusa e chiaramente però, sia in latinoGa naar eind12 13 ò in volgare Italiano la confessione di fede ò pure gli articoli 14 principali della religione d'i libertini, senza alcuna confirmazione 15 ma si bene con qualche dechiarazione ed additazione dell' origine di 16 quei paiono più oscuri ed istravaganti, E di più se ritrovasse mai in 17 quelle bande H. Gyphij Justinus di mandarmi ò l'essemplare istessoGa naar eind17 18 ò almen' la copia del passo intiero dove parla d'i Badoveri. E per 19 fine, perche il S.r Nichetti altre volte mi disse d'haver' visto di là unGa naar eind19 20 libro che minutamente raccontave e tutti i flussi e reflussi del mare e 21 di quanto declini la calamita in varie parti del mondo, quale poi da 22 mercante ò ritrovare ò ricordarsene non ha potuto prego v.s. di 23 haverne memoria et di favorirmene con 24 sua commodità, facendosi rimborsare si di questo 25 come di tutto quello la potrebbe isborsare per beneficio mio dal Sr. 26 Nichetti. Di cotesti Spagnuoli non saprei che dirmi e quanto più vi 27 penso più nell'irresoluzione m'approfondo. Ho visto il caso delGa naar eind27 28 conte di Essex dal S.re Ambasciatore e la ringrazio della proferta. la 29 m'impie-ghi quando non fosse che per occuparmi e rendermesele 30 manco importuno, e m'ami che la riverisco e colo. quando 31 intenderò nulla degno di lei, quando pigliarò qualche altra 32 risoluzione non mancarò d'informarvela. le baccio riverente la 33 mano e mi rimango di v.s. Ill.re
34 Ven.a 14 Giug. 601. 35 Devot.mo servit.re e deditiss.o 36 amico 37 G. Badovere | |
[pagina 73]
| |
vertaling
Mij is de brief van U.E. welkom geweest, èn omdat die van U kwam, èn omdat hij mij Uw voorspoedige aankomst berichtte waarop ik hoopte en wachtte. Ik dank U voor de haast die U gemaakt heeft om mij in te lichten, ofschoon U mij uit Frankfort geen woord hebt laten horen, niettemin ben ik U zeer verplicht voor het bericht dat U geeft over de Heer Giacomo, en hoe meer bijzonderheden U mij geeft, hoe meer U mij van dienst zult zijn, en ik zal gebruik maken van het middel dat U mij aan de hand doet om hem zo nodig te schrijven. Ik zou graag iets over zijn jongere broer vernemen die, als ik mij niet vergis, voor de brieven van de Heer d'Aubenal zorgt - ik wacht erop dat U.E. mij te gelegener tijd waarschuwt, daar het hof nog bij U vertoeft. Ik verzoek U mij zo spoedig mogelijk, maar uitgebreid en duidelijk, hetzij in het latijn hetzij in het italiaans, de geloofsbelijdenis ofwel de hoofdzaken van de religie van de libertijnen te zenden, zonder enige verklaring maar wel met enige opheldering en aanwijzing omtrent de herkomst van de duisterste en merkwaardigste punten, en bovendien als U daarginds ooit H. Gyphius' Justinus zou kunnen vinden, zendt U mij ofwel het exemplaar zelf of tenminste het afschrift van de volledige passage waar hij over de Badoueri spreekt. Tenslotte, omdat de Heer Nichetti mij eens gezegd heeft, dat hij daar bij U een boek gezien heeft dat nauwkeurig over alle getijden van de zeeën vertelde en de verschillende afwijkingen van de magneetnaald in de verschillende delen van de wereld, - welk boek het is, heeft hij niet kunnen vinden of zich herinneren, wat typisch is voor een koopman - ik verzoek U.E. daaraan te denken en het boek als het U gelegen komt aan mij te sturen, en zich de kosten daarvan en alles wat U voor mij zou uitgeven, door de heer Nichetti te laten vergoeden. Over die Spanjaarden weet ik niet wat te zeggen en hoe meer ik daarover denk, hoe onzekerder ik word. Ik heb bij de ambassadeur het geval van graaf Essex gezien en dank U voor het aanbod, U kunt over mij beschikken al was het ook maar om mij bezig te houden, en minder lastig voor U te doen zijn en wees mij genegen omdat ik eerbied en verering voor U koester! Als ik iets verneem dat U waard is, of wanneer ik het een of andere besluit neem, zal ik niet verzuimen U dat mede te delen. Ik kus U eerbiedig de hand en verblijf enz.
Venetië 14 juni 1601.
Het volgende is ontleend aan door dr. F. Musarra verzameld materiaal: Jaques (Giacomo) Badover(e) (Jacobus Badoarius) was een jong Frans diplomaat, zich noemende (1601) ‘conseiller et maître des requêtes’ (Brulez no. 1099) van Catharina van Bourbon-Navarre, zuster van Hendrik IV. Hij was de zoon van een uit Venetië uitgeweken calvinist, Thierry (Theodoricus) Badovere die kamerheer geworden was van Hendrik IV, en van Marie de Courcelles. Jaques B. had te Padua gestudeerd en was in 1597-1598 leerling en huisgenoot van Galilei geweest. Met hem bleef hij bevriend en in briefwisseling. Ook in de gepubliceerde brieven van de Venetiaanse theoloog en historicus Paolo Sarpi komt hij herhaaldelijk voor. Van het eind van 1602 af wordt hij vermeld als in dienst van de Franse koning (‘secrétaire de la chambre du Roy’); eind 1603 | |
[pagina 74]
| |
gaat hij tot de katholieke kerk over onder invloed van de biechtvader van Hendrik. In 1609 wordt hij belast met een buitengewoon gezantschap te Kleef, waar Brandenburg en Palts-Neuburg onderhandelen over de Kleefs-Bergse successie. Hij was vóor die tijd bij Hooft in Amsterdam en opnieuw in Italië en bij Galilei (1607) en zou in 1611 met een zending naar Rome gegaan zijn, maar in 1612 verdwijnt hij uit alle bronnen. Een brief van Elia Diodati aan Galilei van 27 augustus 1620 vermeldt hem als overleden. Doordat hij midden in de heftige, met alle middelen gevoerde strijd der wereldbeschouwingen stond, en, naar zijn brieven te oordelen, een overactieve, felle geest en een niet onbaatzuchtig karakter had, is hij al bij zijn leven een omstreden figuur geweest. Met het aanhalen van beoordelingen door tijdgenoten moet men daarom voorzichtig zijn, b.v. met de door R. Pintard, hieronder genoemd, aangehaalde. De hier volgende brieven zijn tot nu toe een van de weinige authentieke bronnen voor een biografie van Badovere. Voornaamste bronnen: Sarpi, P., Lettere ai Gallicani, ed. B. Ulianich. Wiesbaden 1961 blz. CX-CXIII. Id., Lettere ai protestanti, ed. M. Duilio Busnelli. Bari, Laterza 1931. II blz. 158. Opere di Galileo Galilei, ed. A. Favaro. Firenze 1891. XX blz. 378. Favaro, A., Amici e corrispondenti di Galileo Galilei (Atti d.R. Istituto veneto di scienze, lettere ed arti LXV (1906) blz. 193-201.) Busnelli, M.D., Un carteggio inedito di fra Paolo Sarpi con l' ugonotto Francesco Castrino (Atti d.R. Istituto etc. LXXXVII (1928) blz. 1159-1163.) Pintard, R., Le libertinage érudit dans la première moitié du XVIIe-siècle. Paris 1943. I blz. 20-22, II 581-582.) Musarra, Fr. Giacomo Badovere e il problema dei ‘libertini’. Ateneo Veneto anno XI N.S., Vol. 11 - Nr. 1-2 (Gennaio-Dicembre 1973). p. 121-137.
Hooft vermeldt in zijn Reis-heuchenis: ‘Den 15en (Octobris 1600) wt Fiorenza vertrocken, in compagnie van de Sigr Jaques Badouer’Ga naar voetnoot*. Uit de spoed die na zijn vertrek uit Italië met de briefwisseling gemaakt wordt, en die voor Badovere nog niet groot genoeg blijkt, kan men opmaken dat er, na de vier reisdagen 15-19 oktober, tijdens de maanden van Hooft's tweede verblijf in Venetië, vriendschappelijke omgang tussen hem en Badovere is ontstaan. Uit brief 3 blijkt dat het onafhankelijke denken daarin een grote plaats heeft ingenomen, maar pas in 6 spreekt Badovere iets concreter, in het begin van 1603, het jaar van zijn bekering. Onnodig te zeggen dat Badovere hoogstwaarschijnlijk een typische ‘politicq’ was, en dat een conversie niets hoefde te betekenen dan een middel om een werelds doel te bereiken. |
|