Achilles en Polyxena
(1972)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd[4e. Handelinghe.]4e. Handelinghe. 1e WtcoomenAchilles, Automedon.
Achilles
Vervloecte handen, en wel waerdich wt te roijen,Ga naar voetnoot807
Die u besmetten met d' edelste bloet van Troijen.Ga naar voetnoot808
Vervloecte voeten, die de stoute borst betradtGa naar voetnoot809
810[regelnummer]
Des vroomsten capiteijns, die Asien heeft gèhadt.Ga naar voetnoot810
En ghij sijt me vervloect, ô overwreede ooghen,Ga naar voetnoot811
Die sulcke moorderij t' aenschouwen cont gedoogen.
En noch vervloecter sijt ghij, overwreet gemoet,
Diet moorden van mijn lieff haer aldernaeste bloetGa naar voetnoot814
815[regelnummer]
Verdragen cunt. Van wat geslacht sijt ghij geboren,
Achilles? dat de geen, die ghij hadt wtvercoren
Tot een schoonbroeder waert, ghij selve die vermoort!Ga naar voetnoot817
Van meerder wreetheyt is int oorloch noijt gehoort.Ga naar voetnoot818
Helaes, Polyxena! den moort heb ick bedreven.
820[regelnummer]
De schult heb ick alleen, wilt ghij die niet vergeven,
| |
[pagina 83]
| |
En straft mij nae verdienst, so ist met mij gedaen.Ga naar voetnoot821
Als ick mijn Juffrou had, heb ickse laeten gaen.Ga naar voetnoot822
Als sij haer lichaem boodt om t' dode te bevrijen,Ga naar voetnoot823
Doen heb ick haer niet in mijn tente willen lijen.Ga naar voetnoot824
825[regelnummer]
Als ick niet haer, maar sij mij om vergiffnis badt,Ga naar voetnoot825
Doen sandt ick haer te rug met d' ouders na de stadt.Ga naar voetnoot826
Doen wild' ick opter daet daer inne niet besluijtenGa naar voetnoot827
Om t' overleggen wat daer al wt conde spruijten.Ga naar voetnoot828
Maer doort affwesen wert ick met meer pijns gequelt.Ga naar voetnoot829
830[regelnummer]
Nu routet mij, dat ickt dus lang heb wtgestelt.Ga naar voetnoot830
Want als ick d' eerste mael liet mijn gesichte dwalen
In hare jonckheyts glans en in haer ogen stralen,Ga naar voetnoot832
Dranck ick haer beeltenis door d' oogen in mijn borst;Ga naar voetnoot833
Een dranck, helaes! die niet verslaet, maar scherpt den dorst.
835[regelnummer]
De schoone beeltenis nam in het hert haer plaetseGa naar voetnoot835
En maectent tot een kerck; als een godinne staetseGa naar voetnoot836
Daer op een outaer hooch, daer wert s' erkent alleen,Ga naar voetnoot837
En van de drang van mijn gedachten aengebeen.Ga naar voetnoot838
Daer branden tot haer eer duijsent en duijsent toortsen.
840[regelnummer]
Staech sij mijn harte dwingt met hare blixems coortsen,Ga naar voetnoot840
Tot een begeerte van t' geen haer gelijckend' is,Ga naar voetnoot841
En dats mijn lieff, daer van is sij de beeltenis.
| |
[pagina 84]
| |
Ghaet send' u lieff van hier over veel duijsent mijlen,Ga naar voetnoot843
Sij heeft den booch, tis waer, maer ghij int hert de pijlen.
845[regelnummer]
Wat helpt, Achilles, dat ghij haer van u veriaecht,Ga naar voetnoot845
Als ghij haer beeltenis binnen int t' herte draecht?
Ghij sentse wech om u gedachtnis te bedriegen.Ga naar voetnoot847
Hier sit sij in u borst, hier can sij u niet liegen!Ga naar voetnoot848
Hoe ghijse meerder poocht te stellen wt u sin,Ga naar voetnoot849
850[regelnummer]
Hoe ghij u meer verwart in u begonnen min!Ga naar voetnoot850
Automedon!
Automedon
Mijnheer.
Achilles
Ick heb dees brieff geschreven,
Opdat ghij dien terstont gaet aan mijn Juffrou geven.
Gaet binnen troijen nu dewijl het is bestant.Ga naar voetnoot853
Draecht sorge datse coom behouden in haer hant.Ga naar voetnoot854
Automedon
855[regelnummer]
Ick gae, mijn heer, en salt volcomelijck bestellen.Ga naar voetnoot855
Achilles
Helaes! de vreese gaet mijn herte deerlijck quellen,Ga naar voetnoot856
Begeerte geeft mijn hoop, en dat is al haer grondt.Ga naar voetnoot857
De minnaer licht gelooft t' geen hij sich selven iondt.Ga naar voetnoot858
| |
[pagina 85]
| |
Ick heb u vaders staet, schone Princes, bedorven.Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
U waerste broeder is door dees mijn hant gestorven.Ga naar voetnoot860
Als ghij int leger waert, toond' ick u luttel eer.Ga naar voetnoot861
Als ick u houden mocht, sand ick u lijcwel weer.Ga naar voetnoot862
Sijnt minneteekens dit? Helaes! met grote reenGa naar voetnoot863
Sult ghij mijn bood' versmaen en brieff met voeten treen.Ga naar voetnoot864
865[regelnummer]
Waertoe is wanhoop goet? hoe nu, Achilles, hoe?Ga naar voetnoot865
Betroudt ghij dat dan u beleeffde Joffrou toe?Ga naar voetnoot866
t' Sal strecken tot profijt van al haer ondersaeten.Ga naar voetnoot867
Haer ouders sullen haer tot uwe liefft bepratenGa naar voetnoot868
Op alderleij manier; ist om u deuchde niet,Ga naar voetnoot869
870[regelnummer]
't Sal om t' behouden sijn van t' geen haer overschiet.Ga naar voetnoot870
t' Verlies haer brengen sou int wterste bedroeven.Ga naar voetnoot871
Dan, ick sal in mijn tent het antwoort gaen vertoeven.Ga naar voetnoot872
| |
4e. Handelinghe. 2e. WtcoomenPriamus, Paris. Hecuba. Polyxena.
Paris
Autumedon heeft hier terstont een brieff gebracht,Ga naar voetnoot873
Mijn heer en vader, daer ick op te letten acht.Ga naar voetnoot874
| |
[pagina 86]
| |
Hecuba
875[regelnummer]
Aen wien?
Paris
Maer aen u dochter ist, mijn vrou en moeder.Ga naar voetnoot875
Priamus
Geeftse aen Polyxena.
Polyxena
Leest gijs', mijn heer en broeder.Ga naar voetnoot876
Paris
Achilles, die door minnen sterft,Ga naar voetnoot877
Edel princes, wiens schoonheijt hem verwan,Ga naar voetnoot878
Die wenscht u al t' welvaren, dat hij derft,Ga naar voetnoot879
880[regelnummer]
En acht dat al, dat hij u wenschen kan.Ga naar voetnoot880
Mijn lyefde, die 'ck u draech so groot en ongemeeten,Ga naar voetnoot881
Meend' ick, princes, door u affweesen te vergeten.Ga naar voetnoot882
Maer laes! gelijck een stat, die nae lang wederstant,Ga naar voetnoot883
Snachts overrompelt en gesteeken wert aen brant,Ga naar voetnoot884
885[regelnummer]
Off de verwinner schoon de torts te rug gaet trecken,Ga naar voetnoot885
De brant laet daerom niet sich selven voort te strecken.Ga naar voetnoot886
De vlamme voet sich selffs, en hem rontomme went,Ga naar voetnoot887
Soo lang daer huys off kerck off muer is overent.
| |
[pagina 87]
| |
Also der minnen vlam, hoe wel ick u ontbeerden,Ga naar voetnoot889
890[regelnummer]
En ging daerom niet wt, maer daeglijxs sich vermeerden.Ga naar voetnoot890
Die voel ick in mijn borst nu van so grooten cracht,
Dat het mij seer verdriet, dat ick oijt heb gedacht
Om u, princesse schoon, wt mijnen sin te stellen.Ga naar voetnoot893
U, seg ick, die so licht mijn hooch gemoedt cont vellen.
895[regelnummer]
Laet mijn stantvasticheijt in uwe min vol pijnGa naar voetnoot895
U een versekering van mijn getrouheijt sijn.Ga naar voetnoot896
En mijn getrouheijt, die ick u betoon door desen,Ga naar voetnoot897
Van mijn stantvasticheyt u een verseeckring wesen.
Dus salft Achilles hert, princes, met u genae,
900[regelnummer]
Op dat het in het vuijr geen asch wert en vergae,Ga naar voetnoot900
Maer dat het in den aert des Salamanders keere,Ga naar voetnoot901
So dat de brant het selve voed' en niet verteere,
Op dat de brant int hart en t' harte in den brant
Gedueren ewichlijck, u tot een offerhant.Ga naar voetnoot904
Finis
Paris
905[regelnummer]
Heer vader, hier ist al, wat dunct u van dees saecken?Ga naar voetnoot905
Wat salmen alderbest hier in doch mogen maecken?Ga naar voetnoot906
Priamus
Onnodich lang beraet, want mijnen sin is dit:Ga naar voetnoot907
Laetten ons weygren niet, dewijl hij om haer bidt.Ga naar voetnoot908
| |
[pagina 88]
| |
Wij sien t' quaet, dat ons quam door dien hij bleeff versteecken.Ga naar voetnoot909
910[regelnummer]
Voorseecker sal de Prins de Griecken op doen breecken,
Als danckbaer van de gunst, oft so hij dat niet doet,Ga naar voetnoot911
Polyxena heeft tijt te temmen sijn gemoet,
En sal hem metter tijt cunnen so wel bepraeten,Ga naar voetnoot913
Dat hij vergeeten sal sijn toorn, en varen laeten.
915[regelnummer]
Al swerelts cracht so licht geen hooch hert nederleijtGa naar voetnoot915
Als dees schone Vrous vruntlijcke tederhaijt.Ga naar voetnoot916
Indien Polyxena Achilles can bewegen,Ga naar voetnoot917
t' Welvaeren vant gants rijck isser gans aen gelegen.Ga naar voetnoot918
Polyxena
Ellendich coninxs kint! is dan t' gemeen geluckGa naar voetnoot919
920[regelnummer]
Alleen gelegen aen u ongeval en druck?Ga naar voetnoot920
In troijens hoochste feest onder 't gemeen verblijenGa naar voetnoot921
Sult ghij alleen benaut in droefheyt sijn en lijen?Ga naar voetnoot922
Somen de plagen niet van de troijaense walGa naar voetnoot923
Kan keeren dan door mijn verdriet en ongeval,Ga naar voetnoot924
925[regelnummer]
Doot mij te besten van mijns vaders ondersaeten,Ga naar voetnoot925
Veel eer dan ghij mij sout slavinne werden laetenGa naar voetnoot926
Van eenen, die mijn waerste broeder heeft gedoot.Ga naar voetnoot927
| |
[pagina 89]
| |
Priamus
Dits t' eenich middel om te comen wt den noot.
Paris
Hola! Heer Vader, so ghij Paris raet wilt achten,Ga naar voetnoot929
930[regelnummer]
Ghij cunt hier in voorsien en stillen haere clachten.Ga naar voetnoot930
Ick sal den grieck ontbien, dat hij hem vinden laetGa naar voetnoot931
Gins in Apolloos kerck, die in de bossche staet,Ga naar voetnoot932
Daer ick hem loven sal mijn suster te doen trouwen,Ga naar voetnoot933
Die oock sal komen daer met al haer staet Joncvrouwen.Ga naar voetnoot934
935[regelnummer]
En als Achilles minst sal op sijn hoede staen,Ga naar voetnoot935
Sal ick hem onversiens daer op de plaets verslaen.Ga naar voetnoot936
Priamus
En vreest ghij niet de schant van dees verraderije?
Paris
Wie soudt bedroch in sijn vijandt te crencken mije?Ga naar voetnoot938
Priamus
Die werck van d' eere maeckt, en schant en laster vreest.
Paris
940[regelnummer]
Eerlijck ist winnen, t' sij door cracht off cloecke geest.
Priamus
Die door bedroch verliest en acht sich niet verwonnen.Ga naar voetnoot941
| |
[pagina 90]
| |
Paris
Off hijt soo acht off niet, wert niettemin verslonnen.Ga naar voetnoot942
Priamus
De waere winst dat is t' breecken van t' svijants moet.Ga naar voetnoot943
Paris
Waer blijft sijn moet off macht breeck ick sijn hart verwoet?Ga naar voetnoot944
Priamus
945[regelnummer]
Al is Achilles doot, het heijr is niet gedwongen.Ga naar voetnoot945
Paris
Weet ghij niet, vader, wat Apollo heeft gesongen?Ga naar voetnoot946
Dat Troija nummermeer sal gaen in slavernij,
Indien Achilles daer niet tegenwoordich sij.Ga naar voetnoot948
En nae sijn doot kan hijr niet tegenwoordich wesen.Ga naar voetnoot949
950[regelnummer]
Waerom besluijt ghij niet? Wat staet hier doch te vreesen?
Hecuba
Doet so, mijn lieffste soon, ick en sal lijden niet,Ga naar voetnoot951
Dat anders dan ghij segt, in dese saeck geschiet.
Wreeckt ghij mijn Hectors doot, wreect ghij mijn heete tranen.
Wreeckt Troijas nederlaech, gaet so de strate banenGa naar voetnoot954
955[regelnummer]
Tot welvaert van u volck, en wtgang van den crijch.Ga naar voetnoot955
Wreect so de wreede smaet, die ick van droefheijt swijch.Ga naar voetnoot956
| |
[pagina 91]
| |
Paris
Tsa, page, gaet de grieck terstont de bootscap draegen.Ga naar voetnoot957
Segt, dat Polyxena verhoren wil sijn claegen,Ga naar voetnoot958
En datse tot een vrou van hem sal sijn getrout,
960[regelnummer]
So hij sich vinden laet gins in Apolloos woudt.Ga naar voetnoot960
En ghij, vrou suster, in het eerste t' samen comen,
Sult hem u hoochste goet en alderliefste nomen,Ga naar voetnoot962
En veijnsen off ghij seer tot hem genegen waert,Ga naar voetnoot963
Waer door gelegenthaijt sal werden gh' openbaertGa naar voetnoot964
965[regelnummer]
Om doort geluckich stuck ons burgers te verquicken.Ga naar voetnoot965
Daerom een ijder gae terstont hem hiertoe schicken.Ga naar voetnoot966
| |
4e. Handelinghe. 3e. Wtcoomen
Choor
Choor 1.
Elck acht geluckich s' princen leevenGa naar voetnoot967
Door weeldens valschen blijck.Ga naar voetnoot968
Hij, door dees meening selffs gedreeven,Ga naar voetnoot969
970[regelnummer]
Waent niemant sijns gelijck.Ga naar voetnoot970
Maer liet hij eens het rijckGa naar voetnoot971
En het gebieden willich vaeren,
En proefd' off laechhaijt rust can baeren,Ga naar voetnoot973
De hoocheijt hij verachten sou als slijck.Ga naar voetnoot974
| |
[pagina 92]
| |
2.
975[regelnummer]
Dat een gemeenen man beproefdenGa naar voetnoot975
t' Geen hij acht sulck geluck,
Wat sorg en angst een prins bedroefden,
Wat onrust en wat druck,
Hij achten beeter t'juck
980[regelnummer]
Als een gemeene man te draegen,
Dan andren met het juck te plaegen.Ga naar voetnoot981
Men oordeelt onervaren in dit stuck.Ga naar voetnoot982
3.
Een Prins wil datmen hem sal vreesen,
En acht het selve goet,
985[regelnummer]
Die selve vreest gevreest te weesen.
De nacht hem niet behoet,
Noch slaep sijn smart versoet.
Als alle menschen ruste raepen,Ga naar voetnoot988
Ontsteelt het sorgen hem sijn slapen.Ga naar voetnoot989
990[regelnummer]
Dat elck gebuert, een Prins ontbeeren moet.Ga naar voetnoot990
4.
Wat hooch huijs heeft oijt Prins genooten,Ga naar voetnoot991
Dat niet is omgewent?Ga naar voetnoot992
Wat vintmen doch voor hoge slooten,Ga naar voetnoot993
Diet oorloch niet en schent?Ga naar voetnoot994
995[regelnummer]
Waer sietmen doch ontrentGa naar voetnoot995
Het hoff de schaempt in eeren houwen?Ga naar voetnoot996
Gerechticheyt, huwlijckse trouwe
En sijn de groote hooven niet bekent.
5.
Het hoff dat volcht Bellona bloedichGa naar voetnoot999
| |
[pagina 93]
| |
1000[regelnummer]
Met hare roed' in de hant.Ga naar voetnoot1000
De helse, bose Fury woedich,Ga naar voetnoot1001
Die hoverdie plant,Ga naar voetnoot1002
Wiens hongerige tant
De grootste doet hovaerdich raesen,
1005[regelnummer]
Verslint de huijsen opgeblasenGa naar voetnoot1005
En werpt de hoge princen neer int sant.
6.
Indien men t' oorloch niet siet blincken,Ga naar voetnoot1007
Maer van bedroch affstaen,Ga naar voetnoot1008
Het groot moet door sijn swaerheyt sincken,
1010[regelnummer]
En t' hooch te gronde gaen.
De schipper is belaenGa naar voetnoot1011
Als goede wint het schip gaet stijven,Ga naar voetnoot1012
Vreest, het geluck t' schip om sal drijven;Ga naar voetnoot1013
De hoochste torens meest de buijen slaen.Ga naar voetnoot1014
7.
1015[regelnummer]
De hoochste eijcken sietmen breecken
Die in de bosschen staet.Ga naar voetnoot1016
t' Geweer, wt Jovis hant gestreecken,Ga naar voetnoot1017
De hoochste bergen slaet,
Het vetste beest men gaet,
1020[regelnummer]
Niet t' slechste om te doden haelen,
Bereijt men costelijcke maelen.Ga naar voetnoot1021
Wat vallen sal, Fortuijn verhogen laet.Ga naar voetnoot1022
| |
[pagina 94]
| |
8.
Best dueren matelijcke dinghen,Ga naar voetnoot1023
Daer t' hooch haest vallen can.Ga naar voetnoot1024
1025[regelnummer]
Die mate noijt ging overspringen,Ga naar voetnoot1025
Als een gemeene man,Ga naar voetnoot1026
Die noyt en schayde vanGa naar voetnoot1027
De strant, bevreest de zee te naecken,Ga naar voetnoot1028
Roijt onder t' lant, dat hij kan raecken,Ga naar voetnoot1029
1030[regelnummer]
Het hoochste luck alhier op aerden wan.Ga naar voetnoot1030
| |
4e. Handelinghe. 4e. Wtcoomen
Achilles
Soo dees godin, veel hoger van manierenGa naar voetnoot1031
Als d' ander goôn, beleeft en goedertieren,Ga naar voetnoot1032
Met een genadich ooch mijn smert aensiet,
Der goden staet niet meer k' acht als verwonder.Ga naar voetnoot1034
1035[regelnummer]
k' En vrees de snelle blixem noch de donder,Ga naar voetnoot1035
Benij Jupijn Ambroos en Nectar niet.Ga naar voetnoot1036
Terstont quam mij een bood', van Paris affgevaerdicht,Ga naar voetnoot1037
Dat haer Polyxena niet langer veronwaerdichtGa naar voetnoot1038
t' Erkennen mijne trou, dat se sal comen nu
1040[regelnummer]
Gins in Apollos wout, waer van sij lang was schu.Ga naar voetnoot1040
| |
[pagina 95]
| |
Sonder mijn swaert, alleen, en heb ick niet te schrome.Ga naar voetnoot1041
Maer hoe? siet, daer ist hoff, tis tijt dat icker come.Ga naar voetnoot1042
| |
4e. Handelinghe. 5e. WtcoomenAchilles, Polyxena, Paris, Deïphobus.
Sonnet.
Achilles
Gentiel goddin, alleen besitster van mijn hert,Ga naar voetnoot1043
Schoon ziele van mijn ziel, meestres van mijn gedachten,
1045[regelnummer]
Wiens schoonhaijts clare glans, en gracy mijn vercrachten,Ga naar voetnoot1045
Als in den blonden strick mijn hert gevangen wert,Ga naar voetnoot1046
Indien ghij niet aensiet de wreethayt van mijn smart,
En stopt u oren voor mijn al te sware clachten,
Van mij en hebdij niet dan droeffheijt te verwachten
1050[regelnummer]
En de melijdeloose doot en d' aerde swart.Ga naar voetnoot1049-1050
Maer gaet ghij tot gena u goedertieren wennen,Ga naar voetnoot1051
En wilt de trouwe van u dienaer recht bekennen,
Verlost ick werden sal van droeffheijt, sorch en pijn.Ga naar voetnoot1053
Mijn hert, dat door het vuijr soud' lichtelijck verteeren,
1055[regelnummer]
En sal dan nummermeer in assche cunnen keeren,
Maer in een schonen brant altijt onsterfflijck sijn.
Polyxena
Aensiend' u lang vervolch, en aenstaen boven maten,Ga naar voetnoot1057
| |
[pagina 96]
| |
Hoe wel ick oorsaeck heb, Achilles, u te haten,
Sloech ick mijn oogen op u wijtberoemde duechtGa naar voetnoot1059
1060[regelnummer]
En op de schoonheijt van u fluxs gestelde iuecht,Ga naar voetnoot1060
De welcke dingen, t' sint dat sij mij wel geviele,
Baerden een vreemde lust vol onrust in mijn ziele,
In veughen dat ick haest mijn toornicheijt vergadt,Ga naar voetnoot1063
En t' rout mij, dat ick u so leed' oijt heb gehadt.Ga naar voetnoot1064
1065[regelnummer]
Tis mijn de grootste pijn des werrelts te gedencken,Ga naar voetnoot1065
Dat ick oijt heb gedacht, Achilles, u te crencken.Ga naar voetnoot1066
Naer ick mijn gramschap dan op gh' offert heb aen w,Ga naar voetnoot1067
Coom ick, grootmoedich Prins, als u dienaersse nuGa naar voetnoot1068
Om op te offren voorts aen u alhier ter steedeGa naar voetnoot1069
1070[regelnummer]
Mijn hert, mijn wil, en oock al mijn genegentheede.Ga naar voetnoot1070
Daerom, Achilles, wilt ontfaen van mijnder hant,
En gunstich nemen aen desen mijn offerhant,Ga naar voetnoot1072
En mijn versekren, dat de lieffd' met swaere plagen,Ga naar voetnoot1073
Die ghij soo lange tijt tot mijwaert scheent te dragen,Ga naar voetnoot1074
1075[regelnummer]
Warachtich is en sal altijt gestadich sijn.Ga naar voetnoot1075
Waeraen te twijfflen valt mij een soo swaere pijn,Ga naar voetnoot1076
Dat ick int midden van mijn vlam bevries doort vreesen.Ga naar voetnoot1077
Dus maeckt mij, prince, dat ick mach verseekert weesen,Ga naar voetnoot1078
Nae dien de twijfels mij wel duijsent doon aendoen.Ga naar voetnoot1079
| |
[pagina 97]
| |
1080[regelnummer]
Maer waerom soud' ick oock cunnen van u vermoen,Ga naar voetnoot1080
Dat ghij geveijnsdelijck sout sulcken liefd' ontfangen,Ga naar voetnoot1081
Gelijck het herte van Polyxena heeft bevangen?
Neen, neen, ten kan niet sijn, neent seeckerlijck niet, hoe?
Al droecht ghij mij oock gans geen liefd' met allen toe,Ga naar voetnoot1084
1085[regelnummer]
Weerliefd' soud' in u hert voorseecker comen wercken,
Als ghij de grootheijt van mijn lijefde maer cont mercken.Ga naar voetnoot1086
Mijn lijefd' t' sint haer begin nam soo veel toe en wan,Ga naar voetnoot1087
Dat ickse met t' gedacht nau achterhalen can.Ga naar voetnoot1088
Mijn lijefde is soo groot, en brant so ongemeeten,Ga naar voetnoot1089
1090[regelnummer]
Achilles, dat ick selff haer grootheijt niet can weeten.
Het leeven van mijn lijefd' en sijn geduerichaijtGa naar voetnoot1091
Sal niet van dach off wr, maer sijn van ewichaijt.
So de verdienste van dit goddelijcke lijenGa naar voetnoot1093
U niet beweegen off tot waere liefd' kan vlijen,Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
En so Polyxena, s' coninxs van troijas bloet,
Door iemandt anders dan haer selven bidden moet,Ga naar voetnoot1096
U door u ooghen schoon, Achilles, ick besweere,
Door wiens godlijcke cracht mijn felle moet viel neere,Ga naar voetnoot1098
Dat ghij mij wedermint gelijck gh' wterlijck toont,
1100[regelnummer]
En dat u lijefde duer mijn trou met trouwe loont.Ga naar voetnoot1100
Achilles
Had ick u overlang niet gaen besitster stellenGa naar voetnoot1101
Volcomen van mijn hert, een oogenstrael sou vellen
| |
[pagina 98]
| |
Seer lichtlijck mijn gemoet, en dwingent tot u min.Ga naar voetnoot1103
Maer t' sint ghij d' eerste mael de schoonst scheent in mijn sin,
1105[regelnummer]
Heb ick met sulcken hit en smert u lijefd' gedraegen,Ga naar voetnoot1105
Datter geen wr voor bij en ging van so veel daegen,
Off ijvrich ick aenbadt u schone beeltenis,Ga naar voetnoot1107
Die siele van mijn siel, mijns levens leven is.
Maer laes! princes, wat sal ick u opoffren weerGa naar voetnoot1109
1110[regelnummer]
In plaets van deese gunst en dienstbaerheijt vol eer,
Daer ghij mij nu toe roept? Hoe can weer sijn geloontGa naar voetnoot1111
Sulcken genegenthaijt als ghij tot mijwaert toont?
Ick ben gedwongen, schoon princes, u te verclaeren,
Dat ick soo groote vruecht voel in mijn siele baerenGa naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Doort overdencken van t' geen daer ick meest nae dorst,Ga naar voetnoot1115
Dat mij de wreede doot doorschieten sou de borst
En door de groote lust alhier ter plaets bederven,Ga naar voetnoot1117
Wast mogh'lijck in u tegenwoordicheijt te sterven.
Dus sijt voorseeckert dat ick stadich ben beraijtGa naar voetnoot1119
1120[regelnummer]
t' Ontfangen uwe lijefd' met al eerbiedichaijt.
Op die te vieren en te voeden sal ick passen,Ga naar voetnoot1121
Dat d' aldercleenste vonck sal in ons herte wassen,
Tot datse wert een vlam, die aerd' en hemel souGa naar voetnoot1123
Verbranden alle beij, het welck, ô waerde vrou,
1125[regelnummer]
Niet vreemt sal schijnen noch tegens des reedens wetten,
So ghij een luttel wilt op u schoonheeden letten,
Off so ghij mijn genegenthaijt wilt mercken aen,Ga naar voetnoot1127
Off so het u belieft op baijde acht te slaen,Ga naar voetnoot1128
| |
[pagina 99]
| |
De welcke baijd' aen mij so starck sijn overcomen,Ga naar voetnoot1129
1130[regelnummer]
Dat (alhoewel ick vast bij mij had voorgenomen
Te comen nummermeer in minne sijn verbont)Ga naar voetnoot1131
Soo haest ick u aensach, ick mij begaff terstontGa naar voetnoot1132
Vrijwillich in u dienst, waer in dat ick sal blijven
So lang des Hemels cloot sal op sijn Polen drijven.Ga naar voetnoot1134
1135[regelnummer]
Onnodich is het dan, dat ghij met bidden dringtGa naar voetnoot1135
Tot uwe lijefd' een, die daer toe sich selven dwingt.
Der goden schick mij nood' om tot u min te strecken,Ga naar voetnoot1137
Al u verdienste groot mij tot u lijefde trecken.Ga naar voetnoot1138
Mijn roepen derwaert, mijn begeerten algemeen,Ga naar voetnoot1139
1140[regelnummer]
Mijn oversoete hoop voert mij, princes, daer heen.
Mijn ziele, waer van ghij sijt coningin en vrouwe,
Die heft mij derwaarts op met vluegels van mijn trouwe.
Daerom, hoewel mijn lijefd' tot u waerts eens began,Ga naar voetnoot1143
Sijt seecker, schoon princes, dat die niet eijnden kan.Ga naar voetnoot1144
1145[regelnummer]
Off, so die eijnden sal en immermeer gaen t' onder,Ga naar voetnoot1145
Dat sal geschien gelijck als de phoenix, t' grote wonder,Ga naar voetnoot1146
Die, stervend' in de vlam, aen een nieu leeven raect,
Nae dat hij levend' heeft vant sterven eijnd' gemaect.
Maer hoe? Wat seg ick doch? Wat slechtheijt mach ick praten?Ga naar voetnoot1149
1150[regelnummer]
Soud' u lijefd' nu en niet eerstlijck te leeven laeten,
Off soud' ick neemen van het leeven een begin,
Sonder te voelen een beginsel van mijn min?
Soud' ick het geen ick ben wel cunnen blijven weesenGa naar voetnoot1150t/m1153
| |
[pagina 100]
| |
Sonder u eijgen slaeff stadich te sijn bij deesen?Ga naar voetnoot1154
1155[regelnummer]
Off soud' ick kunnen vrij weesen van u gebiedt,Ga naar voetnoot1155
Sonder dat ick het geen ick ben te weesen liedt?Ga naar voetnoot1156
Voorwaer, in geen manier, veel eer ick t' onder bleeve,Ga naar voetnoot1157
Want ick door u, door uwe min, en door u leeve.Ga naar voetnoot1158
Maer off mij bij geval een sotternij beving,Ga naar voetnoot1159
1160[regelnummer]
Dat ick mijn eijgen vijant selve wert? en ging
Versmaen het hoochste goet, dat ick ter werrelt achte?
U alder cleenste ionst waar groot genoech van crachteGa naar voetnoot1162
Om mij te vrijen van al die lichtvaerdichaijt,Ga naar voetnoot1163
Daermen ter weerelt oijt van dacht off heeft gesaijt,Ga naar voetnoot1164
1165[regelnummer]
En te leijden tot u, godin vol waerde gaeven.Ga naar voetnoot1165
Myn overgroot ghemoet in liefd' altijt zal draven.Ga naar voetnoot1166
Maer waer door laet mijn geest, beweecht door hope blij,Ga naar voetnoot1167
Sich selff verbasen doch door eene prophesij,Ga naar voetnoot1168
Die soo ellendich en van droefhaijt is deelachtig
1170[regelnummer]
Als ickse ken voor vals en ganslijck logenachtig?Ga naar voetnoot1170
Also veel schoonhaijt alser is, godin, in dij,Ga naar voetnoot1171
So veel genegenhaijts is tot u dienst in mij.Ga naar voetnoot1172
En mijn stantvastichaijt die is soo groot en heerlijck
Als mijnen ijver is, en mijnen smert begeerlijck.Ga naar voetnoot1174
| |
[pagina 101]
| |
1175[regelnummer]
U schoonhaijt kan u niet verlaeten, schone vrou,
Ontsterfflijck is' in u, so doet in mij mijn trou,Ga naar voetnoot1176
Des leeft mijn min, princes, alleen door u verclaeren,Ga naar voetnoot1177
Dat ghij mijn weerliefd' draecht, en saecht mijn welvaert gaeren.Ga naar voetnoot1178
Tot levens onderhout mijn min nae ionste tracht,Ga naar voetnoot1179
1180[regelnummer]
Die meer begeert was dan verhoopt, maer minst verwacht.
So sal in ewichaijt, godin, mijn lijefde dueren,
Die k' in de straelen ws gesichts heb laeten pueren.Ga naar voetnoot1182
In dese straelen schoon van goddelijcker aert
Mijn min gesuijvert is, goddin, en heel verclaert,Ga naar voetnoot1184
1185[regelnummer]
Als in een hemels vuijr, t' welck van hem heeft genomen,Ga naar voetnoot1185
Al t' geen onwaerdich was, princes, van u te comen.Ga naar voetnoot1186
Mijn hert dat is een heete oven van de min,
Myn lijefde, schoon princes, die is geparst daer in.Ga naar voetnoot1188
Van mijne dienstbaerhaijt en aengename banden
1190[regelnummer]
Can ick geen seeckerhaijt off geven ander pandenGa naar voetnoot1190
Als d' hitten van mijn hert, en so ghij mij wel iont,Ga naar voetnoot1191
Sijn dit de waerste, die ghij selven wenschen cont.Ga naar voetnoot1192
Dan, somen om de lijefd' te houden lang in leeven,
Can eenich onderhout nutter als weerlijefd' geeven,
1195[regelnummer]
En so der minnen bandt wel vast gaet en gewis,
Daer d' een aen dander grotelijxs gehouden is,
Souder ondanckbaerheijt soô ondanckbaer sijn te vinnen,Ga naar voetnoot1197
Dat s' mijn u weldaet sou doen stellen wt mijn sinnen?
| |
[pagina 102]
| |
Naedien ick u, princes, gedaen heb een misdaet,Ga naar voetnoot1199
1200[regelnummer]
Dat ick met reden most wanhopen van genaet,Ga naar voetnoot1200
En ghij, in plaets van mij te straffen met u toren,Ga naar voetnoot1201
U dienaer doet de ionst van sijnen clacht t' aenhoren,Ga naar voetnoot1202
Mijn gevend' in de plaets des doots, van mij verwacht,Ga naar voetnoot1203
Een leven, dat ick schier gelucksalijger acht,Ga naar voetnoot1204
1205[regelnummer]
Als eenich ander dinck, groot gheacht by de menschen,Ga naar voetnoot1205
Dan ickt vant Avontuer selff hadde cunnen wenschen,Ga naar voetnoot1206
Ontfangt dan, schoon godin, al deese seeckerhaijt
Van mijne lijefd' tot u, en mijn getrouwichaijt,Ga naar voetnoot1208
Op dat den hemel die tot eenen haven leijde
1210[regelnummer]
Van vreugd' en van geluck, waer wt sij nimmer scheijde.Ga naar voetnoot1210
Laet mij opoffren t' ijs van u verstoorde sinGa naar voetnoot1211
Met d' assche van mijn licht' en lang verleden min,Ga naar voetnoot1212
Op datter niet en blijff in onse ziel heijlgierich,Ga naar voetnoot1213
Dan t' geen tot voetsel dient van onse lijefde vierich.Ga naar voetnoot1214
1215[regelnummer]
En ick besweer, godin, door u volmaeckthaijt dan,Ga naar voetnoot1215
Diemen aenbidden wel, maer niet begrijpen kan,
Dat van mijn slavernij ghij hier verklaert de wetten,Ga naar voetnoot1217
Om die met vuijre letters in mijn hert te setten,Ga naar voetnoot1218
Op dat ick, schoon princes, aen mijn gedachten leer
1220[regelnummer]
Die daer te lesen, t' overtreeden nimmermeer.
| |
[pagina 103]
| |
Deiphobus
Danct hem, onhuesheijt wast indien wij dat versloften.Ga naar voetnoot1221
Paris
Grootmoedich prins, wij dancken u van u beloften.Ga naar voetnoot1222
Achilles wert verradelijck omgebrocht
van Paris en Deiphobus. | |
4e. Handelinge. 6e. Wtcoomen
Ulysses
Dat wij die twee daer wt so schielijck springen sienGa naar voetnoot1223
Dat heeft, nae mijn verstant, wat sonders te bedien.Ga naar voetnoot1224
Diomedes
1225[regelnummer]
Dewijl de griecxen Raet ons beijden heeft bevolen
Achilles gae te slaen, om dat hij int verholenGa naar voetnoot1226
Den vijandt selff besoect, en hem te spraecke staet,Ga naar voetnoot1227
Op avontuer off hij besloot eenich verraet,Ga naar voetnoot1228
Compt, treeden wij int wout en gaen hem soo beneven.Ga naar voetnoot1229
Ulysses
1230[regelnummer]
Wel, ick sie niemant niet. Ach, wat is hier bedreeeven?
Achilles, wel, hoe nu? Geeft ons het laetste woord!
Achilles
Deiphobus en Paris hebben mij vermoort.
| |
[pagina 104]
| |
Diomedes
Ghemoort? Waer hoord' men oijt grooter valschaijt verhaelen?
O blonde Son, aenschout ghij dit sonder te daelenGa naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Te rugge waert van daer ghij opgereesen sijt?Ga naar voetnoot1235
Ulysses
Mijneedich schelmstuck te boos om aff te malen.Ga naar voetnoot1236
Diomedes
O blonde son, aenschout ghij dit sonder te daelen?
Ulysses
Den grooten man, vermaert in s wijden werrelts paelen,Ga naar voetnoot1238
Dien Blixem, soo ontsien int oorloch, sijn wij quijt.Ga naar voetnoot1239
Diomedes
1240[regelnummer]
O blonde Son, aenschout ghij dit sonder te daelen
Te rugge waert van daer ghij opgereesen sijt?
Ulysses
Gheen clagen helpen can, hij heeft vervult sijn tijt.Ga naar voetnoot1242
Wilt mijn het lichaem cout op dese schoudren laeden.
En gaen wij doen t' verhael, hoe dat hij is verraden.
|
|