Geeraerdt van Velsen. Baeto, of oorsprong der Hollanderen
(2005)–P.C. Hooft[p. 54] | |
Derde bedrijf
harman van woerden, Geeraerdt van Velsen, Gijsbert van Aemstel
harman van woerden
Ik koom het in der ijl daar alles deur gevlogen.673
De poort is wel bewaard, de bruggen opgetogen,674
675
op elken toren is een schildwacht uitgezet,
het wachthuis vol krioels, eenieder rustig met676
de wapens bij de hand en niemand suf van allen.677
Verzekerd houd ik ons voor schielijk' overvallen,678
tenzij zelfs 's hemels haat ten oorlog ons ontzegg'.679
geeraerdt van velsen
680
't En is de mening niet te wachten naar beleg.680
Maar, om bekwamelijk de zake te voltrekken,681
vereist de tijd dat wij 't verborgen nu ontdekken682
aan neef Van Aemstel, als een treff'lijk medelid683
van onz' verbintenis.684
gijsbert van aemstel
Wat 's dat verborgens?
| |
[p. 55] | |
ik wel geen aanstoot vrees. Zij prijzen ons verdrag,687
maar op haar hulp men ook zich niet verlaten mag.688
In kwaden zaken wordt de hevige bedrijver689
690
met haasten aangevoerd van zijn verblinden ijver.
Gerechtig' aanslag sloert onder beleid en raad691
des juisten redens, die nauw uit haar tred en gaat.
Zo zullen zij. Des waar daarop te wachten, dolen.693
D' onkundige gemeent' heeft d' ogen in de zolen,694
695
en blindelings verkiest en blindelings versmijt,695
en vaak vive ma mort, meure ma vie krijt.696
Des veilig nergens wij in 't land zijn van de grave.
gijsbert van aemstel
Hoe dan toch toe?
geeraerdt van velsen
De vorst, die onder zijnen stave698
't gehoorzaam Eng'land buigt, en heeft in zijner macht699
700
de kindren, effen rijp, te scheiden van geslacht700
haar overhangend hart, en presten ze ten strijde702
met bogen handig taai en flitsen scharp van dop.703
't Zij dat hij dreige met beschreilijk oorlog op704
705
te komen den Fransoos, wiens speer hij niet laat roesten,
| |
[p. 56] | |
of met verslindend' heertocht Schotland te verwoesten,706
of te versteuren met het ijzer blank en 't vier707
in zijne nachten lang, den ongastvrijen Ier,708
deez' heeft hem vast gemaakt bij schriften en bij sprake709
710
van eden duur, geloofd t' handhaven onze zake.
Des de verrader hem te geven in de hand,711
wij hebben ons in zijn bescherming en het land.
harman van woerden
Daar is des graven zoon, de prinse Jan met namen,
dien d' eer gebeurd is van in echte te verzamen714
715
met 's konings dochter; deez', als van de rechte struik715
een onbesproken spruit, zal men, naar oud gebruik,
doen zweren 't onderhoud van alle vrijigheden,717
die 't land ooit had voorheen of hebben mocht met reden,718
en zo bemoffelen zijn handen, dat hij 't spel719
720
door hoogmoed echter ons niet weer in 't war en stel,720
maar heb eerbiedelijk d' Engelse kroon te vrezen,721
en als hij zal gehuld op deze voorwaard' wezen,722
verheffen tot de naam zijns vaders. Dezen vond723
is d' eenig' uitkomst die wij hebben. Des terstond724
| |
[p. 57] | |
725
- want ons geen ding zo kwaad als sloffen is of slepen -725
bestelt ons, neve, drie van de bezeilste schepen.726
Gij kent deez' hoek, gelijk uw volk, de schipliên, doet.727
gijsbert van aemstel
Schepen? Ik ben gescheept daar ik meed' over moet728
en vind mij zover t' zee met uw verhaaste kielen,729
730
dat ik, helaas, vergeefs nu omzie naar mijn hielen.
Maar weeldig Utrecht, o bisschoppelijke stad,731
in ik nog binnen uw strijdbare vestens zat,732
ik brachte den tiran in handen niet degenen,
die min het vaderland als eigen wrake menen.734
735
De waarheid is, gelijk ik geenszins en beneen,735
dat ik in handeling en vrundschap ben getreên,736
op uw aanhouden, met de vorsten, ons geburen,737
eer dat men iets bestond', om binnen hare muren738
uitvlucht te vinden, en enigen toeverlaat739
740
te weten, bijaldien mislukt waar' onzen raad740
en aanslag vol gevaars, die 'k helpen heb beginnen741
met goeden ijver, om gelegenheid te winnen742
tot het vergaderen der Staten, 't welk dus lang
| |
[p. 58] | |
de schalke dwingeland door slimmer treken gang,
745
door dreigen en ontzich, geweten heeft te weren.
Maar toegang in het land t' openen vreemden heren,746
om grote steden met driesende sloten vast
te dwingen, 't platteland parsen met overlast
van knechten tuchteloos en overzeese koppen,
750
met oorlogsvolk uitheems ons vestingen te stoppen,
te zetten d' eed'len van haar ambten, borgers rijk
van haar vrijheden oud; huisluiden op den dijk,
't was nooit mijn mening.
| |
[p. 59] | |
760
toen Thebe en Holland nu bleven in slavernij.760
geeraerdt van velsen
Dan waar het straffeloos de volken te verslinnen.761
gijsbert van aemstel
Onordens al genoeg, laat orden eens beginnen.762
harman van woerden
Dat zal 't wanneer de graaf zal zijn in 's konings hand.763
gijsbert van aemstel
Ziet toe! ziet toe! Gij scheept 's lands welvaart uit het land.764
geeraerdt van velsen
765
Wie is dat? De tiran die wij tezamen vingen?
gijsbert van aemstel
's Lands hoogheid is 't die gij verraadt aan vreemdelingen.766
geeraerdt van velsen
Men zet een billijk prins in dwingeland zijn stoel.767
gijsbert van aemstel
Hoe lang doch billijk? Totdat hij zich meester voel'?
harman van woerden
Zijns levens hele loop doet hem voor goed befamen.769
gijsbert van aemstel
770
Het zij zo. Wie wil borg zijn voor zijn erfgenamen?
geeraerdt van velsen
Dat is te ver gezorgd, intussen dag en raad.771
gijsbert van aemstel
Nooit zorgd' hij ver genoeg, die zorgde voor een staat.772
harman van woerden
Gemeenlijk komen voort de vromen van de vromen.773
| |
[p. 60] | |
gijsbert van aemstel
En als die regel mist, dan is het omgekomen.774
geeraerdt van velsen
775
Men kan een vorst zijn macht bepalen bij verdrag.775
gijsbert van aemstel
Volvoert dat als zijn vreemd krijgsvolk u overmag.776
harman van woerden
Wat middel zoudt gij dan goed vinden te gebruiken?
gijsbert van aemstel
Den graaf en graaflijkheid haar wieken wel te fnuiken,778
doch niet door vreemd geweld, maar naar voorouders zeên.779
780
Beschrijft de ridderschap, beschrijft de grote steên,780
waar d' opperheid bij staat, en laat die wederhalen781
de buitenspoorse macht in d' oudbezette palen.
Ik waarschuw: nog is 't tijd, verblindt u niet de wraak.783
harman van woerden
En zo den Staten haar niet kreunen onze zaak?784
geeraerdt van velsen
785
Of zo zij, den tiran ten dienst, ons tegen spannen?785
| |
[p. 61] | |
790
zullen, gelijk als gij, den prins het land uit voeren,
en zo zij 't vinden goed, met lasterlijk bedrijf,
hem tasten aan zijn kroon, hem tasten aan zijn lijf.
Des zo g' u niet en wacht hier verder in te moeien,793
zo zullen eeuwelijk verspuwen en verfoeien794
795
de tijdgenoten en naneven uwen naam.795
En, of ik 't met u stond, zo waar 't nog onbekwaam,796
dus in der ijle, volk en schepen toe te reden.
harman van woerden
Dewijl de zaak bij u dus staat, ik ben tevreden798
dat wij ons in de rust van deze nacht beraên.
geeraerdt van velsen
800
Zo gij mij overstemt, ik moet eronder staan.800
Maar zal toch nimmermeer hier blijven veilig vinnen.
gijsbert van aemstel
Nooit is er heil gevolgd uit raad van bijstre zinnen.802
Ai, reddet d' uw' en toont van reden wat meer blijks.
harman van woerden
Goenacht zoon.
gijsbert van aemstel
Neef, goenacht.
geeraerdt van velsen
Ik wens u desgelijks.
geeraerdt van velsen, Machtelt van Velsen
geeraerdt van velsen
805
't Was wel dat wij de grond voor Aemstel eerst verzwegen,805
wij hadden anders hem niet in 't verbond gekregen.
| |
[p. 62] | |
't Is kwaad iets aan te slaan met nauwgezette liên.807
machtelt van velsen
Mijn here, zijt gij daar? Wat kwelt u? Over wien
is uw misnoegen?
geeraerdt van velsen
't Schijnt of Aemstel zoud' bezwijken.809
machtelt van velsen
810
Hoe dat?
geeraerdt van velsen
Hij neigt tot raad die geenszins veiliglijken810
te werke zijn gesteld noch billijk wezen kan.
machtelt van velsen
Wat doch?
geeraerdt van velsen
Maar, zachtelijk te hand'len den tiran!812
machtelt van velsen
Indien een vrouw betaamt te zeggen haar gevoelen,
zo bid ik, laat de brand van onze smart bekoelen
815
zoveel, dat onze leed, en de bijzond're haat,815
niet boven liefde van 't gemene best en gaat.816
geeraerdt van velsen
'k Heb groot verlangen naar mijn schildknaaps wederkeren,817
dewelk' ik henen heb, om antwoord te begeren
dat d' uitkomst van de zaak ontdekke naakt en klaar,
820
naar Muiderberg geschikt, aan Timon toveraar.
Ik gis hij is nu wel ten einde zijnen pade.
machtelt van velsen
Wat kwader raadsman, lief, waar gij mee gaat te rade!822
| |
[p. 63] | |
geeraerdt van velsen
Wat zal ik maken? Een begeerte zonder maat823
mij 't harte nimmermeer te snerpen af en laat,
825
om weten wat geluk wij hebben te verbeiden.
't Zij dat wij laten ons van Aemstels zinne leiden,826
of dat men 't aan de gunst der winden hangen zal,827
't is rondom vol gevaars en 't geldt mij bovenal.828
machtelt van velsen
Helaas!
geeraerdt van velsen
Zo niet mijn troost, mijn ziele, spaart uw tranen.829
830
Van vaak ik mij en van vermoeidheid voel vermanen.830
machtelt van velsen
't Is wonder dat u die bevingen niet veel eer.
geeraerdt van velsen
Treedt in.
machtelt van velsen
Ik volg, mijn lief treedt in en geeft u neer.832
schildknaap
Mijn leven hoord' ik vaak en menigmaal ten breesten833
van spook gewagen en van toverij en geesten,834
835
maar ondervond nooit iets. Doch 't horen en het zien835
van zulk bedrijf somwijl getuigen kloeke liên,836
en die niet zijn gewoon de waarheid te bemeuzelen,837
des ik wel 't meeste deel, maar al niet houd voor beuzelen.838
| |
[p. 64] | |
Als ongeluk mij parst vind ik mij heuglijk som,839
840
en somtijds treurig, dat ik niet kan zien waarom.
Komt dat bij geesten toe, die zwijgend innesluipen841
en onze zinnen door haar binnenste bekruipen?842
Of maken zonneschijn of buiig weêr onstuim843
den mensen nu een droev' en dan een blijde luim?844
845
Doet al uw best, somtijds een licht ding zal u missen845
en somtijds rolt een zaak van zelven tegens gissen.846
Zijn 't geesten, die alzo beschertsen ons verstand?847
Of is het wild geluk des werelds allerhand?848
Soms schijnt te pikken iets op ons van alle zijen,849
850
soms waarschuwt iets of helpt en schijnt met ons te lijen.850
Wanneer men daar op let, dunkt mij gelovens waard,
hoe dat er geesten zijn, van goed' en kwader aard.852
De kwade geesten eer van wijsheid toe te schrijven,
aan haar te zoeken heil en raad in ons bedrijven,854
855
en is, na dat ik kan bevroên, niet wel gedaan,855
nochtans belast mijn heer mij daarom uit te gaan.856
Een ander van zijn hals, dus duidend, had geschoven857
zijns heers bevel, ik leg de toortsen in den oven.858
Hoe dat ik nader kom aan Muiderberg gegaan,859
860
hoe dikker lucht. Of laat ik 't mij te voren staan?860
| |
[p. 65] | |
Hier, in verloren hol en heggen naar beloken,861
Timon de toveraar, van niemand onbesproken,
verschuilt zijn haatlijk hoofd. 't Verkeerde schepsel leidt863
en wallegt van de dag en alle lieflijkheid.
865
Zijn eigen lichaam niet en wenst hij wel te tieren,865
maar scharp gebeent bekleed met onderaardse spieren,866
is schoonheid in zijn zin. Een kinne die de schaar
haar ruigheid nooit besnoeid', en ongekemmet haar,
en van geschrookten huid de rimpels hem vermaken,869
870
lantaarnhoornig gezicht, holl' ogen, hoge kaken.870
Onzalig mens, is dan uw wijsheid ongemeen871
gebonden aan dusdanige wanschapenheên?
Of kan de dwaasheid ijl van jongers en van vrouwen873
aan dezen woesten schijn lichtlijker toevertrouwen
875
verborgen wetenschap? Voorwaar, het mochte wel875
dat dit en al uw doen niets waar dan guichelspel.876
Ik zal 't doorzien. Wat kan 't mij meer als u doch deren?877
't heilloze vollik dwingt des afgronds, naar ik hoor.
timon
880
Ik hoor.
| |
[p. 66] | |
schildknaap
Gij die mijn eigen stem teruggekaatst in't oor
en antwoordt met mijn mond, waar zijt gij met uw wonder?883
timon
Onder.
schildknaap
Indien gij u vermeet te wezen een vermonder884
885
van 't geen dat zal geschiên, zo gunt dat ik koom in.
timon
Koom in.
schildknaap
Op zake van gewicht ik horen zou uw zin.887
Wat raad om 't hol zijn deur te vinden in deez' hoeken?888
timon
Zoeken.
schildknaap
890
Ik zoek vergeefs en zou mijn ogen schier vervloeken.
Maar hier is 't duister, leidt de weg hier naar beneên?
timon
Neen.
schildknaap
Al is het dicht waar ik het loch te vinden meen,893
zegt van den ingang mij, bid ik, een merrekteiken.894
timon
895
Eiken.
schildknaap
Hier staat ze. Maar het oog geen ingang kan bereiken.896
Komt buiten liever gij, verwachten ik u zal.
timon
Ik zal.
schildknaap
Waar wilt gij dat ik toef: beneden in het dal899
| |
[p. 67] | |
900
dat vol van liezen staat, of liever hier ter stede?900
timon
Ter stede.
schildknaap
Ik bid u, helpt mij voort. 't Is middernacht alrede.902
Wanneer zo zal uw konst toch komen voor den dag?903
timon
Voor den dag.904
schildknaap
905
Beginnen zult gij dan al zonder lang verdrag,905
de zon, om deez' tijd 's jaars is niet gewoon te luien.906
Wat zie ik? D' eiken leeft. Het aardrijk met de kruien907
rondom de wortel schudt, de boom springt uit zijn grond,
die wasemt rook en vlam. Och, dit 's de hel zijn mond!
910
Och, dreigen van de dood mij nooit zo zeer vervaarde.910
schildknaap, Timon
timon
Hier ben ik, Timon, die in water, lucht en aarde
voer over geesten, spook en ikkers heerschappij.912
Al waar de wereld af verschrikt, dat schrikt voor mij.913
In 't diepe van de zee, door kracht van heilloos rijmen,914
915
bekommer ik de zon. Ik doe de maan bezwijmen,915
dat zij haar doodverf zet. De winden, zonder toom916
aan 't rennen, schut ik kort en maak een dode stroom.917
En mits het mij belieft, help ik haar weer aan 't hollen918
| |
[p. 68] | |
en schud den hemel, dat de sterren suizebollen.
920
Ontbinden kan ik de gemoeden van de min,920
en and'ren, weder, stuur ik harde zorgen in.921
Bij nare middernacht mijn eunjers ik doe draven922
het kerkhof om en dries de doden uit de graven923
en breek haar ijz'ren slaap, en dwing haar vaardig, dat924
925
zij mij aanwijzing doen van een verborgen schat,
of van kleinodiên, voor veel jaren al verloren.
Of wil ik weten 't eind, eer dat het is geboren,927
van enig' aanslag, zulks zal bij een geest geschiên,928
die door d' omstandigheên vervolligs nood kan zien.929
930
Eist wat gij weten wilt.930
schildknaap
De Velser heer, ontsteken
met edel gramschap, om de schennisse te wreken931
bedreven aan zijn vrouw, heeft, als een moedig man,
zijn handen kloek ter daad geleid aan de tiran933
en houdt op 't Muiderslot gevangen den misdadigen.
935
't Geluk, wat dreigt het? Zal 't zijn aanslag begenadigen?935
Of waar het beter nooit in dit gevaar getreên?936
| |
[p. 69] | |
schildknaap
Daar kome wat het zij. Al 't geen dat gij verwacht,941
dat ben ik wel getroost. En zijt gij voor de scharen
der helle veilig zelf, gij zult mij wel bewaren.943
timon
Nu luistert naar mij, gij driekoppig' Hecate,944
945
soms vol, nu rechts, dan links van tronie hallef snee,945
o grootste dwaalster, die de duister mint, van zessen,946
gij die in u gewout hebt alle toveressen947
en let van lieverlede op beevaart en gelol,948
nachtloopster, luistervink, weermaakster, grote kol.949
950
En gij, gekroonde draak, vol van verborgen steuring,950
die 's hemels burgerij afvallig bracht tot scheuring951
en worpt u op tot hoofd des heers dul opgeruid,952
die 't muiten zuurst bekwam en nog gestadig muit,953
aanhitsend' hemelwaarts uw booz' wanschapen schimmen,954
955
hoewel nu t' zink zo diep als gij dacht hoog te klimmen.955
Tiran des sulferpoels voor wie de afgrond beeft956
| |
[p. 70] | |
en al wat, onder maan, de wereld ommezweeft957
van tovergeesten, tuk op kruiden en venijnen,958
of onderaards gedrocht gaat waren in de mijnen.959
960
Ulieden ik bezweer door deze tekens plat,960
door deze beelden die gemaald staan op dit blad,961
door deze namen groot bij Arabiers en Moren,962
door deze roed' en door de kracht daarin bezworen,963
en door 't versteurd gebeent' van dezen cirkel rond,964
965
dat gij verschijnen doet, alhier voor mij, terstond
een geest, gezwind op reis, deurtrapt, rondommezwierig,966
betweter, tijdingziek, bemoeial en nieuwsgierig,967
en die van logentaal te spreken voor mij schrikt.968
De maan gehoorzaamt reeds, zij heeft mij toegeknikt;
970
der hellen koning meed', of ik ben onervaren,970
want d' aarde loeit van angst en arbeidt om te baren.971
schildknaap, Timon, Helse geest
helse geest
De vorst der diepten schikt mij uit den helsen brand,972
onwillig, maar door dwang zijn vaardige gezant,973
Timon, om op de vraag die gij hebt voor te stellen,974
975
t' antwoorden. Vraagt, maar kort, en oorloft mij ter hellen.975
timon
De heer van Velsen houdt d' Hollandse graaf gevaên
| |
[p. 71] | |
te Muiden, op het slot, zegt hoe 't hem zal vergaan.
timon
980
Vaart heen, gij hebt voldiend.980
helse geest
Ik vaar.
timon
Deez' tijding dragen,
gij jongman, moogt uw heer, wien zij wel zal behagen.
Op logen gij de geest zult vinden nimmermeer.982
schildknaap
Ik ga dan, Timon. Dit laat u te loon mijn heer.983
't Is ongelooflijk dat zo wonderlijke zaken984
985
niet in der daad geschiên, maar dat haar mensen maken985
en geven valsen schijn. Nochtans haar maakt verdacht,986
dat zij dusdanig spel niet spelen dan bij nacht,
een tijd die gunstig heelt 't litteken van de logen.988
Laat zien, hoe sprak de geest? Ik zou 't vergeten mogen.989
990
‘'t Is wel van hem verzind, dat hij 't zich onderwindt’.
Hoe nu? Het woord verzind, men dubbelduidig vindt.991
Is 't van mijn heer verzind met zinnen wel geslepen,992
of heeft hij zich verzind en wel te deeg vergrepen?
Wie leidt mij uit hoe ik dit nemen zal? Ja, ja,994
995
nu dat het ommekomt, vind ik mij even na.995
| |
[p. 72] | |
rei van amstellandse jofferen
Och, hoeveel beter waar' het nooit te zijn geboren
en 't licht te missen,997
welks min zo menig, menig mense doet bekoren998
en schendig glissen,
1000
als uit voorouders snood te zijn gesproten1000
en wezen van 't veracht,1001
onzuivere geslacht,1002
verworpen loten!1003
Al wie dat het genot van haar begeerte vijnen1004
1005
door boze daden,
dien moet haar lust, met nasmaak kwaad, in 't kort verdwijnen,
den heer tot schaden.
En 't lelijk ongerucht sterft t' genen stonden,1008
maar wispelt na en voor1009
1010
met vale wieken door
der mensen monden.
Geen ding en is er dat zozeer verleidt de vromen1012
van vroomheids wegen
als slimme voorgang, meest van ouders en van omen1014
1015
tot kwaad genegen.
In haarliêr spoor, zijn voeten ongebonden,1016
| |
[p. 73] | |
elk licht verreukeloost
en, met 't gezelschap, troost
zich in de zonden.
1020
Hoe vele doen te kort, helaas, dan haren neven1020
nakomelingen,
degeen, die door bedompte tocht des moeds gedreven,
in schanden springen!
Gelijk de Velser heer, die gaat besluiten
1025
dat hij, om wraaks verzaên,1025
's lands hoogheid wil verraên1026
aan macht van buiten.
Mij lust in 't klaagbad, laas, weemoedelijk te treden1028
na druks vermanen,1029
1030
en mij te wassen heel van boven tot beneden
in lauwe tranen.
O mensen broos, hoe glad is voor u allen
heilzame deugdes baan,1033
waar niemand zeker staan1034
1035
en kan voor 't vallen!
Tot nog toe Velsen ging, zo 't scheen, dat niemand vaster1036
zijn treden spande.
Nu is, helaas, helaas, zijn lof verkeerd in laster,1038
zijn roem in schande.
1040
Voortaan zal elk die placht te prijzen, smalen.
Voortaan zal niemand meer,
| |
[p. 74] | |
om d' onbesproken eer,1042
zijn huis ophalen.1043
O Gijsbrecht, waardig heer van onzen vaderlande,1044
1045
wijs, goedertieren,1045
die daar den klaren Amstel met zijn groenen rande1046
hebt te bestieren,
hoe is den inslag u bedekt gehouwen?1048
Hoe zijt gij ingeleid1049
1050
door uw trouwhartigheid1050
en goed betrouwen?1051
Nu vreez' eenieder die getroond wordt om gezworen1052
aanslag te maken,
dat daar iets anders schuilen mag, dan 't schijnt geschoren,1054
1055
in 't hol der zaken,
zodat men lichtlijk komt, door 't vals bedieden,1056
niet in gevaar alleen,
maar na te jagen 't geen
men meent te vlieden.
1060
Niemand verlaat zich hier op edel' of oneêle1060
vrienden of magen.
| |
[p. 75] | |
|