De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 1
(1976)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermdEerste deel
De postDe brief was de enige vorm van communicatie-op-afstand. De snelheid van de overbrenging hing ervan af, hoe hard de paarden liepen, dus hoe regelmatig ze afgelost werden. Maar de paardenposterij is niet in ons land ontstaan, daarvoor waren de afstanden te klein en de schuiten te goedkoop, en die voeren allemaal even langzaam. Toch werden korte afstanden | |
[pagina 10]
| |
grijs: verzonden zwart: ontvangen 2 mm = 1 brief | |
[pagina 11]
| |
weleens sneller overbrugd dan tegenwoordig: een Muidenaar die nu zijn brief de volgende morgen in Amsterdam bezorgd wil hebben, moet hem voor 18 uur posten, terwijl Hooft tot 8 uur 's avonds de tijd had, want dan ging de veerman, die in de nanacht voer, naar bed. Voorbeelden van snel vervoer over langere afstand zijn er in Huygens' correspondentie. Als die met de Prins te velde was, kon hij de koeriers gebruiken die, dank zij de ingestelde ‘paardenwissel’, de legerplaats in kort contact met Den Haag verbonden. Maar dit was een uitzondering. Vooral als een brief onderweg moest worden doorgegeven aan een andere bode, zoals regel was tussen plaatsen aan verschillende routes, deed hij er, ook binnen Holland, langer dan een dag over; typerend is dat de afzender dikwijls niet blijkt te weten wanneer zijn brief zal aankomen. Betrekkelijk snel was de verbinding van Amsterdam met de noordoostelijke gewesten, vooral met plaatsen aan rivieren, de Overijsselse Vecht bijvoorbeeld. De Harlinger, de Kamper en de Lemmerboot voeren, zoals in onze eeuw nog, 's nachts. Hooft is 17 november 1642 ongeduldig over het uitblijven van antwoord op een brief van de 11de naar Harlingen, maar een brief naar het Friese platteland werd van daar af doorgegeven als er zich een gelegenheid voordeed. Men verdroeg het naar onze maatstaf trage tempo veel gemakkelijker dan een modern mens geneigd is te denken: die nadert door verwenning met telefoon en radio steeds dichter tot een toestand waarin vrienden en verwanten doorlopend van elkaars leven op de hoogte zijn; onze voorouders kenden dat evenmin als het doorlopend verneembare wereldnieuws. Wat dit laatste betreft was Hooft's ongeduld in de ogen van zijn vrienden uitzonderlijk.
Meer zorg dan de snelheid gaf de betrouwbaarheid van het vervoer. De post was een zaak van persoonlijke dienstverlening en van de nauwgezetheid van de bode afhankelijk. Om diens eigenbelang in te schakelen betaalde men de vracht pas bij aflevering, en om de adressaat te tonen dat de vracht niet, bij uitzondering, door de afzender betaald was, zette men op het adres ‘Loont’, ‘Loont den bode’ of een synonieme aanduiding.Ga naar voetnoot* Het doorgeven aan een andere bode op een andere route maakte de verzending duurder en riskanter, en het liefst vertrouwde men een brief toe aan een particulier, en zette er dan op ‘in eygen handen’, een uitdrukking waarvan het restant nog dienst doet, of ‘door vriendt’, soms met de zegenwens ‘dien Godt bewaer’. Pas in de loop van de 17de eeuw begonnen de stedelijke magistraten in de Republiek zich met het brieven- en pakketvervoer te bemoeien en werden de ‘koopmansboden’ van monopolies voorzien en enigermate beschermd en gecontroleerd. Vandaar dat zelfs in de Geschiedenis van het Postwezen in Nederland (Leiden 1902) van een zo goed bronnenkenner als dr. J.C. Overvoorde geen stellige gegevens uit Hooft's tijd staan, en dat E.A.B.J. ten Brink daar een | |
[pagina 12]
| |
halve eeuw later, in Het Nederlandse Postwezen vroeger en nu (Amsterdam-Antwerpen 1956), weinig aan had toe te voegen. Pas na 1648 komen er vaste binnenlandse rijdende posten, maar van een grootscheeps monopolie zoals de vorsten van Thurn und Taxis in Duitsland bezaten, was hier geen sprake. De buitenlandse verbindingen - met Hamburg, Keulen, Antwerpen - waren wel van wat ouder datum. Als Hooft in 1634 in Brussel is, haalt een brief uit Amsterdam het weleens in drie dagen; Den Haag-Parijs duurde in 1642 (Hugo en Willem de Groot) soms 10, soms 17 dagen. |
|