G.v.V. v. 36 ‘schandlijke’ ontheyliging' tot ‘schandlijk’ ontheiliging'. Hooft gebruikt ook regelmatig uitgerekte vormen zoals in G.v.V. v. 879, waar hij ‘vollik’ schrijft in plaats van ‘volk’. Zulke vormen paste hij toe ter wille van het metrum en daarom heb ik ze vanzelfsprekend gehandhaafd.
Als metrum en rijm dat konden hebben, zijn de werkwoordsvormen aangepast aan de huidige spelling. Daarbij worden vormen als ‘wert’ tot ‘wordt’ en ‘wierd’ tot ‘werd’. Anderzijds is een woord als ‘koom’ in Baeto v. 976 ‘koomt’ geworden en niet ‘komt’ omdat ‘koomt te scheien’ moest rijmen op ‘oogverdreien’ in v. 975.
Bij Hoofts gebruik van persoonlijke voornaamwoorden treffen we nogal eens de vorm ‘dy’ aan zoals in G.v.V. v. 190 ‘neemdy’, dat ik heb herspeld tot ‘neemt gij’. In de meeste gevallen heb ik herspeld in ‘gij’, maar zo niet in G.v.V. v. 410, waar Gijsbert van Aemstel Floris toespreekt en waar ik heb gekozen voor ‘u’. In G.v.V. r 1085 heb ik ‘dy’, herspeld tot ‘dij’, gehandhaafd omdat het moest rijmen op ‘nabij’ v. 1084. Een vorm als ‘ghylie’ in G.v.V. v. 522 is herspeld tot ‘jullie’. Vormen als ‘haar’ in de betekenis van ‘zich’ heb ik niet veranderd.
De interpunctie heb ik aangepast aan de huidige maatstaven en dus vereenvoudigd, waarbij ik er naar heb gestreefd de transparantie te bevorderen. Ook heb ik een enkele keer, als in narratieve tekstdelen sprekende personen worden ingevoerd, aanhalingstekens geplaatst zoals in G.v.V. v. 292: ‘uw slete schoen mijn voet niet passen’. Een heel enkele maal heb ik gebruik gemaakt van gedachtestreepjes, bijvoorbeeld in G.v.V. v. 725.
Voor het hoofdlettergebruik heb ik mij gebaseerd op de huidige conventies. Dat brengt met zich mee dat alleen nieuwe zinnen met een hoofdletter beginnen. Daardoor wordt de structuur van die zinnen en hun verdeling over de versregels duidelijker. Voorts hebben personificaties een hoofdletter evenals alle woorden die het Opperwezen betreffen of op Hem betrekking hebben.
Hooft heeft een heel specifiek taalgebruik waarin woorden als ‘jonst’, ‘konst’ en ‘konstenaar’ regelmatig voorkomen. Ik heb deze woorden niet herspeld, de laatste twee niet omdat Hooft ze veelal gebruikt met betrekking tot alles wat te maken heeft met hekserij en tovenarij. Typische Hooft-woorden zijn ook woorden als ‘schenkaadjen’, ‘pluimaadjen’ en ‘bosschaadjen’. Afgezien van het feit dat ik het laatste woord licht herspeld heb tot ‘bossaadjen’, heb ik deze woorden vanwege de couleur textuelle gehandhaafd.
De editie Geeraerdt van Velsen 1636 in Gedichten geeft een aantal woord- en tekstvarianten ten opzichte van de editie 1613, die soms een beter houvast bieden voor de interpretatie. Ik laat ze hier volgen, waarbij ik eerst de tekst van 1613 geef, daarna de variant van 1636: v. 72: afleren > afkeren; v. 998-999 welks min zo menig, menig mense doet bekoren // en schendig glissen > 't welk men zo menig menig mense ziet bekoren // tot schendig glissen; v. 1007: den