Achilles en Polyxena
(1972)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd[5e. Handelinge.]5e. Handelinge. 1e. WtcoomenAl de Princen. Nestor, Aiax, Ulysses.
Nestor
1245[regelnummer]
Geen van de Princen, noch geen van de griecs knapenGa naar voetnoot1245
Dan ghijluij met u twee staet nae Achilles waepen.Ga naar voetnoot1246
| |
[pagina 105]
| |
Dies elck omt t' seerste twist en voor een eere teltGa naar voetnoot1247
Te draegen t' waepen van dien onverwonnen helt.Ga naar voetnoot1248
De Princen sijn alhier ter plaetse neer geseten,
1250[regelnummer]
Om ijder sijn beschaijt volcomelijck te weeten,Ga naar voetnoot1250
En wijsen toe met recht de wapens aen de man,Ga naar voetnoot1251
Die mette reeden best sijn recht verdaden kan.Ga naar voetnoot1252
Daerom een ijder pooch het geene te vertrecken,Ga naar voetnoot1253
t' Welck aldermeest hij tot sijn voordeel acht te strecken.
Aiax
1255[regelnummer]
Aen strant (Jupijn) en bij de scheepen pleijten wij,Ga naar voetnoot1255
En men gelijckt (ick raes) Ulysses noch bij mij?Ga naar voetnoot1256
Mij, die noch vuijr noch vlam noch Hectors toren vruchtenGa naar voetnoot1257
En voor dees vloote vocht, als ghij met schande vluchten.Ga naar voetnoot1258
Veijlijger is het dan, ô griecken, datmen strijt
1260[regelnummer]
Met woorden schoon geciert, dan met een swaert dat snijt.
Wanneer men vechten sal, Ulysses wt het perck vliet.Ga naar voetnoot1261
Het doen valt hem te swaer, en t' seggen is mijn werck niet.
Soo veel als ick vermach int crijgen met gewelt,Ga naar voetnoot1263
Soo veel Ulysses int vrouachtig clappen gelt!Ga naar voetnoot1264
1265[regelnummer]
Doch mijne daden ist onnoodich te vertaelen.Ga naar voetnoot1265
Ghij hebt s' altsaem gesien, laet hem de sijn verhaelen,Ga naar voetnoot1266
| |
[pagina 106]
| |
Die hij alleen en sonder tuijgen heeft gewrachtGa naar voetnoot1267
(Naedat hij selve seijt) int doncker vande nacht.Ga naar voetnoot1268
Den loon, daer ick nae stae, beken ick groot te weesen,Ga naar voetnoot1269
1270[regelnummer]
Maer van den loff verlies ick t' grootste deel door deesen.Ga naar voetnoot1270
Tis groot, maar d' heerlijckhaijt die wert daer door bemorst,Ga naar voetnoot1271
Mits dat ick crijge t' geen Ulysses hoopen dorst.Ga naar voetnoot1272
Verliest hij schoon t' crackeel, den prijs heeft hij alreede,Ga naar voetnoot1273
Want men sal seggen, dat hij met mij heeft gestreede!
1275[regelnummer]
Dan, soo mijn duecht was twijffelachtig bij den Raet,Ga naar voetnoot1275
So soud' mijn edelhaijt mij wel coomen te baet.Ga naar voetnoot1276
Mijn Vader Telamon heeft troijen helpen winnen,
En voer met Hercules omt gulden vlies te vinnen.Ga naar voetnoot1278
Sijn Vader Aeacus is rechter in den hel,Ga naar voetnoot1279
1280[regelnummer]
Daer Sisyphus, u oom, Ulysses, lijt gequel.Ga naar voetnoot1280
Juppijn diens vader is, k' en hael het niet van verde.Ga naar voetnoot1281
Dees Aiax nae Juppijn is int geslacht de derde.Ga naar voetnoot1282
Dan, laet dit inde saeck mij gants geen voordeel sijn,Ga naar voetnoot1283
Soo 't niet gemeen en is Achilles huis en t' mijn.Ga naar voetnoot1284
| |
[pagina 107]
| |
1285[regelnummer]
Achilles was mijn neeff, ick eijs mijn broeders wapen.Ga naar voetnoot1285
Maer ghij sijt wt het bloet van Sisyphus geschapen,
Die ghij in schelmerij oock te gelijcken tracht.Ga naar voetnoot1287
Wat mengt ghij onse naem in u versmaet geslacht?
Off sal mij deese twist omt waepen qualijck locken,Ga naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
Om dat ick heb van d' eerst de waepens aengetrocken?Ga naar voetnoot1290
En met mijn vrije wil ben nae de crijch gereijst,Ga naar voetnoot1291
Daer sich Ulysses sot en rasend' heeft geveijstGa naar voetnoot1292
Door vreese van met ons hier in de crijch te trecken,Ga naar voetnoot1293
Tot Palamedes cloeck sijn blootheijt quam ontdecken?Ga naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
Die doe de blootste was, van alle wapens schu,Ga naar voetnoot1295
Sal die - wat recht is dit! - de beste nemen nu?
Was doch de rasernij voor rasernij genomen,Ga naar voetnoot1297
Off was sijt doch geweest en hij niet hier gekomen.Ga naar voetnoot1298
So sout ghij, Philoctetes, met so swaer verdriet,Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Int eijlant Lemnos als een balling leven niet,Ga naar voetnoot1300
Die in speloncken naer, en bosschen met u weenenGa naar voetnoot1301
| |
[pagina 108]
| |
En kermen dagelijxs beweecht de coude steenen,Ga naar voetnoot1302
En wenscht Ulisses t' geene dat hij waerdich is,Ga naar voetnoot1303
t' Welck (so der goden sijn) hem beuren sal gewis.Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Also verdwijnt door siect en honger metter wijlenGa naar voetnoot1305
Een van ons leijtsluij selff, en bruijct Alcides pijlenGa naar voetnoot1306
Op vogels en op wilt, die Phoebus ons bevalGa naar voetnoot1307
Te bruijcken ten verniel van Troijas hoge wal.Ga naar voetnoot1308
Maer Philoctetes die is noch te lijff gebleeven,Ga naar voetnoot1309
1310[regelnummer]
Om dat hij t' selschap van Ulysses heeft begeeven,Ga naar voetnoot1310
t' Welck Palamedes oock wel wenschen mocht, dunct mijn,
Want sonder dat hij soud' nu noch int leeven sijn,
Off immers soud' de doot gesturven wesen eerlijck,Ga naar voetnoot1313
Die hij door sijn bedroch doen sterven heeft so deerlijck,Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
Als hij hem van bedroch aenclagen quam so stout,Ga naar voetnoot1315
En overtuijchden hem door t' vinden van het gout,Ga naar voetnoot1316
Des vijants, so hij saij, becorelijcke gaven,Ga naar voetnoot1317
t' Welck hij hadt heijmlijck selffs doen in de tent begraven,Ga naar voetnoot1318
Tot wraeck van dat hij sich door hem ondecken sach,Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Het welck hem speet, en lang' daer nae int herte lach.Ga naar voetnoot1320
Door ballingschap off doot crenct hij der griecken crachten,Ga naar voetnoot1321
Op deese wijs is hij te vreesen en te achten.
| |
[pagina 109]
| |
Off hij int spreecken schoon Nestor te boven gaet,Ga naar voetnoot1323
Noch en sal hij niet in 't goede verandren t' quaet,
1325[regelnummer]
En hier verdaden, dat hij vlieden ging sijn best ras,Ga naar voetnoot1325
Als Nestor riep om hulp, door dien sijn paert gequetst was.Ga naar voetnoot1326
Dat ick dit niet versier weet Diomedes wel,Ga naar voetnoot1327
Die dick de vlucht verwijt aen sijn goe meed'gesel.Ga naar voetnoot1328
De goôn aensien de mens rechtvaerdich met haer ooghen.
1330[regelnummer]
t' Gebuerde dat de geen, die niet en wilde pooghen
Om Nestor bij te staen, selfs bijstant creech van doen.Ga naar voetnoot1331
Hij riep ellendich hulp, ick ginck mij derwaerts spoen.
Hoe wel hij hadt verdient doort vlieden, datmen eeven
Als hij met Nestor deed', men oock met hem sou leeven,Ga naar voetnoot1334
1335[regelnummer]
Ick deckt hem met mijn schilt daer hij lach bevend' bleeck,Ga naar voetnoot1335
k' Verseeckerd' hem sijn lijff al eer ick van hem weeck.Ga naar voetnoot1336
De wonden die sijn cracht int vechten deen vermindrenGa naar voetnoot1337
En conden hem sijn loop int vluchten niet verhindren.
Dus berchden ick een siel oneedel, slecht van aert,Ga naar voetnoot1339
1340[regelnummer]
En dunct mijn eijgen daet mijn luttel eeren waert.Ga naar voetnoot1340
So ghij in dese twist u enckel wilt verweeren,Ga naar voetnoot1341
Compt, laet ons weder op de selve plaetse keeren,
Geeft daer de vijant weer, u wont en vrees daer bij,Ga naar voetnoot1343
Duijckt achter t' schilt, en twist daer onder tegens mij.Ga naar voetnoot1344
1345[regelnummer]
Siet, Hector, die met hem ten strijde leijd' de goden,Ga naar voetnoot1345
Verbluft den stouten oock en niet alleen den bloden.Ga naar voetnoot1346
| |
[pagina 110]
| |
Als die braveerde doort vervolch van sijnen moort,Ga naar voetnoot1347
Heb ick hem op sijn rug geveldt van vers, en voortGa naar voetnoot1348
Wanneer hij daechden wt een om met hem te steecken,Ga naar voetnoot1349
1350[regelnummer]
Weerstont ick hem alleen, en ghij, beroemde greecken,
Beloofden bedevaert, indien ick niet en vil.Ga naar voetnoot1351
Verhoort wert u gebet. So iemant weeten wil
Den wtgang van de crijch, ick hebse niet verlooren.Ga naar voetnoot1353
De vijant quam met macht het griexse heijr verstooren,Ga naar voetnoot1354
1355[regelnummer]
Tot onse vloodts bederff met vier en vlam bereijt.Ga naar voetnoot1355
Waer was Ulysses doen met sijn welspreeckenthaijt?Ga naar voetnoot1356
Ick heb alleen dees vloots bescherming aengegreepen.Ga naar voetnoot1357
Geeft mij de waepens doch voor meer als duijsent scheepen.Ga naar voetnoot1358
Indien dat ghij toe wijst, ô Princen, t' recht aen mijn,
1360[regelnummer]
t' Sal meer der wapens eer dan Aiax eere sijn.
Laet nu Ulysses eens gelijcken bij mijn daden
Het moorden van Rhesus, die hij halff heeft verraden,
En Dolon, s' vijants spier, en Helenus, dien hijGa naar voetnoot1363
(Wanneer hij Pallas stal) gevangen bracht daer bij.Ga naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
Niet is bij daech geschiet al wat hij heeft bedreven.
Men moet den halven loff aen Diomedes geven.
Jont ghij de waepens aen dees daden slecht, oneel,Ga naar voetnoot1367
| |
[pagina 111]
| |
Soo deels' en geeft aen Diomedes t' beste deel.Ga naar voetnoot1368
Ulysses sullen sij doch niet te stade komen,
1370[regelnummer]
Die ongewapent staech en niet gelijck de vromen,Ga naar voetnoot1370
Bij nacht den vijant crenckt mette gewiste cans.Ga naar voetnoot1371
De gulden helm sal hem beclappen door sijn glans.Ga naar voetnoot1372
Oock sal hij doort gewicht sijn hooft niet kunnen roeren.
d' Onstrijtbaer arm en can Achilles spiets niet voeren.Ga naar voetnoot1374
1375[regelnummer]
De schilt, waer in gemaelt men t' swerrelts rijcken siet,Ga naar voetnoot1375
En sal sijn slincker arm wel, dunct mij, passen niet.
Wat staet ghij nae een gaeff, die u sal overlaeden?Ga naar voetnoot1377
Welck soo de griecken, door haer quaelijck te beraeden,Ga naar voetnoot1378
U jonnen, ghij en sout daer duer niet sijn ontsien,Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
Maer rascher nae de buijt sal uwe vijant vlien.Ga naar voetnoot1380
De vlucht, daer ghij u hoop gewoon in sijt te setten,
Daer in sal t' swaer gewicht, Ulysses, u beletten.
Voorts uwen schilt is gans, heeft niet met al geleen,Ga naar voetnoot1383
Vol kerven is de mijn, en ick behoeffer een.
1385[regelnummer]
Maer siet ons wercken aen, onnodich sijn de woorden.
De wapens smijt int mits van des vijants slachoorden.Ga naar voetnoot1386
Heet datmen 's hael van daer, en dieser brengt van daen,Ga naar voetnoot1387
Laedt diese tot een loon en tot een loff ontfaen.Ga naar voetnoot1388
| |
[pagina 112]
| |
Ulysses
Hadt mine wensch en d' u, ô griecken, niet gemist,Ga naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
Wij souden rechtevoort niet sijn in dese twist,Ga naar voetnoot1390
De tranen souden mij met crachte dus niet vlieten,
Ghij sout u wapens, wij, Achilles, u genieten.Ga naar voetnoot1392
Dan, nu dewijl de goôn ons beijd' hebben berooftGa naar voetnoot1393
Van dat ontsichbaer onverwonnen oorlochs hooft,Ga naar voetnoot1394
1395[regelnummer]
Wie sal met meerder recht doch volgen in sijn steedeGa naar voetnoot1395
Dan die Achilles selff den griecken volgen deede?Ga naar voetnoot1396
t' Verstant, dat dicwijls heeft gedient tot u profijt,
t' Sij hooch off laech, laet mij niet schaden nu ter tijt,
Op dat ick sonder nijt mijn reedens mach ontluijcken;Ga naar voetnoot1399
1400[regelnummer]
De gaven, die men heeft, die machmen wel gebruijcken.
Voorvaders clare deucht, en Adels hoge roemGa naar voetnoot1401
En ander luyder daet ick nau ons eygen noem,Ga naar voetnoot1402
Maer om dat Aiax saijt dat sijn grootvaders vaderGa naar voetnoot1403
Juppijn is, so seg ick: Juppijn is hem niet nader
1405[regelnummer]
Een lit dan hij mij doet. Ick ken Laërtes outGa naar voetnoot1405
Voor vader, die Arcesius voor sijn vader hout.Ga naar voetnoot1405-1406
Arcesius vader is Juppijn, en onder deesen
Is niemant oijt tot doot off ballingschap verweesen.Ga naar voetnoot1407-1408Ga naar voetnoot1408
| |
[pagina 113]
| |
Een ander Adeldoom compt mij van moeder sij,
1410[regelnummer]
En d' oorsprong vant geslacht sijt, ô Mercurius, ghij.Ga naar voetnoot1410
Nochtans en ghae ick niet nae dese wapens sporen,Ga naar voetnoot1411
Om dat van moeders sij ick hoger ben geboren,
Off dat mijn vader niet beschuldicht werden canGa naar voetnoot1413
Met sijne broeders sondt; siet de verdiensten an!Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
Maer tgeen dat Telamon off Peleus heeft bedreven,Ga naar voetnoot1415
Dat men daer van den loff niet gaet aen Aiax geeven,
Dat niet de naest int bloet wert met dees prijs verhuecht,Ga naar voetnoot1417
Maer die met reeden meest doen blijcken can sijn duecht.
Want anders, Peleus leeft, en Pyrrhus daerenboven,Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Achilles sone; so blijft Aiax toch verschoven.Ga naar voetnoot1420
En Teucer isser oock al vast in eenen graetGa naar voetnoot1421
Als Aiax, die nochtans niet nae de waepens staet.Ga naar voetnoot1422
Dewijl wij dan alleen met onse daden strijden,Ga naar voetnoot1423
Ick heb meer wtgerecht dan ick can hier belijden.Ga naar voetnoot1424
1425[regelnummer]
Ick salt verhalen, doch opt corst, van voren aen.Ga naar voetnoot1425
Thetis, de moeder van Achilles, hadt verstaen
Van de waerseggers wijs, indien hij herwaerts quame,
Dat hijt besterven sou, hoe groot hij was van name.Ga naar voetnoot1428
Sij maect hem onbekent omt ongeluck te vlien,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
En liet hem als een maecht in maechden cleeren sien.
| |
[pagina 114]
| |
Niemant heeft hem gekent, noch Aiax selven mede.Ga naar voetnoot1431
Hij waer gebleeven t' huijs ten waer dat ick het dede.Ga naar voetnoot1432
Ick nam een marsse vol van vrouwe cramerijGa naar voetnoot1433
En deed' daer loosselijck een crijsmans wapen bij.Ga naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Een ijder vrou besach het geen haer best geleecke,
De Prins terstont sijn hant ging aen de wapens steecken.
So wel de schilt en spiets hem in sijn handen stont,Ga naar voetnoot1437
Dat eer hijt vrouwen cleet verwurp, ick riep terstont:Ga naar voetnoot1438
Ghodinnen soon, van u wacht Troien sijn bederven,Ga naar voetnoot1439
1440[regelnummer]
Waeromme twijfelt ghij de name te verwerven?Ga naar voetnoot1440
Mijn handt leijd' ick hem op en sant hem derwaerts heen.Ga naar voetnoot1441
Al t' geen hij heeft gedaen, noem ick dan t' mijn met reên.Ga naar voetnoot1442
'k Heb Telephus getemt, k' heb Theben ingenomen.Ga naar voetnoot1443 vv
Door mij is Tenedon in onse macht gekomen.Ga naar voetnoot1444
1445[regelnummer]
Dat Lesbus, Chryses, Cilla, Apollos steden stoutGa naar voetnoot1445
Ons onderdanich sijn, voor mijne daden hout.
En oock dat Lyrnes viel, dat sich te weere stelden.
Ick gaff den naem, die den troijaensen Hector velden.Ga naar voetnoot1448
Door mij leijt Hector neer; het wapen dat mij dedeGa naar voetnoot1449
1450[regelnummer]
Achilles vinden eerst eysch ick dees wapens meede.
| |
[pagina 115]
| |
De wapens, die ick hem int leven heb gegeven,
Ist onrecht dat ick die weer eijsche naer sijn leven?Ga naar voetnoot1452
Den ruijmen haven lach van duijsent scheepen vol,Ga naar voetnoot1453
De wint blies tegens ons gestadich eeven dol.
1455[regelnummer]
Daer wert gepropheteert, den wint en sou niet wenden,Ga naar voetnoot1455
Ten waer dat Atreus neeff sijn dochter wilde sendenGa naar voetnoot1456
Ten outaer van Diaen en latens offren daer,Ga naar voetnoot1457
Om soo te stillen t' weer, en gramschap fel van haer.
Maer Agamemnon hout sijn vadersche genegenthaijt,
1460[regelnummer]
Wilt niet toelaten, off hem schoon gans griecken tegen saijt.Ga naar voetnoot1460
Dees dorst ick spreecken aen wanneer ghij, Aiax, sweecht,Ga naar voetnoot1461
En heb hem tot profijt van het gemeen beweecht.Ga naar voetnoot1462
Ick dreef een sware saeck van een pertijdich rechter.Ga naar voetnoot1463
De Prins vergeeft t' mij nu, doch hem en docht niet slechterGa naar voetnoot1464
1465[regelnummer]
t' Gemeene volcxs scha dan s' dochters doot, des hijGa naar voetnoot1465
Vergolde met het bloet d' ontfangen heerschappij.
De moeder hadt bij haer haer dochter wtvercoren,Ga naar voetnoot1467
Die men bedriegen most, want raden was verlooren.Ga naar voetnoot1468
Ulysses sant men heen, ick hebt alleen bestaen;Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Op welcke plaets wanneer dat Aiax was gegaen,Ga naar voetnoot1470
De schepen lagen noch wel op de wint en wachten,Ga naar voetnoot1471
t' Sijn soud' de prins meer dan t' gemeene besten achten.Ga naar voetnoot1472
| |
[pagina 116]
| |
Ick ginck te Troien oock wtrechten als gesantGa naar voetnoot1473
De saecke, mij vertrout van het gemeene lant.Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Ick quam aldaer den Raet en al de Princen satten.
Ick claechde Paris aen, heraijschde vrou en schatten.Ga naar voetnoot1476
Antenor op ons sijd' creeg ick, eens coninxs stem,Ga naar voetnoot1477
Maer Paris en de geen, die schuldich sijn met hem,
Hebben haer handen nau van onsen moort onthoudē,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
t' Welck, Menelaus, ghij soowel als ick aenschoude.
Van ons gemeene noot was dat den eersten dach.Ga naar voetnoot1481
Ick heb meer wtgerecht, dan ick verhalen machGa naar voetnoot1482
In desen langen crijch met wijslijck doen en raeden,Ga naar voetnoot1483
Want t' sint het slaen, geschiet als wij te lande traden,Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Schuijlden de vijant lang cleenhartich in de stat.
Wij hebben eerst dit jaer middel om slaen gehadt.Ga naar voetnoot1486
Goet sijdij int gevecht, maer wat sijdij daer buijten?
Gesmeert hadt men u moeten in een casse sluijten,Ga naar voetnoot1488
Gelijck als het geweer, tot datter quam de tijt,Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Dat men u bruijcken mocht te veld' in open strijt.Ga naar voetnoot1490
Want waertoe dienden ghij? dan, vraechdij wat ick drijve?Ga naar voetnoot1491
De vijant leg ick laech en onse schanse stijve,Ga naar voetnoot1492
Tot s' langhe crijchs verdrach geeff ick de gasten moet.Ga naar voetnoot1493
| |
[pagina 117]
| |
Hoe sij gewaepent, hoe sij moeten sijn te voet.Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Hierin ick onderwijs en raed' haer tallen stonden,Ga naar voetnoot1495
Off warde voor gesant nu hier nu daer gesonden.Ga naar voetnoot1496
De Coning hadt gedroompt, dat hem Juppijn gebootGa naar voetnoot1497
Te keeren t' huijswaerts met de geheele vloot,
En konde door den naem van godt licht elck beweegen.Ga naar voetnoot1499
1500[regelnummer]
Dat Aiax sich vertooch en set hem daer eens teegen,Ga naar voetnoot1500
En vecht al wat hij mach! Waerom belet hij nietGa naar voetnoot1501
Dat ijderman omt seerst fluxs nae de scheepen vliet?Ga naar voetnoot1502
Ten was niet groots voor hem, die stadich groots cont spreecken.Ga naar voetnoot1503
Maer wat? hij vluchten selff, en is aent strant geweecken.Ga naar voetnoot1504
1505[regelnummer]
Ick sach het selven aen en schaemdet mij te sien.
Ick riep terstont: wat ding doet u, gesellen, vlienGa naar voetnoot1506
En Troien halff gestoort los laten wt u handen?Ga naar voetnoot1507
Wat voert ghij doch nae huijs dan eenen buijt van schanden?Ga naar voetnoot1508
Met dese woorden keerd' ick al het volck alleen
1510[regelnummer]
En Agamemnon riep terstont den hoop bij een.Ga naar voetnoot1510
Een woort en dorst ghij doen, ô Aiax, niet vermelden.Ga naar voetnoot1511
Thersijtes en ontsach de Princen niet te schelden,Ga naar voetnoot1512
Maer wert van mij bestrafft; k' ben opgereesen voortGa naar voetnoot1513
| |
[pagina 118]
| |
En deed' het volck sijn moedt weer grijpen door mijn woort.
1515[regelnummer]
Al t' geen, dat t' sint die tijt dan Aiax heeft bedreeven,
Compt mij altsaemen toe, ick heb hem u gegeeven.
Als hij teech op de vlucht, doen heb ick hem gekeert.Ga naar voetnoot1517
Maer wat grieck isser doch die u acht off begeert?Ga naar voetnoot1518
Wat Diomedes doet, dat doet hij met mij t' saemen.Ga naar voetnoot1519
1520[regelnummer]
Isset een cleene saeck dat hij mij acht bequame,
En kiest mij tot gesel wt so veel duijsent man,
Als enen die hem best in alles helpen can?Ga naar voetnoot1522
Ten was mijn beurte niet, nochtans nam ick bij nachteGa naar voetnoot1523
Gevangen 's vijandts spie, die ick oock omme brachte,Ga naar voetnoot1524
1525[regelnummer]
Nae dien ick al den raedt van Troien hadt verstaen.Ga naar voetnoot1525
Met mijn beleeffde' loff mocht ick te rugge gaen,Ga naar voetnoot1526
Was lijckwel niet te vreên, maer als een vroomheijts pleeger,Ga naar voetnoot1527
Vermoord' ick Rhesus met sijn selschap in sijn leeger.Ga naar voetnoot1528
Dus quam ick hier, naedien ick had mijns willen wins,Ga naar voetnoot1529
1530[regelnummer]
Op sijnen wagen selff als een gesegent Prins.Ga naar voetnoot1530
Weijgert mij t' waepen, gaet u gunst tot Aiax wenden.Ga naar voetnoot1531
Ick hebbe met mijn swaert vernielt Sarpedons benden,Ga naar voetnoot1532
| |
[pagina 119]
| |
Iphetides en Ceranos ick vluchten dede,Ga naar voetnoot1533
Alastor, Chromius en oock Alcander meede,Ga naar voetnoot1534
1535[regelnummer]
Noemen en Pritanus, Halinus van gelijcken,Ga naar voetnoot1535
Dees moesten altemael voor mijnen aenval wijcken.
Dan Thoon, Charapos, en Ennomos en voort
Chersidamos heb ick met desen hant vermoort,
En meenich slecht soldaet; oock ben ick niet verleegenGa naar voetnoot1539
1540[regelnummer]
Om u te toonen dat ick wonden heb gecreegen.
De plaetse daer se staen, ô burgers! haer verciert.Ga naar voetnoot1541
Gelooft geen woorden, niet diemen licht schoon versiert.Ga naar voetnoot1542
Siet de litteekens hier, dit is de borst, gesellen,
Die' ick voort gemeene nut so dickwils heb gaen stellen.Ga naar voetnoot1544
1545[regelnummer]
Maer Aiax heeft sijn bloet so meenich jaer gespaert,
En heeft sijn groote borst van wonden wel bewaert.Ga naar voetnoot1546
Dan, dat hij heeft belet de griecse vloot te schennen,Ga naar voetnoot1547
Is dat so grooten saeck? dat wil ick wel bekennen,Ga naar voetnoot1548
Want te verduijstren t' goet en was noijt mijn bedrijff.Ga naar voetnoot1549
1550[regelnummer]
Maer dat hij d' eere sich alleen niet toe en schrijff.Ga naar voetnoot1550
Patroclus, die gedect was met Achilles waepen,Ga naar voetnoot1551
Heeft oock geweert den brant, tot ons bederff geschaepen.Ga naar voetnoot1552
| |
[pagina 120]
| |
Hij waent, dat hij alleen een hart had' in sijn borst,
Dat Hectors toorn fel stoutlijck verwachten dorst,Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Heeft Coning en met mijn Achilles selff vergeeten,Ga naar voetnoot1555
Aldaer hij in den Raet de negenst' is geseeten,Ga naar voetnoot1556
En boven dander nergens om dan door het lot.Ga naar voetnoot1557
Dan segt, ghij stercken helt, die mette Princen spot,
Welck was den wtgang doch vant vechten met u beijenGa naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Dan dat ghij ongewont liet Hector van u scheijen?Ga naar voetnoot1560
Och! wat ist mij een smert te dencken aen den dach,
Dat men der griecken muer, Achilles, vallen sach.Ga naar voetnoot1562
De tranen noch de rou, noch vreese condt mij schaedenGa naar voetnoot1563
Int dode lichaem cout op deesen hals te laeden.
1565[regelnummer]
Op deesen hals droeg ick Achilles, en met hem
De waepens, die ick wens datmen mij nu toestem.Ga naar voetnoot1566
Ick hebbe crachten, die voor dat gewicht niet vreesen,
En een gemoedt, dat u van d' eer sal danckbaer weesen.Ga naar voetnoot1568
De blaeuwe seegodin heeftse de waepens schoonGa naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Seer constelijck doen smeên, eergierich voor haer soon,Ga naar voetnoot1570
Op dat een slecht soldaet, daer wij noijt geest in sagen,
Des hemels gaven waert onwaerdich soude dragen?Ga naar voetnoot1572
Het gene, datmen in den schilt gehouden siet,Ga naar voetnoot1573
Verstaet hij, weet ick wel, int alderminste niet.
| |
[pagina 121]
| |
1575[regelnummer]
Besach hijt eens te recht, hij souder in verwerren:Ga naar voetnoot1575
Het Aertrijck, en de Zee, de loop der gulden sterren.
Gij sout u schamen selffs, dat ghij begeeren gaetGa naar voetnoot1577
De waepens, die ghij doch int minste niet verstaet.Ga naar voetnoot1578
Maer hij saijt dat ick laet ben in de crijch gekomen,Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
En daerentusschen denct niet, dat hij so den vromenGa naar voetnoot1580
Achilles oock beschelt. Ist veijnsen sont geweest?Ga naar voetnoot1581
Wij veijnsden alle baij, wie van ons beijden meest?Ga naar voetnoot1582
Dan, soot vertoeven voor een misdaet sou verstrecken,Ga naar voetnoot1583
Men heeft mij nae den crijch sien vóór Achilles trecken.Ga naar voetnoot1584
1585[regelnummer]
Hem hiel sijn moeder thuijs, en mij mijn cuijsse vrou,Ga naar voetnoot1585
Hem gafmen d' eerste tijt, en al de rest aen ouw.Ga naar voetnoot1586
Ick zal mijn misdaet nu doch wel verdaden connenGa naar voetnoot1587
Gemeen met sulcken man, nochtans is hij gevonnenGa naar voetnoot1588
Door mijne cramerij, van als bij een geschraept,Ga naar voetnoot1589
1590[regelnummer]
Maer ick ben doort vernuft van Aiax niet betraept.Ga naar voetnoot1590
Gaet sijn botte tong met mij te schelden toonen,Ga naar voetnoot1591
Verwondert daer niet in, u gaet hij niet verschoonen:Ga naar voetnoot1592
Die valschelijck van mij misdadich wert genoempt,Ga naar voetnoot1593
Is het u luijden eer dat ghij die hebt verdoempt?
| |
[pagina 122]
| |
1595[regelnummer]
Maer Palamedes cont sijn onschult niet betogen,Ga naar voetnoot1595
Ghij saecht de stucken selff, ô griecken, voor u ogen.Ga naar voetnoot1596
Ghij saecht dat gout, dat lach begraven in sijn tent.
Maer seeker, dat verraet was claer genoech bekent.Ga naar voetnoot1598
Dat Philoctetes op het eijlant is gebleeven,
1600[regelnummer]
Verdaet u eijgen saeck, geen schult men mij can geeven.Ga naar voetnoot1600
Ghij alleen liet het toe; ick heb het wel geraen,Ga naar voetnoot1601
Op dat hij mocht de moijt van dese crijch ontgaen,Ga naar voetnoot1602
En sachten door den rust sijn overwreede pijnen.Ga naar voetnoot1603
Hij deed' alsoo en leeft, men sal dees raet bevijnenGa naar voetnoot1604
1605[regelnummer]
Niet slechtelijck getrou, maer noch geluckich mee.Ga naar voetnoot1605
Die maeckt sij oock getrou den geenen diese dee.Ga naar voetnoot1606
Dewijl men Propheteert, datmen niet wt can roijenGa naar voetnoot1607
Dardanus ouden rijck, noch slechten t' slot van Troijen,Ga naar voetnoot1608
Ten sij dat hij er sij, beveelt mij niet de saeck,
1610[regelnummer]
Laet Aiax derwaerts gaen, op dat hij willich maeckGa naar voetnoot1610
Door sijn welspreeckentheijt, een man vol rasernijen
Van sieckt en gramschap, om met hem op wech te tijen.Ga naar voetnoot1611-1612Ga naar voetnoot1612
Off voer hem door vernuft loosselijck herwaarts aen.Ga naar voetnoot1613
De vloet van Simois sal eer te rugge gaenGa naar voetnoot1614
| |
[pagina 123]
| |
1615[regelnummer]
En sonder bladen staen Jda, den berch daer boven,
En griecken aen de stat van Troien hulp beloven,Ga naar voetnoot1616
Eer s' plompen Aiax geest den griecken compt te staet,Ga naar voetnoot1617
En mijn trouhartichaijt tot uwaerts u verlaet,Ga naar voetnoot1618
Daer in ick eewichlijck volharden sal stantvastich.
1620[regelnummer]
Harde Philoctetes, al valt ghij nu so lastich
De Coning, t' volck, en mij, hoewel dat ghij vervloect
Gestadelijck mijn hooft, en niet en wenscht off soectGa naar voetnoot1622
Dan mijn verhoopte doot en van mijn bloet te suijgen,
Nochtans so sal ick sien, u hert gemoet te buijgen,Ga naar voetnoot1624
1625[regelnummer]
En doe al wat ick kan, dat ick u herwaerts stier.Ga naar voetnoot1625
Ick sal, iont mij t' geluck, u pijlen brengen hier,Ga naar voetnoot1626
Gelijck ick Helenus hier heb gebracht gebonden,
Der goden schick ondect, gelijck ick heb gevondenGa naar voetnoot1628
Middel om Pallas beelt te crijgen op ons sij.Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
En Aiax niettemin gelijct hem noch bij mij?Ga naar voetnoot1630
Want sonder t' beelt men cont hem niet van Troien wreecken.Ga naar voetnoot1631
Waer was doen Aiax? waer was sijn vermeetel spreecken?Ga naar voetnoot1632
Waeromme swijcht hij doch? hier en Ulysses nietGa naar voetnoot1633
Het bloot geweer noch wreede waepens aen en siet,Ga naar voetnoot1634
1635[regelnummer]
Maer stoutelijck darff gaen doort midden van de wachte
Binnen, en niet alleen bij doncker naere nachte,Ga naar voetnoot1636
Maer tot int hoge slot, en maecken luttel werckGa naar voetnoot1637
| |
[pagina 124]
| |
Van de Godinne selffs te roven wt haer kerck,Ga naar voetnoot1638
En gaen met sulcken rooff dwars door den vijant wagen,
1640[regelnummer]
t' Welck had ick niet gedaen, vergeefs soud' Aiax dragenGa naar voetnoot1640
Sijn seeven dubbelt schilt van ossen huijden groff.Ga naar voetnoot1641
Dien nacht, dien nacht, bracht icker d' overwinning off!Ga naar voetnoot1642
Doen wan ick Troia, als ick Troien maeckte winlijck.Ga naar voetnoot1643
Aiax, siet niet op Diomedes dus onminlijckGa naar voetnoot1644
1645[regelnummer]
Vast met u weesen stuers en spreecken binnen 'smonts.Ga naar voetnoot1645
Hij heeft sijn deel aen d' eer, wij maeckent onder ons.Ga naar voetnoot1646
Als ghij (u hoochste roem) de schepen ginckt beschermen,
Al den gemeenen hoop sachmen rontom u swermen,Ga naar voetnoot1648
Verselschapt van het volck, en waerdij niet alleen,Ga naar voetnoot1649
1650[regelnummer]
U hulp het ganse heijr, en mij niet meer dan een,
Welcke, ten waer hij wist en hielde dat een vechterGa naar voetnoot1651
Min dan een wijs man is en ongelijck veel slechter,Ga naar voetnoot1652
Hij soud' oock selven nae de waepens taelen gaen.Ga naar voetnoot1653
Den anderen Aiax soud' daer vrijlijck oock nae staen,Ga naar voetnoot1654
1655[regelnummer]
Die bet gematicht is. Eurypylus den cloeckenGa naar voetnoot1655
En oock Andromons soon soude dees eere soecken,
Idomeneus en voorts Meriones te loonGa naar voetnoot1657
| |
[pagina 125]
| |
Soud' dees begeeren, en Plisthenes iongste soon.Ga naar voetnoot1658
Dees' machmen immers wel in crachten u gelijcken!Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Nochtans sij willen mij int raden gaeren wijcken.Ga naar voetnoot1660
Tot vechten isse goet, ick kent, u rechter hant,Ga naar voetnoot1661
Doch moet gematicht sijn van ons u rou verstant.
Cracht hebdij sonder geest, ick sorg voort t' geen mach gebueren,
Ghij eijscht te vechten, mij de veltheer leijt te vuerenGa naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Tijt en gelegenthaijt, en nae mijn raeden doet.
Ghij sijt van lichaem sterck, en ick bent van gemoet.Ga naar voetnoot1666
So veel een stuerman wijs de roeijers gaet te booven,
So veel men moet een hooft boven sijn crijsluij looven,Ga naar voetnoot1668
So veel moet, Aiax, ick sijn boven u geacht.
1670[regelnummer]
En heb ick goet verstant, k' en heb geen minder cracht.
Danckbaer van mijn verdienst wilt, Princen, u verclarenGa naar voetnoot1671
Voor sorge die ick droech de tijt van negen jaren.
Jont uwen waecker nu de prijs van dit gevecht.Ga naar voetnoot1673
Ons arbeijt is opt eijnt, ick heb het al geslecht,Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Watter was in den wech, Troien heb ick bedorven,Ga naar voetnoot1675
Door dien ick middel heb tot diens bederff verworven.
Nu bid' ick u altsaem door ons gemeene hoopGa naar voetnoot1677
En goden, daer ick snachts den vijant mee ontsloop,Ga naar voetnoot1678
Doort vallen van de stat, wiens ondergang wij swoeren,Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
En door het geen, dat noch is wijslijck wt te voeren -Ga naar voetnoot1680
| |
[pagina 126]
| |
Isser noch ijet waer in moijt en perijckel steect,Ga naar voetnoot1681
Soo daer tot Troias val noch eenich ding gebreect -,Ga naar voetnoot1682
Daer door bid' ick u, dat ghij mijnder wilt gedencken,Ga naar voetnoot1683
Off wilt ghij mij niet, wilt Pallas de waepens schencken.
Nestor
1685[regelnummer]
So veel als d'eedel ziel t' lichaem te boven gaet,
So veele boven cracht t' vernuft te loven staet.Ga naar voetnoot1686
Daerom dees Princen u dees hooch geachte prijsen,
Ulysses, tot een loff en tot een loon toewijsen.
Gaen in de heeren met Ulysses.
| |
5e. Handelinge. 2e. WtcoomenAiax tastende aent swaert;
doorsteeckt sijn selven.Ga naar voetnootRegie-aanwijzing
Aiax
Nu, dit is seecker t' mijn, off eijscht Ulysses t' mee?Ga naar voetnoot1689
1690[regelnummer]
Tegens mijn selven sal ickt bruijcken hier ter stee.Ga naar voetnoot1690
Dat dicwijls nat geweest vant bloet is der Troianen,
Sal in sijns meesters borst de wech na t' herte banenGa naar voetnoot1692
En druijpen van sijn bloet, op dat koem aen den dach,Ga naar voetnoot1693
Dat niemant Aiax dan Aiax verwinnen mach.Ga naar voetnoot1694
| |
[pagina 127]
| |
5e. Handelinge. 3e. Wtcoomen2 Soldaten.
1ste Soldaet
1695[regelnummer]
Beweechlijck ongeluck! laijt Aiax hier verslagen?Ga naar voetnoot1695
Wat droeve tijding sal ick nu de griecken dragen?Ga naar voetnoot1696
Op mijne schouders wil ickt doode lichaem laen,Ga naar voetnoot1697
En daer mee bij sijn bloet en naeste vrienden gaen.Ga naar voetnoot1698
Die sij int leeven van sijn eer hebben versteecken,Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
Sullen de griecken nae sijn doot noch wel om smeecken.
| |
5e. Handelinge. 4e. WtcoomenChooren. A.B.
Choor
Choor A 1.
Wie oijt ter werrelt voort gebrochtGa naar voetnoot1701
Heeft in sijn leeven rust gesocht?
Noch hier en leeft geen sterfflijck mens,Ga naar voetnoot1703
Off hij tracht nae een seecker wens,Ga naar voetnoot1704
| |
[pagina 128]
| |
1705[regelnummer]
En waent, dat diens volkoming soetGa naar voetnoot1705
Soud' schencken rust aen sijn gemoet.
B 2.
Sulck vintmen, die voor seecker hout,Ga naar voetnoot1707
Dat hij besit het sorchlijck gout,
Het welck men wt de Mijnen graeft,
1710[regelnummer]
Waerom Peru den Spangiaert slaeft,Ga naar voetnoot1710
Op dat 't hem gans bevrijen souGa naar voetnoot1711
Van ongerusthaijts wreede rou.Ga naar voetnoot1712
A 3.
De Spangiaert met godloos gewelt
Peru, met sorch sich selven quelt.
1715[regelnummer]
Der Indianen erffgenaem
Vant gout en van de sorch te saem
In vrees van so veel wreethaijt leeft,
Als hij omt gout bedreven heeft.
B 4.
Maer de geltgier en merct dit niet,Ga naar voetnoot1719
1720[regelnummer]
Die ander achterdencken vlietGa naar voetnoot1720
En bant vant hert de rust gewis,Ga naar voetnoot1721
Die soeckend' daerse niet en is,
A 5.
Vergeet de goden altegaer,
En knielt voor anders geen outaerGa naar voetnoot1724
1725[regelnummer]
Dan voort Geval, berooft van reên,Ga naar voetnoot1725
En brengt ten offer al het geen
Dat hij den andren eerst ontrect,Ga naar voetnoot1727
Ter plaetsen daert geen duecht en strect.
| |
[pagina 129]
| |
B 6.
In dees Godin woont reeden niet;Ga naar voetnoot1729
1730[regelnummer]
Noch siet wie haer eere aenbiet;Ga naar voetnoot1730
Stroijt sotte gaven in de wint,
Niet wetend' selve wiese vint;
Gaet siet dan off beschaijdenhaijtGa naar voetnoot1733
In een sinloose vrouwe leijt.Ga naar voetnoot1734
A 7.
1735[regelnummer]
Dan, soot Geval, niet door sijn beên,Ga naar voetnoot1735
Maer door haer sotte macht alleen,
Hem leijt ter trap eerst voorgestelt,Ga naar voetnoot1737
En hoopt sijn kisten op met gelt,
De welck wanneer vol souden sijn,
1740[regelnummer]
Hij waende, dat sijn onrusts pijn
Soud' vlien wt het begeerich hert,
Bedrogen, voelt een niewe smert.Ga naar voetnoot1742
B 8.
Verlaet hij schoon het snoot gewin,Ga naar voetnoot1743
Hij beelt sich selff wat anders in,
1745[regelnummer]
En gh' lijck als van te vooren acht,Ga naar voetnoot1745
Vercreech hij t' geen, daer hij nae tracht,Ga naar voetnoot1746
Dat voor gewis t ghewenschste goetGa naar voetnoot1747
Te vreên sou' stellen sijn gemoet.
A 9.
Wert staech als eerst bedroogen groff.Ga naar voetnoot1749
1750[regelnummer]
Een ander bout den min een hoffGa naar voetnoot1750
In d' ogen van een schoone vrou,
En maect een wellust van sijn rou,Ga naar voetnoot1752
| |
[pagina 130]
| |
Roept d' altelichte Venus aen,
En waent, geen goethaijt cond' bestaen,
B 10.
1755[regelnummer]
Ten waer door d' eijgenschap van haer,Ga naar voetnoot1755
In welck als wechgenomen waerGa naar voetnoot1756
Den gans onnoemelijcken strael,
Die haer eer doet achten altemael,
En ons inbeelt door sijnen crachtGa naar voetnoot1759
1760[regelnummer]
Haer groothaijt, waerom datmens' acht,Ga naar voetnoot1760
A 11.
Versmaen wij souden haer geboôn,
En achten ons ons eijgen goôn;
So meest dan t' geen, dat godhaijt sticht,Ga naar voetnoot1763
In de Godin van Cypers licht;Ga naar voetnoot1764
1765[regelnummer]
Te recht wert sij oock meest geviertGa naar voetnoot1765
In t' geen sij meest op aerden ciert.Ga naar voetnoot1766
B 12.
De Min gelijck t' geval is blint,Ga naar voetnoot1767
So datmen niet met voorsicht wint.Ga naar voetnoot1768
Dan, so de Minnaer onverdachtGa naar voetnoot1769
1770[regelnummer]
Vercrijcht sijn wellust onverwacht,Ga naar voetnoot1770
Terstond hij lichtlijck die beweentGa naar voetnoot1771
Als cleender die hij hadt gemeent.Ga naar voetnoot1772
Den aert bekennend' van de Min,Ga naar voetnoot1773
Crijcht hij ijet anders in sijn sin.Ga naar voetnoot1774
| |
[pagina 131]
| |
A 13.
1775[regelnummer]
De grootste luijden opter Aerd'
Haer siel noijt hebben reijn bewaertGa naar voetnoot1776
Van de begeert naer eer en staet;Ga naar voetnoot1776-1777
Niet dunct haer voor het heerschen gaet,Ga naar voetnoot1778
En achten t' alderhoochste goet,Ga naar voetnoot1779
1780[regelnummer]
Dat haer een hope kindren groet,Ga naar voetnoot1780
En het crijsvollick dicht omringt,
Daer sorghe licht voor henen dringt,
Die meest in Saelen hooch onthout,Ga naar voetnoot1783
Met Jasp en Marber opgebout;Ga naar voetnoot1784
B 14.
1785[regelnummer]
Dat meenich eelman voor haer rij,Ga naar voetnoot1785
Met knechts gecleet in turcxse sij,
Die stijff vant gout en perlen craect,
Dat nijt en smaet sijn meester maect;Ga naar voetnoot1788
En datmen voor haer eere beeft
1790[regelnummer]
Aldaer de Son sijn opgang heeft,Ga naar voetnoot1790
En met een schrick haer naem verhaeltGa naar voetnoot1791
Ter plaetse daer de Sonne daelt;Ga naar voetnoot1792
Ons Aerden creijts in stucken berstGa naar voetnoot1793
Van haeren roem, te nau geperst,Ga naar voetnoot1794
1795[regelnummer]
Om t' volck met angste te belaen,
Die tegens onse voeten gaen;
A 15.
Dat nae haer doot en laetste wrGa naar voetnoot1797
Haer name leeff en eewich duir,Ga naar voetnoot1798
| |
[pagina 132]
| |
En sonder enich haer genotGa naar voetnoot1799
1800[regelnummer]
Verwondert wert vant vollick sot.Ga naar voetnoot1800
B 16.
Loopt hier om over berch en zee,Ga naar voetnoot1801
Voert dondrich schut en blixem mee,Ga naar voetnoot1802
Coopt t' ijdel vollixs lichte gunst,Ga naar voetnoot1803
Soect met bedriegerij en cunst
1805[regelnummer]
't Verdrucken van u meed'gesel,Ga naar voetnoot1805
Tot dat u weer een ander vel.Ga naar voetnoot1806
A 17.
Betrout op de Jonst als de wijnt,
Die u u Prins te draegen schijnt,Ga naar voetnoot1808
Speelt met Venijn en soect sijn staet,Ga naar voetnoot1809
1810[regelnummer]
Op dat een ander u verraedt,
Off ghij een eynd' neempt schandelijck
Sonder te komen aen het rijck.Ga naar voetnoot1811-1812
B 18.
Maer off u wel geluckte schoon,Ga naar voetnoot1813
En veijlich ghij besadt de croon,
1815[regelnummer]
De gantsche werrelt volcht daer aen,Ga naar voetnoot1815
Die soud' noch te begeeren staen.
Den iongen grieck maeckten geclach,Ga naar voetnoot1817
Wanneer hijt al gedwongen sach,Ga naar voetnoot1818
Omdat hij niet genaecken mocht
1820[regelnummer]
De werrelden, die, naer hem docht,
In groot getal noch waeren vrij,
En plagen die met slavernij.
| |
[pagina 133]
| |
A 19.
Begeert van t' geen, dat nergens was,
Volchden begeerts volcoming ras.Ga naar voetnoot1824
1825[regelnummer]
Waer soud' hij soecken ruste soet
Socht hijse niet in sijn gemoedt?
B 20.
De Mensch kan meer begeeren dan
Hij immermeer verwerven kan.Ga naar voetnoot1828
‘Die staech op sijn begeerten acht,Ga naar voetnoot1829
1830[regelnummer]
‘Van diens volcoming rust verwacht,Ga naar voetnoot1830
‘Vercrijcht de ruste nummermeer,
‘Begeerte blijft altijt sijn heer.
A 21.
Des ghij, ô Prins die hier op let,Ga naar voetnoot1833
t' Onnodich wt u sinnen set,Ga naar voetnoot1834
1835[regelnummer]
De Rust leijt in u selven, siet,Ga naar voetnoot1835
Sterfft u begeert, so derffdij niet.Ga naar voetnoot1836
Finis.
Verandren Candt. |
|