Geeraerdt van Velsen. Baeto, of oorsprong der Hollanderen
(2005)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 140]
| |
Tweede bedrijf
zegemond
't Zij veel of luttel hun vernuft de mensen slijpen,Ga naar voetnoot379
380[regelnummer]
zij vinden dat er meer is dan men kan begrijpenGa naar voetnoot380
en dat er is iets Goeds gewoon te nemen acht,Ga naar voetnoot381
met hartelijke zorg, op 't sterfelijk geslacht.Ga naar voetnoot382
Oogt op u, gij zult licht bevroeden hoe uw ledenGa naar voetnoot383
zo t'zamen zijn gevoegd en op alzulke steden,Ga naar voetnoot384
385[regelnummer]
dat, die de macht had en veranderde van plaatsGa naar voetnoot385
een lid alleen, hem zoud' berouwen zijnes raads,
en blijken hoe al 't best', dat zijn verwaand bedillen
wist uit te rechten, was gemak of maaksel spillen.
Dus niemands reên voor deez' geschiktheid danken zalGa naar voetnoot389
390[regelnummer]
het ongebonden lot van enig wild geval.
Nochtans uw Vader, toen Hij u besloot te telen,Ga naar voetnoot391
| |
[pagina 141]
| |
geen overleg en maakt' hoe dat Hij deze delen
toereden zou van minst tot meest, en zo bekwaam,
dat geen den and'ren let, zou mogen voegen t' zaam.
395[regelnummer]
Daar moet dan wezen kracht van wijsheid, die met naderGa naar voetnoot395
goedgunstigheid uw nut bevorder' als uw vader,
en de gedaant' ontwerp', en zo de stoffe vlij,
dat het in 't laatst tot dus een meesterstuk gedij.
Dit 's Godheid. Geen verstand mag dit Verstand bekrijgen,Ga naar voetnoot399Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
tenzij misschien een mens verkeerd wild' heten zwijgen
zijns harten sterke stem, die luide roept hiervan,
en dat hij garen zou zijn bozer als hij kan.Ga naar voetnoot402
Dies weet mijn toeverzicht geen gissinge te maken,Ga naar voetnoot403
dat Godheid immermeer uit het geloof zal raken.
405[regelnummer]
Want d' ijvrige gemeent' met bidden, brand en rookGa naar voetnoot405
voor Goden vieren zou veeleer ajuin en look,Ga naar voetnoot406
als zorgelozelijk verwerpen 't innig tsagen,Ga naar voetnoot407
't welk rekent alle luk voor loon en ramp voor plagen.Ga naar voetnoot408
Maar op wat zede dat de Godheid wezen wilGa naar voetnoot409
410[regelnummer]
met eer en lof gediend, hierin is groot verschil
en schier zo menig volk, zo velerlei gezindheid.
| |
[pagina 142]
| |
Wien wijsheid het verstand genezen heeft van blindheid,Ga naar voetnoot412
die stemmen overeen, dat geen ding bet gevaltGa naar voetnoot413
aan 't eeuwig Wezen als de deftige gestaltGa naar voetnoot414
415[regelnummer]
van een oprecht gemoed en God niets aangenamersGa naar voetnoot415
heeft als het heilig hol en zuivre binnenkamersGa naar voetnoot416
van vromer borst, waar zich een hart houdt metterwoonGa naar voetnoot417
in d' edel' eerlijkheid der deugden opgezoôn.Ga naar voetnoot418
Maar dwaasheid algemeen, slaand' in den wind de reden,Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
zoekt God te paaien met een pracht van staatlijkheden.Ga naar voetnoot420
't Welk nutter is nochtans en bet de zinnen schuimtGa naar voetnoot421
als woestheid, die den dienst der Godheid heel verzuimt.Ga naar voetnoot422
Doch nademaal men niet komt overeen in dezen,Ga naar voetnoot423
hoewel elk heftig houdt zijn zede best te wezen,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
zo kan 't geloof des volks, gegrond op wankle waan,Ga naar voetnoot425
wel lichtlijk walen en geraken om te slaanGa naar voetnoot426
door zatheid van het oud', of door het kloek bekledenGa naar voetnoot427
van enig nieuw gebruik, met schijn van beet're reden,
die list of ijver dicht. In dit deel hangt de staatGa naar voetnoot429
430[regelnummer]
des priesterdoms voorwaar aan enen fijnen draad.Ga naar voetnoot430
Nochtans, indien het wil zijn konst te werke stellen,Ga naar voetnoot431
| |
[pagina 143]
| |
het zal, met dezen draad zo teêr, omverre vellenGa naar voetnoot432
de tronen hooggebouwd en standers vast geplant,Ga naar voetnoot433
en bruiken tegens 't land de wapens van het land.Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
Uit dit bedenken kwam 't in Duitsland, dat er d' oudenGa naar voetnoot435
de kracht des priesterdoms den mannen niet betrouwden,Ga naar voetnoot436
maar 't opperste gezag in 't geestlijk stonden toeGa naar voetnoot437
aan 't vrouwlijk zaad, opdat de flauwte van gemoeGa naar voetnoot438
haar mocht ontraên den staat der heerschappij te schaden,
440[regelnummer]
hetwelk lichtdoenlijkheid een stout hart aan mocht raden.
De vorsten bovendien, nog niet gerust van geestGa naar voetnoot441
in d' onderpriesters, die men veel uit mannen leest,Ga naar voetnoot442
behouden aan zichzelf 't bewijzen der genaden,Ga naar voetnoot443
en willen dat zij straf doen over de misdaden,Ga naar voetnoot444
445[regelnummer]
zodat van hunner hand geen mense vordring smaakt
en ieder paap ontzig, maar niemand aanhang maakt.Ga naar voetnoot446
Dit rijk houdt dezen voet. 't Naastgoddelijk vermogenGa naar voetnoot447Ga naar voetnoot447
des konings heeft daarom mij dus hoog opgetogenGa naar voetnoot448
tot zegsvrouw van den zin des Hemels. Dit beleidGa naar voetnoot449
450[regelnummer]
drijf ik, mijn best, naar reên, met d' andre geestlijkheid.
| |
[pagina 144]
| |
De goedheên, die zichzelf ons ooit te nut uitdeelden,Ga naar voetnoot451
verheffen wij als Goôn, maar eren Z' in geen beelden.
Want sterflijk hoofd versiert, hoe diep het zich berâ,Ga naar voetnoot453
geen maaksel of 't en gaat Hun heerlijkheid te na.
455[regelnummer]
Ook zijn wij ongewoon, 't geen dat zich niet begrijpenGa naar voetnoot455
van al de wereld laat, in tempels te benijpen,Ga naar voetnoot456
maar wijden wel, tot eer der Heiligheên, in 't woudGa naar voetnoot457
een levendige kerk van ongekorven hout,Ga naar voetnoot458
't welk met zijn telgen breed en hemelhoge toppenGa naar voetnoot459
460[regelnummer]
het dartelmakend licht bestaat den weg te stoppenGa naar voetnoot460
en stelt van binnen toe een akelijke dag,Ga naar voetnoot461
die 's mensen hart bestelpt met ootmoed en ontzag.Ga naar voetnoot462
Wat marmerstenen vloer ook zou zich kunnen roemenGa naar voetnoot463
bij voettappeet van kruid, gespikkeld met haar bloemen?
465[regelnummer]
Wat wanden rijk vermaald of wat beeldhouwerij,Ga naar voetnoot465
wat orde van gebouw is zulke, dat het bijGa naar voetnoot466
een schaduwrijke beemd in majesteit mag halen?Ga naar voetnoot467
Al deden porfier, jasp en goud des hemels stralenGa naar voetnoot468
met spiegelgladde glans afstuiten en de zonGa naar voetnoot469
| |
[pagina 145]
| |
470[regelnummer]
daar, met zijn hel gezicht, geen oog op houden kon,
wat zou het wezen bij de pijlers der bossaadjen,Ga naar voetnoot471
zo rijzig en gekapt met welige pluimaadjen
van aardigvloeiend lof? Bij stammen nimmer los
van klimop, geborduurd op groen fluwelen mos?
475[regelnummer]
Het kostelijke koor zal d' ogen haast vervelen,Ga naar voetnoot475
maar nimmermeer het fris der scheemrige priëlen,Ga naar voetnoot476
welk', als gij duizendmaal en duizendmaal beziet,Ga naar voetnoot477
van duizendmaal aanschouwt op één gestalte niet.
Want waar gij op kijkt of daar is nieuw groen gesproten,Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
of vogel schudt de blaên, of wind verschiet de loten.Ga naar voetnoot480
Maar toeft. Hier komt de rei van nonnen die zich spoên,Ga naar voetnoot481
met voorbereid gemoed, om offerand te doen
- in dit bejaarde bos der opgeschoten eiken,Ga naar voetnoot483
van welke 's mensen oog de kruin nauw kan bereiken -Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
aan de Godin des vuurs. En, volgens de geboônGa naar voetnoot485
van onzen koning oud, in 't aangezicht der Goôn,
als t' Hunnen overstaan, en dat Zij 's dragen kundschap,
te leggen vaste vreed' en stichten trouwe vrundschap,
waar de gemeent' om wenst, in 't heersende geslacht.
490[regelnummer]
Komt voort gewijde schaar, eenieder met uw dracht,Ga naar voetnoot490
dien gij godvruchtig hebt in handen puur geladen:Ga naar voetnoot491
gij met den hamer en gij met de droge bladen,Ga naar voetnoot492
gij met het wierookvat, gij met het heilig zout,
| |
[pagina 146]
| |
gij met de zoete meed', gij met het vurenhout.Ga naar voetnoot494
495[regelnummer]
De goedige Godin des vuurs heeft geen behagenGa naar voetnoot495
in 't reutlen van het bloed der dieren neêrgeslagenGa naar voetnoot496
door het moorddadig woên van scherpe bijl of knijf.Ga naar voetnoot497
Het stenen moedeloos in scheên van ziel en lijf,Ga naar voetnoot498
en kan in haar gemoed geen heuglijkheid ontsteken,Ga naar voetnoot499
500[regelnummer]
maar z' is van aard als liefd', waarbij zij wordt geleken,Ga naar voetnoot500
die alles wat er is in goedheid overtreft.
Om 't altaar dan uw keer doet en haar lof opheft.Ga naar voetnoot502
rei van nonnen, Zegemond, Penta, Rycheldin, Baeto, Catmeer, Hes, Rei van Joffrouwen
rei van nonnen
O edelste Godin, geboren alzo rasGa naar voetnoot503
als van dit groot heelal de schets ontworpen was,Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
nodig is het dat in schoonheid wijk'
alles voor uw schoonheid zuiverlijk.Ga naar voetnoot506
Niets zo klaar, niets zo braaf, niets zo streng, niets zo fier,Ga naar voetnoot507
niets zo blij, niets zo mild, niets zo lief als uw vierGa naar voetnoot508
naar het uitert zijn kracht.Ga naar voetnoot509
510[regelnummer]
Dies zingt uw hogen lof het Duits geslacht.Ga naar voetnoot510
O grootste vijandin der dood, gij schut alleenGa naar voetnoot511
haar tocht bij wintertijd en laat ons niet vertreênGa naar voetnoot512
door 't geweld van sneeuw en hagel koud,
die zij, met een noordsen moed, uitspouwtGa naar voetnoot514
515[regelnummer]
over duin, over del, over veld, over vlak,Ga naar voetnoot515
| |
[pagina 147]
| |
over bos, over broek, over den, over dak,Ga naar voetnoot516
over zee, over zand,
en jaagt een bleekheid aan 't bestorven land.Ga naar voetnoot518
Thans neemt gij d' overhand, en doet ontspringen uitGa naar voetnoot519
520[regelnummer]
hun diepen doffen slaap, de bomen en het kruid.Ga naar voetnoot520
Lover ende gras weêr winnen 't veld.Ga naar voetnoot521
En de trotse Rijn van moede zweltGa naar voetnoot522
door het peeklen der sneeuw op de bergen vergaard,Ga naar voetnoot523
door het smelten van 't ijs, dat hem schorste zijn vaart,Ga naar voetnoot524
525[regelnummer]
des hij stort ongetoomdGa naar voetnoot525
en schuurt de stranden uit waarheen hij stroomt.
Door 't speelziek windeke, Wekleven bijgenaamd,Ga naar voetnoot527
dat uit het westen dan met lauwe blaasjes aêmt,Ga naar voetnoot528
minnevuren gij alomme stooktGa naar voetnoot529
530[regelnummer]
en de rauwste harten murruw kookt.Ga naar voetnoot530
Des de tierende wolf over zo zoete pijnGa naar voetnoot531
zet het woud overeind, en de leeuw de woestijn,Ga naar voetnoot532
en de walvis de zee,
en al het klein gediert dat vollegt mee.
535[regelnummer]
Dan bloeit en zich verheugt al waar een geest in speelt:Ga naar voetnoot535
elks bloeisel volgt het zaad, dat zijns gelijk dan teelt.Ga naar voetnoot536
U, Godinne, komt de dank hier af,Ga naar voetnoot537
zonder u de wereld waar' een graf.
Wat zou 't zijn met den staat van het menselijk gild,Ga naar voetnoot539
540[regelnummer]
zo gij daar, o Godin, niet uw hand aan en hild?Ga naar voetnoot540
| |
[pagina 148]
| |
Och, 't verging alzo knapGa naar voetnoot541
door flauwt van min en kracht van vijandschap.
Wie doch, Godinne groot, zoud' opwaarts ogen slaan,Ga naar voetnoot543
had gij niet 's hemels pel vernaaid met gouden draên,Ga naar voetnoot544
545[regelnummer]
dat zij, met zo menig beeld bemaald,Ga naar voetnoot545
als een voettappeet der Goden praalt?Ga naar voetnoot546
Och, de zon en de maan stonden zonder gezicht,Ga naar voetnoot547
zonder glans, zonder gloor, zonder lust, zonder licht,Ga naar voetnoot548
waar 't dat gij 't niet en deed,Ga naar voetnoot549
550[regelnummer]
en al de starren in de rouw gekleed.Ga naar voetnoot550
zegemond
O zalige Godin, die niet in open lampenGa naar voetnoot551
wilt hebben, op genaad' van regen, wind, en dampen,Ga naar voetnoot552
bewaard het eeuwig vuur, naar andre volken zeên,Ga naar voetnoot553
maar het onlesbaar houdt in deze keizelsteenGa naar voetnoot554
555[regelnummer]
van 't overoud altaar, wilt jonstelijk ontsluitenGa naar voetnoot555
de korst, die 't licht verschuilt en laat de vonken spruiten.Ga naar voetnoot556
Lof Gij, Godin. Het vuur vat in de droge blaên.Ga naar voetnoot557
Reikt nu het zuiver zout en vuren sporten aanGa naar voetnoot558
om de kruipende vlam tot blaakren op te stoken.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
Daar is geglommen kool. Reikt wierook om te smoken.Ga naar voetnoot560
O zalige Godin, wij blaakren tot Uw eer,Ga naar voetnoot561
wij roken tot Uw lof, sla goedertieren neerGa naar voetnoot562
| |
[pagina 149]
| |
de stralen van Uw oog, 't welk alles kan doordringen
en voeren zijne kracht tot in het diepst der dingen.
565[regelnummer]
Sla neer, sla neer Uw oog op 't koninklijk geslacht,
en met Uw gloed vermurwt van wederzijd 't gedacht.Ga naar voetnoot566
En hecht tezamen 't hart van onze koninginne,Ga naar voetnoot567
door vaste vriendschap, met het harte der vorstinne.Ga naar voetnoot568
Dat d' eendracht van het hof tot 's volleks heil gedij'.Ga naar voetnoot569
570[regelnummer]
Mevrouwen, u geliev' te komen naderbijGa naar voetnoot570
en looft elkandre trouw te gener tijd te breken.Ga naar voetnoot571
penta
Maar gij, papinne, moest den vloek des vuurs uitspreken,Ga naar voetnoot572
tot doemenis van die zal kwetsen het verbond.Ga naar voetnoot573
zegemond
Grootachtbre koningin, mijn naam is Zegemond.Ga naar voetnoot574
575[regelnummer]
Ik bid, gebiedt mijn ambt niet dat het overtrede.Ga naar voetnoot575
De misdaad doemt zichzelf en brengt zijn vloeke mede.Ga naar voetnoot576
Die keert des Hemels jonst van de misdaders afGa naar voetnoot577
en drijft hun heftig toe de vreze van de straf.
Maar wij zijn tussen God en mens gesteld in 't midden
580[regelnummer]
om, als de misdaad vloekt, de penen af te biddenGa naar voetnoot580
en 't sterfelijk geslacht te lichten hun ellend.Ga naar voetnoot581
penta
Nochtans, opdat alhier mijn ijver wordt bekend,Ga naar voetnoot582
zo zal ik vloeken zelf, als die mijn trouw wil gaêslaan.Ga naar voetnoot583
| |
[pagina 150]
| |
rycheldin
Gelijk uw Majesteit mij voorgaat, zal ik na gaan.Ga naar voetnoot584
penta
585[regelnummer]
Oprechte vriendschap zweer ik u van dezer uur,Ga naar voetnoot585
of, meen ik 't anders, sla mij 't hels en 't hemels vuur.Ga naar voetnoot586
zegemond
Tot deez' beloften, o Godinne, geef Uw zegen.
En doet gij, o vorstin, hier uw beloften tegen.
rycheldin
Oprechte vriendschap zweer ik u van dezer uur,
590[regelnummer]
of, meen ik 't anders, sla mij 't hels en 't hemels vuur.
zegemond
Tot deez' beloften ook, Godinne, geef Uw zegen.
baeto
Al wat mijn vrouwe doet, grijpt plaats van mijnentwegen.Ga naar voetnoot592
zegemond
Opdat men dit verbond ten krachtigste volvoer',Ga naar voetnoot593
uw rechter duimen reikt, dat ik ze t'zamen snoer
595[regelnummer]
om 't lauwe bloed daaruit van wederzij te prikken,Ga naar voetnoot595
't welk u gelieven zal elk 's anders in te slikken.Ga naar voetnoot596
Gij, o Godinne, Gij die hebt in Uw bestuurGa naar voetnoot597
de werking van het uit- en van 't inwendig vuur,Ga naar voetnoot598
verduwt zo met Uw warmt' deez' droppelen van bloede,Ga naar voetnoot599
600[regelnummer]
dat ieder dezer twee van 's anders bloed zich voedeGa naar voetnoot600
en elks gemengde bloed met jonst naar 's anders trekk',Ga naar voetnoot601
't welk haar tot zaligheid en 't land tot welvaart strekk'.Ga naar voetnoot602
| |
[pagina 151]
| |
catmeer
O heugelijkste dag die mij ooit kwam te voren!Ga naar voetnoot603
Mij dunkt ik uit het graf verrijs en word herboren
605[regelnummer]
ten leven van nu aan. O gemalin, uw deugdGa naar voetnoot605
mij, in deez' dorre schors, herscheppen doet een jeugd,Ga naar voetnoot606
bedauwd met vreugden, die de geest nauw kan verzwelgen.Ga naar voetnoot607
't Zal nu eens zijn een eind van steuren en van belgen.Ga naar voetnoot608
Mijn geest, die, alzo lang als vrouw en kindren streên,
610[regelnummer]
zich gaf te rekken twee verscheiden wegen heenGa naar voetnoot610
en deerlijk scheuren liet, om geen van beide delenGa naar voetnoot611
te vallen af, gevoelt alree zijn breuken helen
mits uw vereniging, waardoor dat ik verwachtGa naar voetnoot613
't geluk voortaan gevest te zien in mijn geslacht.Ga naar voetnoot614
penta
615[regelnummer]
Sinds gij mij deze kroon, mijn heer, op 't hoofd deed voegen,Ga naar voetnoot615
voegd' ik mijn zinnen om in alles te genoegenGa naar voetnoot616
mijn man en opperheer. Wat uwer harte smaakt,Ga naar voetnoot617
daar heeft mijn hart welhaast zijn wellust af gemaakt,Ga naar voetnoot618
en al mijn eerzucht is uw grootheid te believen.Ga naar voetnoot619
catmeer
620[regelnummer]
Mijn kindren, nimmermeer laat deze vriendschap klievenGa naar voetnoot620
van enig misverstand. Maar dat vergolden zijGa naar voetnoot621
door u dit harte van de koningin tot mij.
baeto
Voor trouw van onzer zijd', heer vader, wilt niet vrezen.
| |
[pagina 152]
| |
rycheldin
Heer vader, 't wit van onz' gemoên zal stadig wezenGa naar voetnoot624
625[regelnummer]
Uw en Haar Majesteit op 't nedrigst dienst te biên.Ga naar voetnoot625
Gelieve 't maar voor goed te duiden, zo misschien
iets, tegen onze zin, mocht onverhoeds gebeuren.
catmeer
Die, zonder opzet, kwetst, die kwetst licht zonder steuren.Ga naar voetnoot628
zegemond
Mevrouwen, eer dat gij vertrekt van dezer steê,Ga naar voetnoot629
630[regelnummer]
zo drinkt, uit enen kop, beid' van deez' zoete meê,Ga naar voetnoot630
die met haar krachten u de zinnen zal verluchten.Ga naar voetnoot631
Dit leer u, maatschappij te maken van genugten.Ga naar voetnoot632
Godin, opdat Uw brand van geen onheilig natGa naar voetnoot633
des regens last en lijd', zo stort ik hier dit badGa naar voetnoot634
635[regelnummer]
van warmmakenden drank uit de gewijde flessen
op het gewijd altaar, om heiliglijk te lessenGa naar voetnoot636
het heilig zichtbaar vuur. Blijft jonstig en betrachtGa naar voetnoot637
altijd de welstand van het heersende geslacht.Ga naar voetnoot638
Gij, koninklijk gezin, versuft door 't angstig duchten,Ga naar voetnoot639
640[regelnummer]
kleedt uw gemoên in vreugd en doet de zorgen vluchten.
rei van joffrouwen
Waar zijt gij vorsten, die alleenlijk om te woedenGa naar voetnoot641
met bloedvergieten, staag uw nimmerzatte zwaardGa naar voetnoot642
voert in der vuiste, daar 'tGa naar voetnoot643
gegeven is tot dwang der muitige gemoeden?
| |
[pagina 153]
| |
645[regelnummer]
Leert, helden, eens, leert eens en prent u in te stropenGa naar voetnoot645
het ijzer gebruineerd om generhande ding
als, daar men met een kling,
door hoge parsing, vreê genoodzaakt is te kopen.
De vreê, de vreê, de vreed' is, vorsten, u bevolenGa naar voetnoot649
650[regelnummer]
te waren ongeschend voor 't sterfelijke zaad.Ga naar voetnoot650
Wie vreê te buiten gaat,Ga naar voetnoot651
tenzij om vredes wil, zet buiten 't spoor zijn zolen.
Of 't, tot onwaardigheid der hoogwaardige wetten,Ga naar voetnoot653
al schoon gebeurt dat een met onrecht andren deer,
655[regelnummer]
nog is het niet zozeer
uw ambt op 't billijk recht, als wel op vreê te letten.
't Is kleine last het recht te kreuken of te vlijen,Ga naar voetnoot657
als 't het beloop der tijd, tot vredes steun, begeert.
Maar wordt de vreê bezeerd,Ga naar voetnoot659
660[regelnummer]
de wijze wetten zijn wel haast in bitter lijen.
Want, onder 't krijgsgedruis waar 't scherpe schichten hagelt,Ga naar voetnoot661
de woestmakende trom, d' aanschennende trompetGa naar voetnoot662
en horen naar geen wet,Ga naar voetnoot663
met ijz'ren punten wordt de mond des rechts vernageld.Ga naar voetnoot664
| |
[pagina 154]
| |
665[regelnummer]
Wie thans, stipt op zijn zaak, geen voordeel wilde ruimenGa naar voetnoot665
van eer of van genot, waagt dan zijn hele staat,
naam, rijkdom, ziel en zaad,
als 't opgewekt geweer bekneld is van de duimen.
Helaas, en waagd' hij maar niets anders dan zijn eigen,Ga naar voetnoot669
670[regelnummer]
en dat de landman arm het rietdak van zijn kot
niet af waar, eer men 't slot
van zijnen here met den brand begost te dreigen.
Als oversten verwaand de heil'ge vreed' onteren,Ga naar voetnoot673
eer dat de nooddwang opkomt, wat ontgeldt er dan,
675[regelnummer]
helaas, al menig man
dien 't scheel niet aan en gaat, de schuld van wenig heren!
|
|