Geeraerdt van Velsen. Baeto, of oorsprong der Hollanderen
(2005)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |
Eerste bedrijf
penta
Dus lang onwaardelijk versmaad en op het schotstGa naar voetnoot1
bejegend met de nek, getergd, getreên, getrotst,
door dwang geduldig, 't leed verkropt met ijdel pratten,
heb ik, Finlandse vrouw en koningin der Catten.
5[regelnummer]
Of bromt dat niet genoeg, ik, die voor Pluto stelGa naar voetnoot5
de wetten die 't mij lust, vervoogster van de hel.
Nu schijnt de minst des volks mij over 't hoofd te wassen,Ga naar voetnoot7
maar elks eerbiedigheid men ziet met aandacht passenGa naar voetnoot8
- dies wringt de spijt het hart - op het vervloekte paar,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
de stiefzoon hatelijk en hatelijker snaar.Ga naar voetnoot10
En wat ik onderwond tot baat, 't is niet bedegen.Ga naar voetnoot11
Wat erger is, mijzelf mijn konsten vielen tegen
en stonden naar mijn hoofd. Want zo mijn kamerling,Ga naar voetnoot13
die van mij opgemaakt, had toegesteld den springGa naar voetnoot14
15[regelnummer]
waaronder 't was gemeend mijn vijand te beknellen,Ga naar voetnoot15
| |
[pagina 122]
| |
gemard had, tot de twee gevangens aan het mellenGa naar voetnoot16
geraakten door de pijn en brachten in het licht
hoe Baeto's staan naar 't rijk bij henliên was verdichtGa naar voetnoot18
op zijn verzoek; misschien nu worden ware woordenGa naar voetnoot19
20[regelnummer]
ten hals hem uitgerekt, en ik gedreigd met koorden.
't Is euv'ler nog als 't dient. Elk van mij af zich dreit,Ga naar voetnoot21
gluurt over dwers, en zwijgt, maar dat 's genoeg gezeid.Ga naar voetnoot22
Ik lig te laag en vind mij, laas, van alle zijenGa naar voetnoot23
verlaten en mistrouwd. Wat zal ik dan? Mij vlijenGa naar voetnoot24
25[regelnummer]
tot duiken hangends hoofds en met gebogen nek,
teneind' ik, opgejukt, een kortswijl schoon verstrekk'
aan d' opgeblazenheid, neem' aan, met zwichten, 't dreigen,
en alle trots in dank en alle schimp met neigen?
't Waar' best, opdat, indien ik bij mijn man begord,Ga naar voetnoot29
30[regelnummer]
een wenselijke vrucht tot mijnen schoot uitstortt',
de bloem des adels van twee koninklijke struiken
zich zetten leer' van jongs tot dienen en tot duiken.
Of, dat men, sterft mijn man en blijf onvruchtbaar ik,
mij, fraaie koningin, terug naar Finland schikk'Ga naar voetnoot34
35[regelnummer]
om, in een barre hoek, schier eenzaam, te verouwenGa naar voetnoot35
en, zonder inkomst van den afkomst, hof te houwen.Ga naar voetnoot36
Neen Rycheldin, toen ik u vreê verzoeken liet,
| |
[pagina 123]
| |
ik had wat in den zin, maar dat en was het niet.Ga naar voetnoot38
Ten daag aanstaande zal mijn tong de vriendschap zweren,Ga naar voetnoot39
40[regelnummer]
maar 't onbeëdigd hart zijn opzet niet verkeren.Ga naar voetnoot40
Dewijle dat mij dan geen dienst te wachten staatGa naar voetnoot41
van 't menselijk beleid en maar kwaâ toeverlaat,
- hun suffe bijstand viel, slechts hangend aan 't gelukken -
zo zal ik al de list des hels te hulpe rukken
45[regelnummer]
en rijden zo 't geval ten honk door wegen wis,
of dwingen 't Noodlot ook, indien er Noodlot is.
Daarom is 't dat ik dus in enigheid mij pijne,Ga naar voetnoot47
uit koninklijke koets opstaande, deez' woestijneGa naar voetnoot48
te zoeken barrevoets, bij ontij en bij nacht,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
terwijl mijn grijze man leit van den slaap verkrachtGa naar voetnoot50
door mankop in het hoofd en prevelen in d' oren.Ga naar voetnoot51
Zelf eunjer kom ik hier om eunjers raad t' aanhoren,Ga naar voetnoot52
want dit onzalig dal dat is van aller tijdGa naar voetnoot53
den vijanden des lichts en ongoôn toegewijd.Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Van alle kanten hier verzamelen de kollenGa naar voetnoot55
en voeren slordig veer bij onderaardse pollen,Ga naar voetnoot56
bij 't schemeren der maan, als 't op een fluistren gaat,
en ieder om een hoek van deze bossen slaat.Ga naar voetnoot58
Hier, met ontvlochten haar, omgord met slangenkransen,Ga naar voetnoot59
| |
[pagina 124]
| |
60[regelnummer]
men leidt verkeerde lust en averechtse dansen.Ga naar voetnoot60
Ter dagvaart komt men hier om in 't gemeen te raên.Ga naar voetnoot61
Een ieder heeft zijn stee, daar Ikker bovenaanGa naar voetnoot62
zit rechter van 't beleed in hoogverheven stoelen,Ga naar voetnoot63
neemt alle zaken op en iedereens gevoelen,Ga naar voetnoot64
65[regelnummer]
maar doet naar zijnen wil. Wie dat hier wordt verdaagdGa naar voetnoot65
der konstgenoten, 't zij dat haar het aardrijk draagtGa naar voetnoot66
of dat zij door de lucht, van enen geest beschreden,Ga naar voetnoot67
gevoerd wordt over berg, en dal, en grote steden,
is 't nodig dat terstond den dagenden verschijn.Ga naar voetnoot69
70[regelnummer]
Deez' handvest heeft de plaats van den verboôn Jupijn.Ga naar voetnoot70
Doch zulken zoek ik niet, zij zijn mij t' onervaren,Ga naar voetnoot71
- het lijf beleeft geen eind van de lerende jaren -
maar zulken, die besteênd' haar zinnen en haar vlijt
in 't gronden van de konst, gescheiden uit de tijd,
75[regelnummer]
waar 't lichaam traag den geest te luttel laat verslimmen,
op 't euvelst afgerecht zijn bij de bleke schimmen.
Deez', en al 's afgronds heer zijn ook gebonden metGa naar voetnoot77
hier te verschijnens nood, als een gemene wet.
| |
[pagina 125]
| |
Komt voort dan uit het rijk met negen vloên besloten,Ga naar voetnoot79
80[regelnummer]
geen eunjers uit den hoop van oneêl bloed gesproten,Ga naar voetnoot80
gelijk 't gezelschap dat om nooddruft konst verhuurt,Ga naar voetnoot81
wier namen wijder niet bekend zijn als haar buurt,Ga naar voetnoot82
maar zulken die geen eeuw de gloor haars roems zal lessenGa naar voetnoot83
en mij gelijk van staat, vorstlijke toveressen.Ga naar voetnoot84
85[regelnummer]
Zelf Hecate voor al, rijst uit het helse grafGa naar voetnoot85
met uw bezwalkte kroon en bleken scepterstaf.Ga naar voetnoot86
En gij, die levend zwierf van d'een tot d'andre stranden,
prinses van Kolchos, en verschrikte liên en landenGa naar voetnoot88
met uwe wetenschap, dewelk', in moede gramGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
te trotsen of versmaên, nooit vijand wel bekwam.Ga naar voetnoot90
En gij, die, met het sap van heftige venijnen,Ga naar voetnoot91
o dochter rijk der zon, in wolven, leeuwen, zwijnenGa naar voetnoot92
eertijds verschepte 't volk uit menselijke stal,Ga naar voetnoot93
komt in de derde plaats en sluit het heilig tal.Ga naar voetnoot94
proserpina
95[regelnummer]
Hier kom ik, opgeprest door 't vloeken, van benenenGa naar voetnoot95
uit het zwaarmoedig dal en kerker onbeschenenGa naar voetnoot96
van 't helle licht der zon, uit den bedroefden kolk,Ga naar voetnoot97
alwaar mijn Pluto streng het tsaagachtige volkGa naar voetnoot98
| |
[pagina 126]
| |
doet pooplen met zijn stem, ja braafstgewezen riddren,Ga naar voetnoot99
100[regelnummer]
gelijk den popelboom zijn blaadren staan en sidderen.Ga naar voetnoot100
Wat port u, koningin der Catten, onbemind,Ga naar voetnoot101
om mij te storen in het drukste van 't bewindGa naar voetnoot102
en moeilijkheên des rijks, die bezig zat met schiftenGa naar voetnoot103
der zielen uit elkaar, die wij daarna bij driftenGa naar voetnoot104
105[regelnummer]
- alzo tot elke peen een oord bijzonder is -Ga naar voetnoot105
afvaarden, ieder' hoop naar zijn verdoemenis.Ga naar voetnoot106
penta
Waar blijft Medea?
medea
Ziet mij hier. Ik, die te zwichten
voor hel noch hemel placht, gehoorzaam nu uw dichtenGa naar voetnoot108
en stel mij aan het recht der plaatsen onderdaan.Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
De hemel is 't alleen die zonder wet kan staan.
Maar d' ijselijke vrees, het ongenadig dwingen,Ga naar voetnoot111
de penen overwreed, handhaven onze dingenGa naar voetnoot112
en al den staat der hel. Hierom een ieder pastGa naar voetnoot113
te doen hetgeen dat wordt van hogerhand belast.Ga naar voetnoot114
penta
115[regelnummer]
En Circe?Ga naar voetnoot115
circe
Hier ben ik, die verleiende de vreemden,
aan mijne kust verzeild, door buitenweegse beemden
naar mijn gemarmerd hof, vervuld met schat en pracht,
| |
[pagina 127]
| |
gedurig met mijn zang deed galmen over nacht
de wouden droef van groen en schittren door het blaken
120[regelnummer]
der toortsen zoet van reuk van onder gulden daken.
Indien ooit iemand mocht ter wereld munten uit
in kennisse der kracht van droggen en van kruid,Ga naar voetnoot122
van wortelen, van zaad, van waatren, gommen, sappen,Ga naar voetnoot123
en die te mengen, naar hun aard en eigenschappen,
125[regelnummer]
met stenen en met stof, met woorden en met schrift,Ga naar voetnoot125
met smettend slangenbloed van allerlei vergift,Ga naar voetnoot126
ik ben 't. Daarom, is 't dat u iemand mag gebrekenGa naar voetnoot127
in wolf of berenmuil, of borstlig zwoord te steken,
zo luistert naar mijn raad en andre gaat voorbij.Ga naar voetnoot129
penta
130[regelnummer]
Helaas, 't geluk en is zo dartel niet met mijGa naar voetnoot130
dat het mij beuren laat om kortswijl wraak te plegen.Ga naar voetnoot131
Maar, hebbend' al den hoop van mijn gemeente tegenGa naar voetnoot132
met stiefzoon ende snaar, is 't daar gekomen toeGa naar voetnoot133
dat, als ik mij maar wreek, ik kreun 's mij weinig hoe.
135[regelnummer]
Zo kies een honger niet en heeft mijn haat onmenslijk,Ga naar voetnoot135
dan alle middel, die maar wis is, is mij wenslijkGa naar voetnoot136
om te verdelgen 't paar, dat op mijn ere gaatGa naar voetnoot137
en draaiboomt mij den weg naar mogendheid en staat.Ga naar voetnoot138
medea
Hitst op des ouden mans gemoed om hen te hindren.
penta
140[regelnummer]
De vader is verdwaasd en ziet geen leed aan kindren.Ga naar voetnoot140
| |
[pagina 128]
| |
proserpina
Het ijzer en geweld uw vijand helpt er uit.Ga naar voetnoot141
penta
Maar open vijandschap de poort voor schade sluit.Ga naar voetnoot142
circe
Zij slaat haar meester en schikt wederzij ter were.Ga naar voetnoot143
medea
't Verraad is trouwer, dat en dient maar enen here.
proserpina
145[regelnummer]
Men leg te werke dan de lagen en de list.
penta
't Is al geschied, maar al te schendelijk gemist.Ga naar voetnoot146
circe
Zo zal uw vijand dan gewaarschuwd zich wel hoeden.
penta
Ik vind mij om en om bezet met kwaad vermoeden.Ga naar voetnoot148
medea
Geveinsde vriendschap voeg' uw bittren haat een' slag.Ga naar voetnoot149
penta
150[regelnummer]
Dit brouw ik en heb dies doen handlen van verdrag.Ga naar voetnoot150
proserpina
't Wantrouwen eens verwekt, is zwaar in slaap te wiegen.
circe
Wie is 't, dien vleijerij en eden niet bedriegen?
medea
Zo die nog niet bestaan, zet hun schenkaadje bij.Ga naar voetnoot153
proserpina
In volle rusting treedt dus de verraderij.Ga naar voetnoot154
| |
[pagina 129]
| |
penta
155[regelnummer]
Ik zie 't, de weg is goed om in 't geloof te raken.Ga naar voetnoot155
Maar om mij voorts dit paar behendig kwijt te makenGa naar voetnoot156
met Hes, hun jongen zoon, alzo dat voor noch naGa naar voetnoot157
- hier wacht ik uwen raad - mij zulk een aanslag schâ.Ga naar voetnoot158
proserpina
Gij wist, Medea, met verbloemde valsheids streken,Ga naar voetnoot159
160[regelnummer]
u op uw vijand door zijn eigen hand te wreken.Ga naar voetnoot160
Zo hielpen Pelias zijn dochters in het graf,Ga naar voetnoot161
die hare deeglijkheid uit liefd' den moordsteek gafGa naar voetnoot162
op ijdel toeverlaat van 't deinzen zijner jaren.Ga naar voetnoot163
circe
In schijn van pais en als begaan om dank te baren,Ga naar voetnoot164
165[regelnummer]
ging gij de koning van Korinthe randen aan,
en 's konings dochter, zo zij zou te trouwen gaan,
en op één ogenblik hebt haar, bekoord door gaven,
gedood, gebrand en met den val van 't slot begraven.
penta
Dat is, tot daar toe, schoon. Maar, wie 't gedaan had, bleek.Ga naar voetnoot169
| |
[pagina 130]
| |
medea
170[regelnummer]
En zou het niet? Dat is mijn wit wanneer ik wreek.Ga naar voetnoot170
Dat 's harten lekkernij. Geen ding en maakt mij blijder
als dat, tot spijt en schâ mijns vijands, leer' eeniederGa naar voetnoot172
wie dat Medea zij. Doch zo met u de stondGa naar voetnoot173
en de gelegenheid vereisen zulk een vondGa naar voetnoot174
175[regelnummer]
van schelmerij om uw wraakgierigheid te koelen,Ga naar voetnoot175
dat wel uw vijand mag, van waar 't hem komt, gevoelen,Ga naar voetnoot176
maar verder niet en blijk' uw onbewijsbre schuld,
zo luister toe. Uit mij een trek gij leren zultGa naar voetnoot178
van helse schallikheid, zo boos als nooit versierdenGa naar voetnoot179
180[regelnummer]
die, in een levend lijf, den vorst des afgronds vierden.Ga naar voetnoot180
Maar sinds mijn strenge geest 't belemmerende kleedGa naar voetnoot181
der aardse leden lomp, uitschuddende, versmeetGa naar voetnoot182
en ik nog stadig, om mijn lust ter konst te slissen,Ga naar voetnoot183
omwroet al wat er is van de geheimenissenGa naar voetnoot184
185[regelnummer]
der wonderbare leer, is van mij ook doorsnuftGa naar voetnoot185
die onderwindalgeest, dat werkelijk vernuftGa naar voetnoot186
van hem wiens lever, door den gragen gier verslonden,Ga naar voetnoot187
stof levert tot zijn pijn en aanheelt tot zijn wonden,Ga naar voetnoot188
Prometheus zeg ik. Deez' heeft mij geleerd een vuurGa naar voetnoot189
190[regelnummer]
zo te bereiden, dat het in een kleed, ter uurGa naar voetnoot190
toe die men 't stellen wil, onzichtbaar zich verberge,
| |
[pagina 131]
| |
dan blaak' en sla door vlees en been tot in den mergeGa naar voetnoot192
op enen ogenblik. Stelt gij schenkaadjen toe,Ga naar voetnoot193
voortreffelijk in 't oog. En, daar men 't minst vermoe,Ga naar voetnoot194
195[regelnummer]
laat zitten deze pest behendelijk gedoken.
Voorts om u buiten 's scheuts en t' houden onbesproken,Ga naar voetnoot196
dus zult gij 't leggen aan. Zo ras als het verdragGa naar voetnoot197
geraamd mag wezen, doe verzoeken zeekren dagGa naar voetnoot198
om 't zelve voor 't altaar te vestigen met eden.Ga naar voetnoot199
200[regelnummer]
Dan past met enen vloek uw vijand voor te treden,Ga naar voetnoot200
vrij roepend op uw hoofd hels vuur en hemels aan,
indien gij valslijk zwoert. Hetzelve zij gedaan
van uwe haters ook, opdat zij, na verslagenGa naar voetnoot203
van onvoorzienen brand, verraders name dragen,Ga naar voetnoot204
205[regelnummer]
als door der Goden wraak op valsheid achterhaald.Ga naar voetnoot205
penta
Geen weg zo duister, o Medea, waar gij dwaalt.Ga naar voetnoot206
De dag is al gesteld. Zo ras de blanke morgenGa naar voetnoot207
verstoort het rijk der rust en opricht 't rijk der zorgen,Ga naar voetnoot208
is het bestemd te gaan met onderlingen mond,Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
in 't aangezicht der Goôn, bekrachtigen 't verbond
der nieuwe vriendschap. Nu schort mij alleen te leren
't bereiden van het vuur en gaven te stofferenGa naar voetnoot212
aanminnig en van schijn zo schoon, dat d' achterdochtGa naar voetnoot213
| |
[pagina 132]
| |
mijns vijands daardoor in bekoring wordt gebrocht.Ga naar voetnoot214
proserpina
215[regelnummer]
De giften staan u licht, daaraan en zal niet letten.Ga naar voetnoot215
circe
Maar 't is, Medee, uw beurt de konst haar bij te zetten.Ga naar voetnoot216
Dus de verborgenheên ontsluit en ons bediedtGa naar voetnoot217
te recht van als.
medea
Die zaak is zo geringe niet,Ga naar voetnoot218
noch mij hier bij der hand voorzien haar toebehoren.Ga naar voetnoot219
220[regelnummer]
De grootste Razernij in haar getergden toren,Ga naar voetnoot220
wanneer zij wraak en moord en woede wreedheid brult,Ga naar voetnoot221
de blikken openspalkt, de lippen ommekrult,Ga naar voetnoot222
zo doet met knarsen 't vuur zij uit haar tanden springen.Ga naar voetnoot223
Zorgvuldig kweekt men dat in doeken die 't ontvingen,Ga naar voetnoot224
225[regelnummer]
in doeken eens gebrand en tonder van het kleed,Ga naar voetnoot225
besmet met hydra's gift, waarmee dat gij verdeed,Ga naar voetnoot226
o Deianir', uw man. Nog moet men hebben vonkenGa naar voetnoot227
uit Sisyphs keizelsteen, met Pluto's staf geklonken,Ga naar voetnoot228
| |
[pagina 133]
| |
en uit Cocyt gerukt steenkallek ongeslist,Ga naar voetnoot229
230[regelnummer]
en zwavel uit het diepst des jammerpoels gevist,Ga naar voetnoot230
en van Megaera's toorts in Styx gedoofde kolen.Ga naar voetnoot231
Al vuur dat veinzen kan en houden zich verholen.Ga naar voetnoot232
Dit moet men roeren en vermengen op zijn maat,Ga naar voetnoot233
en lerpen met een wind die snel en scherrep slaat,Ga naar voetnoot234
235[regelnummer]
en jagen vlam door vlam totdat zij t' zamen helenGa naar voetnoot235
door tochtig zwoegen van kortaêmde slangenkelen.Ga naar voetnoot236
In voorraad heb ik dit vergaderd al bijeen.Ga naar voetnoot237
Dus laat het op mij staan, 't en schort maar aan 't bereên.Ga naar voetnoot238
Eer dat de zonne komt het middagpunt te naken
240[regelnummer]
zal ik 't u schikken toe, door enen mijner draken.Ga naar voetnoot240
Maar op wat ure wilt gij dat zich 't vuur verbreê?Ga naar voetnoot241
penta
De koning is gezind den ingang van de vreêGa naar voetnoot242
te vieren met banket, om door het heuglijk woelenGa naar voetnoot243
het overschot des haats uit de gemoên te spoelen,Ga naar voetnoot244
245[regelnummer]
naar gissing die hij maakt. Beginnen zal dat feestGa naar voetnoot245
wanneer zo dat de zon aan 't dalen zij geweest,Ga naar voetnoot246
vier uren over drieën. Dus dunkt mij niet te wachtenGa naar voetnoot247
met het ontspringen van het vuurwerk over achten.
En zo 't ons dan gelukt, te lichter zal geschiên,
250[regelnummer]
dat het word' voor een straf der Goden aangezien,
| |
[pagina 134]
| |
om tegen hunne faam al 's werelds haat te sterken.Ga naar voetnoot251
medea
Dat neemt gij wel. Ik zal dan op acht uren werken.Ga naar voetnoot252
proserpina
Zijt gij voldaan?
penta
Ik ben 't.
circe
't Is tijd dan ons t' ontslaan.Ga naar voetnoot253
medea
Zo trekken wij ons weegs te zaam.
penta
Ik laat u gaan.
rei van joffrouwen
255[regelnummer]
Ten laatsten heeft het edel hof
der brave Catten, hoog van lof,Ga naar voetnoot256
gezet zijn moed verbolgen neêr.Ga naar voetnoot257
De vader ziet den zoon niet meerGa naar voetnoot258
met achterdochtig' ogen door.
260[regelnummer]
De zoon en ducht niet langer voor
des vaders dreigend' ongenâ.Ga naar voetnoot261
't Is tijd eens dat de neve gaGa naar voetnoot262
en smekend grootvaêrs zorgen redt.
Help Goôn! Wat brengt het tweede bedGa naar voetnoot264
265[regelnummer]
al onrusts en al scheurings in,
waar een voortreflijk huisgezinGa naar voetnoot266
zich vleien moet als onderdaan
| |
[pagina 135]
| |
van heersheid nieuw? Gemeenlijk staan
de kind'ren ook goe stiefmoêrs duur.
270[regelnummer]
Maar als zij, met een grimmend vuur,Ga naar voetnoot270
door forsen nijd aan 't woên gebracht,Ga naar voetnoot271
ontsteken op haar mans geslacht,Ga naar voetnoot272
wen leeuw of tijger leed geschiedt,Ga naar voetnoot273
en zijn zij zo verbolgen niet.
275[regelnummer]
Dus kwam te hoof, aan tweên gesplitst,Ga naar voetnoot275
in zwang te gaan de zware twistGa naar voetnoot276
die ieder zijde kiezen deêGa naar voetnoot277
en afkeer nemen van de vreêGa naar voetnoot278
de best' en de gemene liên.Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
De moeders gosten om te zienGa naar voetnoot280
met deernis en verslegenheid,
naar 't wit van haar genegenheid.
Eenieder zag nu komen aan
inlandsen krijg, bron aller kwaên,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
buur tegen buur, bloed tegen bloed,Ga naar voetnoot285
verraad, verrassing, arremoed,Ga naar voetnoot286
smaad, ballingschap, aan allen oordGa naar voetnoot287
verwoesting, vangenis en moord.Ga naar voetnoot288
Wat zouden menig wees en weeuw,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
o Goôn, bedroeven onze eeuw,
hing over 't menslijk zaad onvroedGa naar voetnoot291
Uw hart niet bet als 't eigen doet!
| |
[pagina 136]
| |
Ons levens tijd spoedt hare baanGa naar voetnoot293
en sukkelt t' genen herberg aan.
295[regelnummer]
Zij die wel breed zich open doetGa naar voetnoot295
wanneer men haar ziet in 't gemoed,
is, als men haar van achtren ziet,
een stip, een ogenblik, een niet.Ga naar voetnoot298
Nog pijnt men zich, o blinde keur,Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
- en 't moet er af dat het ons beur -
in plaats van zoet' aanminnigheid,
te zoeken, met scherpzinnigheid,
tot eigen kwelling, 's anders kwaad.
Men voert met statig opzet haat.Ga naar voetnoot304
305[regelnummer]
't Lust om zijn vijand eens te slaan,Ga naar voetnoot305
met onlust staag geplaagd te gaan.
O dwaasheid, zeg mij toch, wanneer
is 't in een wrijtend hart mooi weer?Ga naar voetnoot308
De geest, bewerpend anders kruis,Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
vol donders is, vol hagelbuis.Ga naar voetnoot310
Zijn stormen zonder pozen zijn.Ga naar voetnoot311
Zijn nevels breekt geen zonneschijn.
Nog korten wij met zulk verdrietGa naar voetnoot313
deez' stip, dit ogenblik, dit niet.
315[regelnummer]
Gaat heen en vrij uw wreeklust boetGa naar voetnoot315
met stopen van vergoten bloed,Ga naar voetnoot316
| |
[pagina 137]
| |
indien geen zang uw oren vleitGa naar voetnoot317
zozeer als klacht en jammerheid.Ga naar voetnoot318
Indien uw neus den amber rijkGa naar voetnoot319
320[regelnummer]
verfoeit bij reuk van vijands lijk,Ga naar voetnoot320
indien uw ogen steekt de walgGa naar voetnoot321
van als, behalve rad en galg,Ga naar voetnoot322
en nimmermeer uw aêr en zwelt,Ga naar voetnoot323
als daar men stroopt 't gedoste veldGa naar voetnoot324
325[regelnummer]
wen 't in zijn volle rijkdom staat,Ga naar voetnoot325
en met hoefijzers maalt het zaad,Ga naar voetnoot326
of, waar men vossen t'zamen bindt,Ga naar voetnoot327
of, met een stokerd van een wind,Ga naar voetnoot328
de vlammen door het koren jaagt,
330[regelnummer]
dat, als gij 't van een toren zaagt,Ga naar voetnoot330
verdronken in een zee van brand
zou liggen al het platteland,
zo bruist het vuur erdoor en stroomt
ten laatsten over 't hoog geboomt
335[regelnummer]
en weidt, met enen veeg, te maalGa naar voetnoot335
't gewest van dorp en daken kaal.
Hebt in deez' helsheid uw vermaak,Ga naar voetnoot337
maar, vroeg of laat, wacht wederwraak.Ga naar voetnoot338
Of nu fortuin de wapens neemtGa naar voetnoot339
340[regelnummer]
partijdig in uw eed, 't is vreemdGa naar voetnoot340
| |
[pagina 138]
| |
zo eerloos als zij overlooptGa naar voetnoot341
en licht uw eigen benden slooptGa naar voetnoot342
en doet u zuchten naar de zoen.Ga naar voetnoot343
De leeuw die krijgt de muis van doen.Ga naar voetnoot344
345[regelnummer]
Wat schepsel heeft zo klein gewald,Ga naar voetnoot345
wien kwaad doen grote moeite valt,Ga naar voetnoot346
wanneer 't gesteken is van spijt?Ga naar voetnoot347
Een worrem neemt tot zijn ontbijtGa naar voetnoot348
het harte van een groot tiran.
350[regelnummer]
Eén Spaanse vlieg vermoordt een man.Ga naar voetnoot350
Zwicht ieder nu voor uw geslacht,Ga naar voetnoot351
't wordt eens verneêrd en uitgelacht.Ga naar voetnoot352
En mag men dan zijn haat verhitGa naar voetnoot353
wel laten niet, van lid tot lid,Ga naar voetnoot354
355[regelnummer]
als heerlijk goed ten errefdeel?Ga naar voetnoot355
Of houden een gehuurde keel,Ga naar voetnoot356
die staag, uw leed ophalend, gaap'Ga naar voetnoot357
en stoort der wrevelheid haar slaap,Ga naar voetnoot358
zo ras maar als zij oge luikt?Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
Ik prijs den vorst die zege bruiktGa naar voetnoot360
tot noodweer, en met zulk een maat,Ga naar voetnoot361
| |
[pagina 139]
| |
dat hij bij vijand dank begaat,Ga naar voetnoot362
die alle toegedreven leid
en trots en wederwaardigheidGa naar voetnoot364
365[regelnummer]
kan rustig stellen aan een zij,
ter liefde van zijn burgerij.
Met enen prins zo wel geleerdGa naar voetnoot367
heeft nu de Hemel ons vereerd,
en 't hart van onze koningin
370[regelnummer]
bestort met vredelijker zin.Ga naar voetnoot370
Ach, moeder zonder 't hart genaamdGa naar voetnoot371
te wezen, zich te lelijk schaamt.
Maar wie zich kwijt in stiefmoers staatGa naar voetnoot373
en niemand onvernoegd en laat,Ga naar voetnoot374
375[regelnummer]
met enen zet zij opwaarts streeftGa naar voetnoot375
tot lof die weinig weerga's heeft.
'k Weet nauw, die heerkracht leiden weids,Ga naar voetnoot377
of z' hoeven meer bescheidenheids.
|
|