Baeto
(1980)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Vierde bedryf
ot
Een' gróte stadt waar af te lópen met een'drommelGa naar voetnoot963
Zó toegerust als dees'. Men roer trompet nócht trommel.
965[regelnummer]
In órden. Scheidt u hier. Ghyliên treckt omme dit.Ga naar voetnoot965
Bezet van achtren 't hóf. Hóudt ghy u in 't gelit,
En volleght my, om aan de póórt geweldt te baren.Ga naar voetnoot967
| |
Ot, Baeto, Burgherhart, Luidewyck
ot
Daar is de vijandt.
baeto
Laat, myn' heeren, deze scharen
(Bid ick) geen' proeve doen van elck des anders moedt.
970[regelnummer]
Schouwt (bid ick) arghernis, en stortinge van bloedt.Ga naar voetnoot970
Indienmen niet en acht verdiensten menighvuldigh,
Men is zó veel myn' staat wel en myn' afkoomst schuldigh,
Dat ick aan vailigheidt en eere lyd geen' schae,
Tót dat de koning reght des handels grondt verstae.Ga naar voetnoot974
luidewyck
975[regelnummer]
Waar henen mannen? in een enckel óóghverdreijenGa naar voetnoot975
Kan 't zyn dat Catmeer uyt het leven koom te scheijen,
Zó naar is koning dees': en het en scheelt niet meer,Ga naar voetnoot977
Oft ghy en velt uw spits op uwen opperheer.Ga naar voetnoot978
burgherhart
Onthóudt u van geweldt. Is anders u geheetenGa naar voetnoot979
980[regelnummer]
Dat was door misverstandt.
| |
[pagina 83]
| |
ot
Is dit zich wel gequeten
Gezellen? hoe? ghy suft? óft komt het yemandt toeGa naar voetnoot981
Dat reght hy tusschen den persoon des konings doe,Ga naar voetnoot982
En tusschen 's konings zoon? Der zaken reên te weghenGa naar voetnoot983
Is den landsheeren toevertróuwt: uw plight geleghen
985[regelnummer]
In de gehóórzaamheidt. En twyffel evenwel
Niet aan de billickheidt van 't konincklyck bevel.
Valt d' oproermakers aan, en weder velt uw' speeren.
luidewyck
Reghtvaardigh strydt hy, dien de nóódt dwingt zich te weeren.
burgherhart
Moedt mannen, moedt, ons valt te baat de burgery.Ga naar voetnoot989
ot
990[regelnummer]
Te rug. De hóóp die wordt te gróót aan 's vijands zy.
baeto
Hóudt, burgers, hógher niet. Myn' vailigheidt is hedenGa naar voetnoot991
Genoegh bezórght. Om lóf nócht eere wordt gestreden,Ga naar voetnoot992
Wanneermen heeft te doen met vader en met heer.Ga naar voetnoot993
Op voordel dencken waar van vroomheidt veel te veer.Ga naar voetnoot994
luidewyck
995[regelnummer]
Hóudt, mannen, staackt de jaght, en 't al te woedigh móórden.Ga naar voetnoot995
baeto
Keert burgers.
| |
[pagina 84]
| |
burgherhart
Mannen, staat, en luistert nae de wóórden
Van uwen vórste.
luidewyck
Bloedt is, zonder nóódt, gestort,Ga naar voetnoot997
's Verwinners name' een vleck, die niet verwonnen wordt.Ga naar voetnoot998
baeto
Dewyl 't gekomen is hier toe, dat by den vaderGa naar voetnoot999
1000[regelnummer]
De zoon wordt aangezien (o ramp!) voor een' verrader;
En d' een in zekerheidt niet blyven met der woon
Kan by den andren; wyck, als billyck is, de zoon.Ga naar voetnoot1002
Wilgh ruimen zuivere myn' nóódweer van de smetten.Ga naar voetnoot1003
Wie zyn geluck by 't onz' getróóst is op te zetten,Ga naar voetnoot1004
1005[regelnummer]
En aan te gaan een' reis, om neêr te slaan ter steê,Ga naar voetnoot1005
Daar 't zy des nóódlóts wil ons te beleenen meê:Ga naar voetnoot1006
Die gae, beweegh de zyn', en daatlyck schick zyn' zaken,Ga naar voetnoot1007
Om zich te mywaart, en ons vóórt op wegh te maken.Ga naar voetnoot1008
Wien zyn' geleghenheidt is anders, zulx dat hyGa naar voetnoot1009
1010[regelnummer]
Gedóghen kan óft moet de Vinlandsch' heerschappy,
En 't juck der lóze vróuw; die spoei ter yl zyn' tredenGa naar voetnoot1011
Van hier, en steeck' zich niet in onz' gevaarlyckheden.Ga naar voetnoot1012
Dees' klaarbeweze tróuw, dees' jonst die ghy my draaght,Ga naar voetnoot1013
En wat ghy yvrigh hebt voor uwen vórst gewaaght,Ga naar voetnoot1014
| |
[pagina 85]
| |
1015[regelnummer]
Ick teghens d' eene wil verschulden: teghens beide,Ga naar voetnoot1015
Zó die my vólghen, als de geen' daar ick afscheideGa naar voetnoot1,Ga naar voetnoot1016
Erkennen, alzó lang my kennis overschiet.Ga naar voetnoot1017
burgherhart
Hier blyft het beste deel der burgerije niet:
O goedertieren vórst, indien ghy onverkeerlyckGa naar voetnoot1019
1020[regelnummer]
Besloten hebt, de króón en 't ryck der Catten heerlyck
Te missen liever als de króne van de deughdt,Ga naar voetnoot1021
Die (zonder vlaijen) ghy in tóp wel voeren meught:
Een' króón, wiens edel lóf ontwossen is 't verdorren.Ga naar voetnoot1023
luidewyck
Dit droef gelaat des vólx, dit overdroevigh morrenGa naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Wil zeggen: vader 's lands, wy zyn geneghen om
Te vólghen waar ghy voert. De róuw die maackt hen stom.Ga naar voetnoot1026
Het onreght, dat u schiedt, wringt tranen uyt hunn' óghen.
burgherhart
Wy vólghen onzen vórst, om met hem te gedóghen
't Onschuldigh ballingschap, en al wat meer voor rampGa naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
De hemel zenden wil.
luidewyck
Onz' eenigh licht en lamp
In dees' starlózen nacht van steuringe der vreden,
In dees' hólgaande zee, in dees' onstuimigheden,Ga naar voetnoot1032
| |
[pagina 86]
| |
O goedertieren vórst en heere, die zyt ghy.
Het zy dat ghy te land zoeckt uw geluck, óft 't zy
1035[regelnummer]
Dat ghy te water hebt uw' reis te doen besloten,
Voert ons te lande meed', óft waaght ons op uw' vloten:Ga naar voetnoot1036
Al waar 't ter wereldt uyt, in 't nóórden ongezondt,Ga naar voetnoot1037
Daar 't grondelóze diep leidt als een hóghe grondtGa naar voetnoot1038
Gestapelt door de vórst: Indienmen slechts de kusten
1040[regelnummer]
Van Vinlandt schouwen magh. 't Zal alle ding ons lustenGa naar voetnoot1040
Te lyden; over al te leven wel; mitsdienGa naar voetnoot1041
Het zy daar wy maar niet alzulcke grouwlen zien.
baeto
Het vólck verschóit te met.Ga naar voetnoot1043
burgherhart
Ten hoof wilt spoedigh keeren,
O burgers, die gezint zyt meê te gaan.
baeto
Myn' heeren,
1045[regelnummer]
Wie neemt op hem den last dat hy de stadt doortreckGa naar voetnoot1045
Met deze troep; en 't slapst der burgery verweckGa naar voetnoot1046
Tót onze gunst; en hoed' den yver voor 't verkóuwen;Ga naar voetnoot1047
En zó de quaên verbluff', dat stille zy zich hóuwen,Ga naar voetnoot1048
Ter tydt toe dat de hóóp zy aan myn hóf vergaart.Ga naar voetnoot1049
burgherhart
1050[regelnummer]
Dat neem ick aan, myn vórst. Komt mannen.
| |
[pagina 87]
| |
baeto
't Vólck te paardt
Dient óóck by een geruckt; om stal tót aan den mórghenGa naar voetnoot1051
En 's vijandts vólleck op te hóuden, dat uyt zórghenGa naar voetnoot1052
Een stuck voorheen geraack' onz' weerelóze schaarGa naar voetnoot1053
Met d' óórlóghsliên te voet: en by aldien het waar'Ga naar voetnoot1054
1055[regelnummer]
Men ons door bywegh zócht op 't swackste t' onderscheppen,Ga naar voetnoot1055
Daar voor te wezen; óft de sporen wel te reppenGa naar voetnoot1056
Om ons daar kundschap af by tydts te brengen aan.
luidewyck
Zó 't u gelieft, myn vórst, laat dit op my slechts staan.Ga naar voetnoot1058
baeto
Ick danck u neef.
luidewyck
Ick gae vergadren de gezellen.
baeto
1060[regelnummer]
En ick naar binnen toe, op alles órden stellen.
penta
O hóón! hier stae ick fraaigediende koningin.Ga naar voetnoot1061
Zó schóón een hópe volx, en niet een man daar in,Ga naar voetnoot1062
Die 't spel van 't gladde staal kan in 't gezight gedóghen;Ga naar voetnoot1063
Oft zien dar onvertsaaght zyn' vijandt onder óghen?Ga naar voetnoot1064
| |
[pagina 88]
| |
1065[regelnummer]
O de manhaftheidt van den dappren joncker Ot!
De hóóp die was te gróót. En óftze? ghy moest tótGa naar voetnoot1066
Myn' vijandt, met uw' dag, door spiets heen, innelópen.Ga naar voetnoot1067
'k Heb u van doen nóch. Maar ghy zult het my bekópen,Ga naar voetnoot1068
En niet ontvliên (hoe zeer óóck ghyze vliedt) een' kling,Ga naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Zó ick in vailigheidt myn' zaken eenmaal bring.
Dat ghy voor u meer als voor my bevreest zyt, reken
Ick even als verraadt: en hier in 't harte tekenGa naar voetnoot1072
Dees' my gespeelden treck. Hoe nu toe? dóchter vanGa naar voetnoot1073
Aëtes, vróuw in drógh, in stóut bestaan een man,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Ick heb besloten hoop op u alleen te stellen:
By wien geleken suf zyn alle Goôn der hellen.Ga naar voetnoot1076
Kom handthaaft uwen raadt. Zeg my wat Baeto bróuwt,Ga naar voetnoot1077
Die ons genoeghzaam hier in 't hóf gevangen hóudt;Ga naar voetnoot1078
En hoe ick zyner wordt, en zynes zoons ontsleghe?Ga naar voetnoot1079
1080[regelnummer]
Kunt ghy in dezen nóódt my helpen aan de zeghe,
Ick zal (en by uw hóóft dies lóftenisse doe)Ga naar voetnoot1081
Een staatsi naar, met pracht vol grouwels, rusten toe,Ga naar voetnoot1082
Ter eeren u, o braaf sieraadt der helsche rycken;Ga naar voetnoot1083
Met deze naghels zelf ontwaijen al de lyckenGa naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Van Baeto, Rycheldin, en Hes; en scheuren fel
't Hart onder rib van daan; en strópen 't taaije vel
Der spieren blaauw; en boren d' óghen uyt hunn' winckels;Ga naar voetnoot1087
En schillen 't vleesch van 't been; en bóuwen van de schinckelsGa naar voetnoot1088
| |
[pagina 89]
| |
Voor u een tróts altaar; behangen 't met de pronck?
1090[regelnummer]
Des afvals; smelten t'zaam het mergh uyt elcke schonck;
En branden 't met gedróóghde strótten hunner keelen,
In lampen van hunn' afgeruckte beckeneelen.Ga naar voetnoot1092
Dan zal ick uwen lóf den kóllen aanbesteênGa naar voetnoot1093
Te toeten over nacht in 't hólle menschebeen;Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
En zellef, ongeschoeit, ontgort, en ongevlochten,Ga naar voetnoot1095
U dienen voor paapin, en, met oneve boghten,Ga naar voetnoot1096
Omvoeren aarzeling de rei; en uw gemoedtGa naar voetnoot1097
Verfróijen met den óffer van 't geronnen bloedt.Ga naar voetnoot1098
O gróótste tóveres, ick heb geraackt uw' óren.Ga naar voetnoot1099
1100[regelnummer]
Ick ken den gróten draack. Ick zie, nae dezen tórenGa naar voetnoot1100
Uw' afgezonden bood' ick nemen zie zyn vlught:
Zyn' wiecken gieren, hy vergiftight al de lucht.Ga naar voetnoot1102
De kruiden, daar zyn' schaduw over sweeft, beswymen.Ga naar voetnoot1103
Kom naeder felle dier, getemt door maghtigh rymen:Ga naar voetnoot1104
1105[regelnummer]
Kom rust op dees' kanteel 't gevlackte lichaam bondt;Ga naar voetnoot1105
En levert my den brief, dien ghy voert in den mondt.
Dat deze letter dy verklaar',Ga naar voetnoot1107
Het geene veel te spytigh waarGa naar voetnoot1108
Om te belyden mondeling.
1110[regelnummer]
De konst vermagh niet alle ding.Ga naar voetnoot1110
Dat yemandt Baetoos leven hebGa naar voetnoot1111
Oft zynes zoons, ons weighert 't webGa naar voetnoot1112
| |
[pagina 90]
| |
Geweven van óórzaaken t' zaam,
Het welck heeft nóódlót tót zyn' naam;
1115[regelnummer]
En 's heelaarsGa naar voetnoot1 vooghdt die 't zelve weeft.Ga naar voetnoot1115
Uw vijandt al de starren heeft
Eendraghtigh op zyn' voorstandt uyt.Ga naar voetnoot1117
Alleene, teghens alle muit,Ga naar voetnoot1118
En blyft van uwer zyde staanGa naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
De wisselstaatvermoghe maan.Ga naar voetnoot1120
Dees' (nu zy niet te vinden weet
Aan al den hemel een komeetGa naar voetnoot1122
Die 't heeft op 's vórsten hóóft gemunt)
Genóótzaackt óóck hem 't leven gunt:Ga naar voetnoot1124
1125[regelnummer]
Maar, wat zy magh, zich pynen gaatGa naar voetnoot1125
Om om te keeren zynen staat.Ga naar voetnoot1126
Zulx hy besluit, met moede slap,Ga naar voetnoot1127
Te trecken wegh in ballingschap:
En ghy (óft hy al schóón ontlyftGa naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Niet worden kan) verwinster blyft.
Nu fórs. Het zy zó. Danck hebt bode voor uw' tyding.Ga naar voetnoot1131
Ick zal, van hier om hóógh, aanschouwen met verblyding,
Hoe dat myn' vijandt vlught met all' de zyn'. Aanvaardt
Ghy weêr de reis te rug, en t' uwer vróuwewaart.Ga naar voetnoot1134
| |
Zeghemond, Rei van nonnen, Penta
zeghemond
1135[regelnummer]
O gróte Goden, ghy ziet alles uyt den hóghen,
En neemt op alles acht.
| |
[pagina 91]
| |
rei van nonnen
En kunt ghy dit gedóghen?
En wanckt uw blixem niet? Is 't u geleghen 't quaadtGa naar voetnoot1137
Alleen te straffen in geringe liên van staat?
Ziet door de vingren dan uw' wraack, om te verschónen
1140[regelnummer]
De gróten die 't geluck verheven heeft op trónen?Ga naar voetnoot1140
Oft leidt zy op haar' luim, om, met een' wissen slagh,Ga naar voetnoot1141
Te treffen eens voor al, dat werreck strecken magh;Ga naar voetnoot1142
En van den val 't gedruis alomme te doen horen?
zeghemond
Iupyn vergrimt met raadt. Traagh is des hemels tóren.Ga naar voetnoot1144
rei van nonnen
1145[regelnummer]
O grouwel!
zeghemond
O ellend! o onverwachte druck!
rei van nonnen
O valsheidt fel! o gódtvergeten schellemstuck!Ga naar voetnoot1146
zeghemond
O deerenis! o róuw! o schae voor de gemeente!Ga naar voetnoot1147
rei van nonnen
O onvermurwbaar hart, en harder als 't gesteente,
| |
[pagina 92]
| |
Dat nócht op aanbeeldt, nócht op sware mokers past!Ga naar voetnoot1149
zeghemond
1150[regelnummer]
O jammer! o verlies! o ramp die ons verrast!
rei van nonnen
O wreedtheidt wreêr als wreedt, móórdadelyck bedreven!Ga naar voetnoot1151
zeghemond
Gaat burgers, gaat u aan de beste zyde geven.Ga naar voetnoot1152
Voeght u by uwen vórst. De Goden in verdrietGa naar voetnoot1153
En zullen eeuwelyck die vroomheidt laten niet.Ga naar voetnoot1154
rei van nonnen
1155[regelnummer]
O ysselyck bestaan! o list! o góddelóósheidt!Ga naar voetnoot1155
zeghemond
Lydt liever met de deughdt, dan dat ghy smeeckt de bóósheidt,Ga naar voetnoot1156
Die altaars, ófferhand, eedtsweeringe, gebedt,
Kerckzeden, 't geestelyck, en 't werrelyck besmet.Ga naar voetnoot1158
Hoewel gróót onreght dryft den vórste toe dit lyden,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Indien dat hy nóchtans bestonde te bestrydenGa naar voetnoot1160
Zyn' vader en zyn' heer, ick zoude niemandt raên,Ga naar voetnoot1161
Om yemandt, teghens zyn landoverst' op te staan,Ga naar voetnoot1162
Nócht met de voet te treên 't ontsigh der aardsche Goden.Ga naar voetnoot1163
Dat 's t' onreght reght gezócht. Nu wort 'er maar gevloden:Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
't Welck zonder onreght kan geschieden van het ryck.
Wie magh, dan vólghe my die met den vórste wyck,Ga naar voetnoot1166
Om in een ander landt te zoecken 's hemels zeghen.
| |
[pagina 93]
| |
penta
Wyck henen, daar dy smaadt en alle ramp bejeghen.Ga naar voetnoot1168
| |
Penta, Burgherhart, Zeghemond, Rei van nonnen, Baeto
burgherhart
Eerwaarde moeder, vind ick u nu hier ter steê?
zeghemond
1170[regelnummer]
Myn heer, wy zyn gezint den vórst te vólghen meê;
Ick, en al deze schaar van onbesmette nonnen.Ga naar voetnoot1171
burgherhart
Ter goeder uure met den Gódsdienst wordt begonnen,Ga naar voetnoot1172
En welck een tróóst zal dit den vórste zyn, dat ghy
Zyn' zaack reghtvaardight, mits u voeghend aan zyn' zyGa naar voetnoot1174
1175[regelnummer]
In teghenspoedt?
zeghemond
Dewyl dat hailigh nócht onhailigh,
Mits d' uytlandtsche' heerschappy, is hier te lande vailigh,Ga naar voetnoot1176
Zó zoecken wy een' plaats, daar ons werd' toegeleidtGa naar voetnoot1177
Den Gódsdienst gae te slaan in zyne zuiverheidt:Ga naar voetnoot1178
Zulx ons vertróuwen is met Baeto te bekomen.Ga naar voetnoot1179
burgherhart
1180[regelnummer]
Ziet daar den vórst. Het schynt hy van u heeft vernomen,
En zich u maken gaat eerbiedigh te gemoet.Ga naar voetnoot1181
baeto
Eerwaarde moeder, weest met aller eer gegroet.Ga naar voetnoot1182
| |
[pagina 94]
| |
zeghemond
Gódt gunne dat myn vórst magh alle weêrspoedt doorstaan.
Wy zullen vólghen hem.
baeto
Niet vólghen dan, maar voorgaan.
1185[regelnummer]
De Gódskund, 's hemels gaaf, beid nut voor best' en bóóst,Ga naar voetnoot1185
In voorspoedt 's menschen tóóm, in onspoedt 's menschen tróóst,
Bekomen wy door u. Dat d' heilzame Gódvruchtigheidt,
De geene die op wet niet passen, hóudt in tuchtigheidt,Ga naar voetnoot1188
Erkentmen van uw ampt. Dies ick, met gróte reên,Ga naar voetnoot1189
1190[regelnummer]
U hógher eere geef.
zeghemond
Voor onzen vórst te treên
En leggen wy ons zelf niet toe. Van de gereghtenGa naar voetnoot1191
Is de voorschepen 't hóóft: de veldtheer van de knechtenGa naar voetnoot1192
Des kryghs: de tóppaapin gelyck des hemels tólckGa naar voetnoot1193
Van 't geestelycke gildt: de vórst van 't heele vólck.
1195[regelnummer]
Daaromme wie dat maght tót Gódsdienst heeft verkreghen,Ga naar voetnoot1195
Zy zeker, en gedenck' hoe dat hy die, van weghen
Der hógher ovricheidt, te vorenGa naar voetnoot1 heeft aanvaardt:
Gelyck uyt dien naam, wet en wapen zyn bewaart.Ga naar voetnoot1198
De myter, 't reghtboeck, 't sweerdt en dienen niet gescheiden.
1200[regelnummer]
De derde pyler vest: en d' andre met hun beiden,Ga naar voetnoot1200
Wanneer hun d' een begeeft, en weten geenen raadtGa naar voetnoot1201
Om staande 't swaar gebóuw te hóuden van den staat.
| |
[pagina 95]
| |
Zulx best den vórste past het hóóghgezagh in allen;Ga naar voetnoot1203
Dat hy hen t' zamen bind, en yeder hoed' voor vallen:
1205[regelnummer]
Gelyck, van óudtheidt af, den Catten heeft behaaght.
burgherhart
Verandring in een' staat zeer zelden welbeslaaght.Ga naar voetnoot1206
zeghemond
Myn vórst gelieve d' eerst te zyn.
baeto
U lien, de naaste.Ga naar voetnoot1207
't Lyck gae voor aan. Dan vólgh' de schaar: het kryghsvólck 't laatste.
penta
En ruimt ghy nóch niet? hoe dan heeftmen 't in den zin?Ga naar voetnoot1209
| |
Penta, Baeto, Zeghemond, Rei van nonnen, Rei van joffren
penta
1210[regelnummer]
Daar komt het lichaam van myn' dóde vijandin.
Daar komt myn vijandt, met den balling van twe jaren.
zeghemond
O Goôn, op deze tóght, wilt vólck en vórst bewaren.Ga naar voetnoot1212
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy dees' toeleg, bidden wy;Ga naar voetnoot1213
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
| |
[pagina 96]
| |
penta
1215[regelnummer]
My blyft het veldt. Ick heb myn' wil, en niet te schromen:Ga naar voetnoot1215
Zo licht als ghy vertreckt en zult ghy weêr niet komen.
Nu sluit myn' króón op 't hóóft.Ga naar voetnoot1217
baeto
O hóf! o hóghe slót!
O overóuwdren erf! o woninge van GódtGa naar voetnoot1218
Verkoren, om 't gebiedt der Catten op te vesten!Ga naar voetnoot1219
1220[regelnummer]
Was 't dan, was 't dan uw lót, in vreemdt geweldt ten lesten,Ga naar voetnoot1220
Niet stórremenderhandt, door wydtgebroken lógh;Ga naar voetnoot1221
Maar, door de treken slim van 't vrouwelyck bedrógh,Ga naar voetnoot1222
Te vallen staandes muurs? dat jammere de Goden.Ga naar voetnoot1223
Die bid, die bid ick, dat van hunliên werd' geboden
1225[regelnummer]
Eenmaal, te zyner tydt, tót uw' verlóssing, handt.Ga naar voetnoot1225
Dit 's 't laatst dat ick u zie: en ruim myn vaderlandt.
Staat hóghe tórens. Lang moet u de hemel sparen.Ga naar voetnoot1227
zeghemond
O Goôn, op deze tóght, wilt vólck en vórst bewaren.
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
1230[regelnummer]
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
penta
Treckt heen om alle leedt en kommer te betrappen.Ga naar voetnoot1231
baeto
Onnózel zoontjen, spoei de kinderlycke stappen.Ga naar voetnoot1232
| |
[pagina 97]
| |
Wat ziet ghy deerlyck om naar uw gróótvaders ryck?Ga naar voetnoot1233
Bróós goedt is heerschen. Vólght myn' handt en moeders lyck.
penta
1235[regelnummer]
Door gaanz'. Ick heb genoegh; en weet van dit verwinnenGa naar voetnoot1235
Nócht krygh, nócht kryghsgódt danck; maar 't spits van eighe zinnen,Ga naar voetnoot1236
En d' overgróte konst van u, Medea gróót.
Vliedt henen ghy. Ellend vervólgh' u tót der dóódt.
| |
Rei van joffróuwen, Rei van nonnen
rei van joffróuwen
O zoete maaghschap, o treckende bloedt!Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Die, teghens 't neighen van uw gemoedt,Ga naar voetnoot1240
Hier blyft in den strick!
O buurt, daar ick
Ben opghevoedt.
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
1245[regelnummer]
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
rei van joffróuwen
Ons' vreughd wy pleghen te brengen by een.Ga naar voetnoot1246
Nu is 't vergaren ons afgesneên.Ga naar voetnoot1247
Het nóódlot ons scheidt
Van u, en leidt,
1250[regelnummer]
Wie weet waar heen?
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
| |
[pagina 98]
| |
rei van joffróuwen
De blyde feesten, nae tyde van 't jaar,
Daar met verlangen wy wenschten naar,
1255[regelnummer]
Ach! komenze weêr,
Verwacht niet meer
Dit zelschap daar.Ga naar voetnoot1257
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
rei van joffróuwen
1260[regelnummer]
O burgh! o zalen! o konincklyck hóf!
Die, met festoenen van ooft en lóf,Ga naar voetnoot1261
Wy sierden met vlyt,
Als 't was de tydt.
Nu is het óf.Ga naar voetnoot1264
rei van nonnen
1265[regelnummer]
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
rei van joffróuwen
O zoete beecken! waar nevens in swangGa naar voetnoot1267
Te gaan eendraghtigh plagh onze zang.
Hóógheffende 't doenGa naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Der helden koen
Van over lang.Ga naar voetnoot1271
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
| |
[pagina 99]
| |
rei van joffróuwen
Wy zullen echter, met lieffelyck liedt,Ga naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Uw momplend ruisschen verdóven niet:Ga naar voetnoot1275
Nócht, met ons gerucht,Ga naar voetnoot1276
Slaan op de vlughtGa naar voetnoot1277
't Wildt uyt uw riedt.
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
1280[regelnummer]
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
rei van joffróuwen
Men plagh, o bosschen, o vrolycke blaên,
In uwe schaduw ter rei te gaan,
Elck met zyn gespeel.Ga naar voetnoot1283
Dat is nu heel
1285[regelnummer]
Met ons gedaan.
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
rei van joffróuwen
Staat lang, o tomben, waar inne geveltGa naar voetnoot1288
Zyn onze koningen hóóghgemeldt.Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Die hebben geweert,
Met schildt en sweerdt,
't Uytheemsch geweldt.
rei van nonnen
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
Zó dat dit droef begin ten goeden eindt gedy.
| |
[pagina 100]
| |
rei van joffróuwen
1295[regelnummer]
O óuwde' altaren der hailighen gróót,
Om u te laten dryft ons de nóódt.Ga naar voetnoot1296
De hemel bevry
Onz' burgery
Voor wederstóót.Ga naar voetnoot1299
rei van nonnen
1300[regelnummer]
O Goden, zeghent ghy den toeleg, bidden wy;
Zó dat het droef begin ten goeden eindt gedy.
En hoedt ons eeuwelyck voor twist en tiranny.
rei van joffróuwen
Wien zit de wreedtheidt in 't gebeentGa naar voetnoot1303
Zó diep nu, dat hy niet en weent,
1305[regelnummer]
En, met versleghen hart, betreurt
De droefheidt die ons valt te beurt?
Die dees' versufte schaar ziet gaan,Ga naar voetnoot1307
Met zórgh, met róuw, met angst belaên,Ga naar voetnoot1308
Schoorvoetend uyt haar vaderlandt:
1310[regelnummer]
Wel heeft hy 't hart van diamant,
Ziet hy 't met onbewoghen óógh.
Hóudt yemandt wang van tranen dróógh,
Geen mensch, maar eenigh woedigh dier
Moet hem gewonnen hebben. HierGa naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Voeteert de vróuw van kinde gróót.Ga naar voetnoot1315
Dees' draaght de zuigling in haar' schóót,
En tziddert, duchtende' even zeer
Voor man, voor kindt, voor lyf, voor eer,Ga naar voetnoot1318
Waar dat zy hóórt den minsten schreeuw.
1320[regelnummer]
Hier gaat de naegelate weeuw,Ga naar voetnoot1320
| |
[pagina 101]
| |
Zó kinderryck als zonder kindt:
En elck zyn' staat bekommerst vindt.Ga naar voetnoot1322
Hier gaat de rype maaghdt verlooft;Ga naar voetnoot1323
Die minnewalmt den boezem stooft:Ga naar voetnoot1324
1325[regelnummer]
En treedt voor haren bruidgom uyt,
In plaats van ingehaalde bruidt.Ga naar voetnoot1326
Hier gaat de deirne vol van vrees,Ga naar voetnoot1327
Ter werelt onverzócht: de weesGa naar voetnoot1328
Onmondigh, voor zyn' vooghden heen.
1330[regelnummer]
Hier streckt de stock het derde beenGa naar voetnoot1330
Den óuden man, die niet als slaaf
Gezint te varen is te graaf.Ga naar voetnoot1332
Zó groen is 't hart in dorre borst,Ga naar voetnoot1333
Dat onverzaadt nae vryheidt dorst.Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Hier scheiden d' óuwders van hun kindt,
't Welck eedt in 's konings dienst verbindt.
De broeder van de zuster spreidt.Ga naar voetnoot1337
De vriendt van óuwde kennis scheidt.
De burger huis en hóf verlaat:
1340[regelnummer]
De heer zyn ampt: de vórst zyn' staat;Ga naar voetnoot1340
En sleept zyn' zoon tweejarigh met.Ga naar voetnoot1341
Onschuldigh balling! dien de wet,
Al had hy schuldt, verschónen zóuw.
Nu blyckt het, dat wy t' onreght róuw
1345[regelnummer]
Bedreven om de helden gróót,
Die aan een' lóffelycke dóódtGa naar voetnoot1346
Geraackt zyn door huns vijandts weer.Ga naar voetnoot1347
Geluckigh driemaal, die een' speerGa naar voetnoot1348
| |
[pagina 102]
| |
Met ysre punt, óft hóuten staf,
1350[regelnummer]
Door 't vier gescharpt, in 't vailigh graf
Geborghen heeft voor all' ellendt.
U lieden is het onbekent,
Hoe bitter dat de keure zyGa naar voetnoot1353
Van ballingschap óft slaverny.
1355[regelnummer]
Wy trecken in een ommeringGa naar voetnoot1355
Van droefheidt en bekommering;
Angstvalligh zelf, angstjaghende' aanGa naar voetnoot1Ga naar voetnoot1357
't Vólck daar wy zullen nederslaan.Ga naar voetnoot1358
|
|