Achilles en Polyxena
(1972)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd[2e. Handelinge]2e. Handelinge 1. WtcomenPriamus, Paris, Deiphobus, Aeneas, Antenor, op de muer Hecuba,
Helena, Polyxena, Andromache, Astianax. T griexsche heijr passeert voorbij,
de troijanen rusten binnen toe om te slaen.Ga naar voetnootRegie-aanwijzing | |
[pagina 54]
| |
Antenor
Siet Jovis dochter daer, haer schoonheijts glants hoovaerdich!Ga naar voetnoot267
Is oock dat aenschijn geen tien iarich oorloch waerdich?Ga naar voetnoot268
Aeneas, wat dunct u, gelijctse u moeder niet?Ga naar voetnoot269
Aeneas
270[regelnummer]
Ick vind' seer wel besteet de commer en t' verdriet
Van dit ellendich rijck, so dickwils ick aenschouw
Het godlijck claer aenschijn van Paris edel vrouw.
Deiphobus
Mijn vrou en suster, die de griexse Princen kent,Ga naar voetnoot273
Ick bid' u, seyt ons wie dat sij, die daer ontrentGa naar voetnoot274
275[regelnummer]
Achilles met sijn pluijm so moedich compt getreden,
Dat het vast aertrijck druent onder sijn trotse schreden.Ga naar voetnoot276
Helena
Dat dees voor Troyen quam, grootmoedich prins, beclaecht!Ga naar voetnoot277
De wacker Aiax ist, daer nae mijn broeder vraecht,Ga naar voetnoot278
De jonckste van de twee; die daer met hem schijnt twistich,Ga naar voetnoot279
280[regelnummer]
Dats Diomedes, cloeck in slach en aenslach listich.
Dats d' ander Aiax, met den helm, van schoon gestalt.Ga naar voetnoot278-281Ga naar voetnoot281
Priamus
Mijn vrou en dochter, soot u niet te lastich valt,Ga naar voetnoot282
| |
[pagina 55]
| |
Noempt d' ander Princen me, ist Menelaus desen,Ga naar voetnoot283
Die man voor man vermaent, gelijckt schijnt aen sijn wesen?Ga naar voetnoot284
Helena
285[regelnummer]
Mijn Heer, mijn Vader, laes! gekent hebt ghij hem wel
t' Sint hij hier als gesant was met sijn meegesel.Ga naar voetnoot285-286
Tis Menelaus, iaet, en die hem bij den cleedeGa naar voetnoot287
Trect, dats Ulysses selffs, die so veel moeijtens dede,Ga naar voetnoot288
Veijnsden sich selven sot, ploechde de dorre strant,Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
Op dat men hem met vree soud' laten in sijn lant,Ga naar voetnoot290
Om sijn Penelope t' aenbidden en te vieren,Ga naar voetnoot291
Hoe wel de vrou en is maer van gemeen manieren.Ga naar voetnoot292
Dats Patroclus, die daer van vers Achilles groet.Ga naar voetnoot293
Dan siet, heer vader, wat daer Agamemnon doet.Ga naar voetnoot294
Agamemnon
295[regelnummer]
Strijtbare mannen, die wt griecken sijt gevarenGa naar voetnoot295
Om met u daden cloeck de werrelt te verclaren,Ga naar voetnoot296
Dat niemant trotste u met schaed' oijt off met schand'Ga naar voetnoot297
En ongewroocken bleeff van u verwinners hant.
Altsamen weet ghij, hoe dat Paris is gecomen
300[regelnummer]
Tot Lacedemon, die mijn broeder heeft genomenGa naar voetnoot300
| |
[pagina 56]
| |
Beleefd'lijck in sijn huijs, tot welxs vergelding datGa naar voetnoot301
De valschen gast hem stal sijn huijsvrou en sijn schat.Ga naar voetnoot302
Daar t' recht is sijn de goôn, het recht is op ons sijde.Ga naar voetnoot303
Met dit betrouwen vast gaet ghij altsaem ten strijde.
305[regelnummer]
Al hadden wij te slaen een yder tegens tienGa naar voetnoot305
En t' recht was op ons sij, men mostse niet ontsien.Ga naar voetnoot306
Nu comen wij te velt, niet tegens verse crachten.Ga naar voetnoot307
Tien mannen tegens een hebdij niet te verwachten.
Gheen nieuwe vijandt ist, off daer ghij noijt me sloecht.Ga naar voetnoot309
310[regelnummer]
Het is het selve volck, die binnen haer wallen suchten.Ga naar voetnoot310
t Sijn de troyanen, die binnen haer wallen suchten.Ga naar voetnoot311
Achilles, tis het heijr, dat ghij alleen deet vluchten.Ga naar voetnoot312
Tis, Aiax, t' selve volck van wien ghij met u swaertGa naar voetnoot313
Alleene voor den brant de schepen hebt bewaert.Ga naar voetnoot314
315[regelnummer]
Ghij griexse crijsluij vroom, die ver van wijff en kind'renGa naar voetnoot315
Troct om u vaderlant sijn schade te verhindren,Ga naar voetnoot316
Siet daar de vrouwen op de muer tot ons profijt,
Die haer de moedt benemen sullen doort gecrijt.Ga naar voetnoot318
Siet Helena daer selff; wij hebben ons vernoegen.Ga naar voetnoot319
320[regelnummer]
Met meerder schrick sal haer gemoedt in 't vechten wroegen!Ga naar voetnoot320
| |
[pagina 57]
| |
Siet hier een eijndt des crijchs, die tien iaer heeft geduert,
Een eijnt van alt verdriet tot noch van u besuert.Ga naar voetnoot322
Toont ghij hier uwen moedt en vliedt het schandlijck vreesen.
Geen langer wederstant cunnen sij doen naer desen.Ga naar voetnoot324
325[regelnummer]
Draecht ghij u hier niet vroom, soo doettet ons geen nut,Ga naar voetnoot325
Dat Aiax met sijn hant de schepen heeft beschut,Ga naar voetnoot326
Want die sijn lang verrot, en onbequaem om vlieden.Ga naar voetnoot327
En andre bouwen, dat derff niemant van ons liedenGa naar voetnoot328
Eer Troijen leijt ter neer, gelijck een ijder zwoer
330[regelnummer]
Van dese Princen al, wanneer men herwaerts voer.Ga naar voetnoot330
Dus ander wtcompst gaet al stellen wt u sinnenGa naar voetnoot331
Behalven sterven vroom, oft eerlijck overwinnen.Ga naar voetnoot332
| |
2e Handelinge. 2e WtcoompstGa naar voetnootRegie-aanwijzingHector met het heijr.
Hector
Troyanen, hadt ghij oyt oorsaeck te sijn verblijt,Ga naar voetnoot333
Soo hebt ghij boven al oorsaeck op dese tijt.
335[regelnummer]
Siet hier den dach en wr, ghij crijsluij en ghij heeren,Ga naar voetnoot335
Die elck plach met so groot verlangen te begeeren.
Hoe dickwils hebt ghij int besonder elck geseijt:Ga naar voetnoot337
‘Och, die mocht in een slach wreecken sijn schant' en leijt,Ga naar voetnoot338
| |
[pagina 58]
| |
En toonen t' geen dat sij gebreck van vroomheijt achten,Ga naar voetnoot339
340[regelnummer]
Was wangunst van geluck, en geen gebreck van crachten.’Ga naar voetnoot340
Dat sij laest wonnen schruemt daerom niet met al,Ga naar voetnoot341
Hoe hoger int geluck, hoe naerder an den val.Ga naar voetnoot342
‘Die wan sal winnen’. Waer is sotter reen te vinnen?Ga naar voetnoot343
Maer dits des werrelts loop: ‘Die laast verloor sal winnen’.
345[regelnummer]
Alree keert het geluck door dient tot deser stontGa naar voetnoot345
Gelegentheijt tot wraeck van onse schade iont.Ga naar voetnoot346
Tis tijt Aiax met meerder angste te doen sweeten
En om te stillen al Achilles groot vermeten.Ga naar voetnoot348
Siet de Joffrouwen daer, siet daer d' wtheemse vrow,Ga naar voetnoot349
350[regelnummer]
Daermen tien ander iaer noch crijch om voeren souw.Ga naar voetnoot350
Die hart heeft in sijn borst en laet hem nu niet iagen.Ga naar voetnoot351
En winnen wij den slach, t' is t' eijnde van ons plagen.Ga naar voetnoot352
Penthasilea vroom met veel volxs int getalGa naar voetnoot353
Verwacht ick alle daech, die sonder twijfel salGa naar voetnoot354
355[regelnummer]
Soo gruwelijck ontsich in onse vijant maken,Ga naar voetnoot355
Dat hij daer door geheel in moed'loosheijt sal raecken,
Verslagen door sijn schrick van sijn verlies en schant.
So, ghij Troijanen, hout in dees slach d' overhant.Ga naar voetnoot358
Elck enen toon de cracht van sijnen rechter armGa naar voetnoot359
| |
[pagina 59]
| |
360[regelnummer]
En dapperheijt van moedt. Siet daer den grieck. Alarm!Ga naar voetnoot360
Patroclus blijfft. Hector draecht het lichaem ter sijen en schent het.
De griecken winnent weder en werden geiaecht. Troijanen victorieus en gaen binnen.Ga naar voetnootRegie-aanwijzing | |
2e Handeling. 3e. Wtcoompst
Choor
Choor 1.
Het hoochste, dat den mens op aerden is gegeven
Door den eersaemen raet van s' hemels goden hoochGa naar voetnoot362
Is eer, het waerste goet int tijttlijcke leven,Ga naar voetnoot363
Op welck het grootste hert alleenlijck neempt sijn ooch.Ga naar voetnoot364
2.
365[regelnummer]
De goden alle ding den mens om sweet vercoopen,
Dus crijcht men t' hoochste goet niet dan door d' hoochste daet.Ga naar voetnoot366
En dat is crijchs beleijt, een const om brave hopenGa naar voetnoot367
t' Houden in heerschappij alleen tot s' vijants quaet.
3.
Dat doet ghij, brave prins, gaet Mars daer in te boven,Ga naar voetnoot369
370[regelnummer]
Die d' een nae d' ander reijs u vijant stout verwint,Ga naar voetnoot370
Dat die selff uwe deucht gedwongen is te loven,Ga naar voetnoot371
Al haet hij t' gene, dat u ondersaet bemint.Ga naar voetnoot372
4.
U daegh'lijcxs werck het is in slavernij als eijgenGa naar voetnoot373
Te leijen Princen trots, en treense mette voet,Ga naar voetnoot374
| |
[pagina 60]
| |
375[regelnummer]
Pilair des vaderlants, die t' wreet vermeetel drijgen
Der vreemder volcken stilt, en cneust haer hoge moet.Ga naar voetnoot376
5.
Sijt dankckbaer aen u Prins, gaet den verwinner teegen,Ga naar voetnoot377
Schoon edel vrouwen hem met lauren cransen croont.Ga naar voetnoot378
Al is de dancbaerheijt hier selff om danck verleegen,
380[regelnummer]
De danck die toonlijck is aen u verlosser toont.Ga naar voetnoot379-380
6.
De palmen vant gans oost en boschen van laurieren
Sijn weynich int getal bij sijn verdiende loff.Ga naar voetnoot382
Alleenlijck het gedacht can hem te wille vieren,Ga naar voetnoot383
Gebrecklich wert de tong door overvloet van stoff.Ga naar voetnoot384
7.
385[regelnummer]
Gheen sterfflijck goet is goet om hem genoech te lonen,
Onsterfflijck eer alleen sijn eere wesen sal.
Dees sal hem na sijn doot aen elck onsterfflijck tonenGa naar voetnoot387
En ewich als een godt verbreijden over al.Ga naar voetnoot388
| |
2e. Handelinge. 4e WtcoompstAiax met het lichaem van Patroclus.
Achilles, Agamemnon, Ulysses.
Aiax
Grootmoedich Prins, dewijl met u geselschap ghijGa naar voetnoot389
390[regelnummer]
Den herden vijandt iaecht en druct aen dander sij,Ga naar voetnoot390
Siet hier u troutste vrient door Hectors hant verslagen!
| |
[pagina 61]
| |
Toont nu u groot gemoet in tegenspoet te dragen.Ga naar voetnoot392
Peijnst op de wraeck alleen, onnutte droefheijt spaert.Ga naar voetnoot393
Achilles
Och! is dan bij de goôn de dienst so weynich waert?Ga naar voetnoot394
395[regelnummer]
Ach goôn! ach wreede goôn! vervloecte loop der starren!
Ghodlosen hemel, die het goet int quaet verwarren!
Ach wreede ghoden schick! de wangen sijn als loot,Ga naar voetnoot397
Die roosen schenen corts! melijdelose doot,Ga naar voetnoot398
Noijt deet ghij meerder quaet! Ha helsche rasernijen!Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Ha Pluto! rooft ghij dees, wie suldij voortaen mijen?Ga naar voetnoot400
Jupijn! Ha wree Jupijn! die niet dan droefheijt dorst!Ga naar voetnoot401
Compt, blixem, doet te niet, daer is Achilles borst!Ga naar voetnoot402
Mengt t' element vant vier en t' water met malcandren,Ga naar voetnoot403
Doet d' aerde in de lucht en lucht in d'aert verandren,
405[regelnummer]
Mengt hel en hemel t' saem, laet geen ding op sijn stee!Ga naar voetnoot405
En in natuers bederff, verderff u selven mee!Ga naar voetnoot406
Aiax
Achilles, waer toe dient onnutte reên te spreecken?Ga naar voetnoot407
Betoont de doot sijn eer, en peijnst om u te wreecken,
Hector belacht u rou.
| |
[pagina 62]
| |
Agamemnon
Hoe ghij meer weent en sucht,Ga naar voetnoot409
410[regelnummer]
Hoe ghij hem blijder maect, laet dan het droeff gerucht.Ga naar voetnoot410
U droefheijt sij voor hem geen oorsaeck om verblijen.Ga naar voetnoot411
Achilles
Draecht binnen t' lichaem dan, ick sweer tot genen tijen
Te slapen anders dan op d' aerde cout en hert,Ga naar voetnoot413
Tot dat volcomen wraeck van mijn genomen wertGa naar voetnoot414
415[regelnummer]
Over dit wreede stuck, en die mij heeft doen clagen,Ga naar voetnoot415
Betael een wreede wraeck, van dese hant verslagen.Ga naar voetnoot416
Ulysses
Den wtvaert sal men doen op costen vant gemeen.Ga naar voetnoot417
Opt heerlixst dat men mach branden de doode leên.Ga naar voetnoot418
Dus geeft, ô veltheer, last om t' hoge vier te bouwen.Ga naar voetnoot419
Agamemnon
420[regelnummer]
Datmen in Ida ga terstont om hout te houwen.Ga naar voetnoot420
| |
2e. Handelinge. 5e. Wtcoompst
Choor
Choor 1.
Den hemel met sijn gouden laeckens salen,Ga naar voetnoot421
Herberch der Goôn, vol goddelijcken glans,
Heerlijck geciert met Phoebus clare stralen,
| |
[pagina 63]
| |
Wiens suster haer staetdochters leijt ten dans,Ga naar voetnoot424
425[regelnummer]
Die op haer plaetse blijven en die dwalen;
Hoe hooch, hoe groot sij is, bestaet nochtans
Door vrientschap soet, welck woort hier wert genomenGa naar voetnoot427
Voor eendracht vast en over eene comen.Ga naar voetnoot428
2.
t' Aertrijck, duerwracht met bergen en revieren,Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Met steden rijck van torens, schat en pracht,
t' Welck heuvels schoon en soete daelen cieren,
Met duister bosch, met bloem en cruyden sacht,
t' Gevogelt wilt, de sorgelose dieren
En der verwaender menschen swack geslacht
435[regelnummer]
Bestaet alt'saem door eendracht, ende sonderGa naar voetnoot435
De vrintschap sout vergaen, en raecken t' onder.Ga naar voetnoot436
3.
Vier, water, lucht en d'aerde sijn tweedrachtichGa naar voetnoot437
Een ijder tegens ander in sijn aert.
Nochtans natuer off s' werrelts schepper machtich
440[regelnummer]
Heeft haer in ijder schepsel soo vergaert,Ga naar voetnoot440
Datter geen twist maer stadich vrientschap crachtich
Wert tusschen haer, elck in sijn ampt bewaert.Ga naar voetnoot442
En als het een het ander wil verwinnen,Ga naar voetnoot443
Bederfft het geen daer in sij twist beginnen.Ga naar voetnoot444
4.
445[regelnummer]
Vrientschap is de geboorte van de steeden,
Haer voetsel en haer leven, twist haer doot.Ga naar voetnoot446
Int oorloch swaer en moijlijck om beleeden,Ga naar voetnoot447
| |
[pagina 64]
| |
Is eygen twist de vreeselijckste stoot.
Eendracht maeckt macht, en can de macht verbreeden.
450[regelnummer]
Dus worden licht de cleijne rijcken groot.
Om in den slach door geene twist te doolen
Is Agamemnon t' pack alleen bevoolen.Ga naar voetnoot452
5.
Dan, is eendracht en vrientschap waert om eerenGa naar voetnoot453
Voor een gans rijck, t' welck door haer wert beschut,Ga naar voetnoot454
455[regelnummer]
Elck mens alleen sij tot geen scha kan keeren,Ga naar voetnoot455
Maer d' eene vrindt is d' anders onderstut.
Van al het geen ons herte can begeeren
Is een getrouwen vriendt het hoochste nut.
Maer d' hemel saijt twee vrienden trou van waerdenGa naar voetnoot459
460[regelnummer]
Om d' hondert iaer, helaes, maar eens op aerden.
6.
Dees Princen beij wel sulcken naem verdienden,
Gelijck den rou van d' een wel blijcken dee.
Nu sijnse doot en t'sijn niet meer dan twee vrienden:
Als d' eene vriendt sterft d' ander vrint sterft mee.
465[regelnummer]
Want als de goôn de vrient, die sij ons lienden,
Wechnemen, sterfft de vrientschap daer ter stee,Ga naar voetnoot466
Sonder de welcke wert niemant vrint geheeten,Ga naar voetnoot467
Hoewel men best nae doot vrints trou kan weeten.Ga naar voetnoot468
| |
[pagina 65]
| |
2e. Handelinge. 6e. WtcoomenAutomedon. Achilles. Hector. Soldaten.
Automedon
Mijn heer, de spieen brengen tijding op ter daet,Ga naar voetnoot469
470[regelnummer]
Dat Hector te gemoet de Amasonen gaet
Met weynich volxs, om haer Princes eer te betonen.Ga naar voetnoot471
Siet hier gelegenhtheijt omt schelmstuck te belonen.Ga naar voetnoot472
Achilles
Fluxs, roept mijn vrinden, dat elck ander dingen staeck.Ga naar voetnoot473
Nu op, Achilles, hier is tijt van wrede wraeck.
475[regelnummer]
Voort ras, versuijmt geen tijt, maer laet s' ons wel besteden.
Ghij weet, Automedon, den wech, voorwt wilt treden.
Griecken binnen. Hector aan d' ander sijde wt.
Achilles op sijn hielen.
Hector
Want grootlijckxs sijn w' altsaem in dees Princes gehouwen,Ga naar voetnoot477
Die ons te hulpe compt met haer strijtbare vrouwen.
Hier me Troijanen.... Hoe? den vijant weer wilt bien!Ga naar voetnoot479
480[regelnummer]
Ach, dats Achilles selff! hier is geen plaets om vlien.Ga naar voetnoot480
Hector van Achilles verslagen.
Troyanen veriaecht.Ga naar voetnootRegie-aanwijzing | |
[pagina 66]
| |
Achilles
So moordenaer, die niet als vroom, maer als de bloodenGa naar voetnoot481
Nae d' overwinning noch voert oorloch mette dooden,
Schent weer haer lichaem, meer sal ment van u niet sien,Ga naar voetnoot483
Dan t' selve sal (ick sweert) u lichaem oock geschien.Ga naar voetnoot484
485[regelnummer]
Bespotten ghij mijn vrient, ghij sultet oock besueren.Ga naar voetnoot485
Trect driemael t' lichaem rontsom troijens hoge mueren,Ga naar voetnoot486
Gebonden achter t' paert, en sleeptet door den slijck
Tot lasterlijcke schant van het vermetel rijck.Ga naar voetnoot488
|
|