| |
| |
| |
10
Laten we onder die rotsuitstulping even gaan zitten, stelt Gaston voor, dan blijven we tenminste droog. Maar de grond is er vochtig alsof uit de zijwand de berghelling zweet. Ze zoeken aan de zijkant ieder een droge steen en gaan zitten.
Heb jij sigaretten, Camiel. Ik heb alleen Gauloises en die vind ik niet lekker.
Ze roken. Camiel ziet bij iedere trek Gastons gezicht en denkt. Nu is het tijd een pijp op te steken. Ben ik de meerdere als hij straks met confidenties begint. Een pijp is daar onmisbaar bij: eerst de kop leegmaken met wat zijn vader noemde een pijpepruttel. De oude heer had er verstand van. Mooie pijpen. Eén van meerschuim, door vlechtwerk omgeven, Weichselhouten steel, hertshoornen mondstuk en een nikkelen dop, tegen brandgevaar, op de kop. Speciaal besteld bij Carl Imhoff in Kassel. Dan een pijpeschoonmaker door de steel halen. Rustig stoppen. Kalm aansteken en de omhoogrijzende, brandende tabak met de middelvinger indrukken. Dat geeft iets. En maakt de ander, met sigaret of aannemerssigaar tot een nul. Eén nul voor jou. Hij dooft zijn peukje en begint aan het pijperitueel. Gaston blijft stil. Alsof hij Camiel wil pressen de vertrouwelijkheden te openen.
Inderdaad, hoe stil is het. Zelfs de zee fluistert. Geen vogel, doodgeschoten, of opgevreten. Die
| |
| |
Fransen toch: pâté aux grives, lijsterpastei. Wij Hollanders zijn daar te gierig voor. Een patroon van zes dubbeltjes voor een half ons vogel, zonde van je centen. En terecht. Voor hetzelfde geld schiet je een haas van zes pond.
Die tabak ruikt verdomd lekker. Hermine wil graag dat ik ook een pijp rook, maar ik kan zo'n ding nooit aanhouden.
Dat moet je leren. Beginnelingen trekken veel te hard of vergeten het. Dan gaat-ie uit.
Ik heb wel eens gehoord, dat het iets met karakter te maken heeft. Rustige mensen, wat filosofisch van aanleg, dat zijn de ware pijprokers.
Mm.
Jij bent wel het type voor een pijp.
Waarom jij niet? Je kan toch ook een sigaar genieten. Je kan autorijden. Dat wil zeggen je weet verdraaid goed, hoe je met een auto moet omgaan, met gevoel en begrip. Als je niet met een auto kunt omgaan, kun je het ook niet met een vrouw (dit heeft hij al eens eerder gezegd. Of alleen maar gedacht? In ieder geval brengt het Gaston op de vrouw. Daar zal de schoen wel wringen. Waarom zegt hij nu niets meer, Gaston?).
De wind steekt op, fluitend langs de rotswanden. Het wordt koud. Die smoesjes over het warme zuiden. Hoe vaak is het er niet guur. En dan zeggen de bewoners, da's de koudste dag sinds jaren. Ze negeren de kou. En tonen dat door de volstrekte afwezigheid van kachels en warmtebronnen. Ze willen niet in de kou geloven, zoals wij, die van
| |
| |
eind september tot begin mei stoken. Even plotseling als de wind is opgestoken, gaat hij liggen. Maar de hemel waait open en de maan verlicht het landschap. Camiel kan zich nu oriënteren en gaat Gaston voor, die blijkbaar schemerblind is. Hij strompelt en volgt enigszins moeilijk. Daar is het ezelspad. Zwijgend lopen ze voort. Tot in het dal de auto's zichtbaar worden en de tenten. In het midden smeult oranjekleurig een kampvuur. Elouard zal het ontstoken hebben om de sfeer van een western te scheppen, een echte film-cowboy, zoals zovele Fransen. In hun tent staan twee veldbedden bij een brandende campinggazlamp. Camiel zoekt en vindt een fles calvados in zijn bagage. Gaston heeft nieuw hout op het vuur gedaan; het begint vrolijk te branden. Als bij afspraak schuiven ze een veldstoel bij en drinken om beurten uit de fles.
Dank je, Camiel. Ben benieuwd hoe laat die frik ons morgen wakker maakt. Wat een genot dat ze ons niet kunnen verstaan en wij hen wel. Meestal wel. Dat is misschien het enige voordeel van een Nederlandse schoolopleiding. Je kent je talen. De studenten zijn hier beslist meer bij dan bij ons. Wetenschappelijker zou ik zeggen. Ze kunnen hun gedachten duidelijker onder woorden brengen. Ze zijn veel minder opgegroeide schooljongens. Ze spreken je ook niet tegen. Bij ons merk je nog al eens een zekere weerstand. Dat laten ze je hier om de dooie dood nog niet merken. Het kan natuurlijk best dat mijn Frans niet verfijnd genoeg is om de
| |
| |
addertjes onder dat beleefde gras te ontdekken. Maar ik verveel je met dit Fachgeschiebel. Geef me nog een sigaret.
Sorry, neem het pakje, ik blijf bij mijn pijp.
Alles is aanwezig voor confidenties. Waar blijven ze? In het blauwe maanlicht, het aangewakkerde kampvuur en het kameraadschappelijke om de beurt uit de fles drinken. Komt het door vermoeidheid, de sterkte van de calvados, hij voelt dat hij dronken wordt. Zijn vader had hem wel eens gewaarschuwd tegen het drinken met de fles aan de mond: word je veel sneller zat. Françoise die vandaag bij Hermine is geweest en bij haar ouders logeert. Vriendelijke mensen. Nu hij eenmaal een lid van de familie is, behandelen ze hem met veel égards. Ze staan erop dat Françoise hem, haar man, aan tafel bedient en zorgt dat hij niets te kort komt. Zijn schoonvader heeft ontegenzeglijk bewondering voor hem, god weet waarom, maar het is zo. Gisèle, een jonger zusje, ze is vijftien, een nakomertje, plaagt hem wel eens, waar pa en moe zo bitter verontwaardigd over zijn, dat hij erom moet lachen. En met zijn eigen moeder, die gelukkig een aardig mondje Frans spreekt, is ook alles koek en ei. Ze heeft hier gelogeerd en in het najaar komen zij bij haar. Jezus wat een harmonie. Camiel of: het familieleven. Waarom ook niet. Misschien sterft dat familielid nog en krijgen zij in dit land een huis. Het is niet gek familie in het zuiden te hebben waar je altijd welkom bent. Alleen moe zeurt regelmatig of er nog geen nako- | |
| |
melingen op komst zijn. Een kleine springer. Niet zo snel, maman, sust hij steeds weer. Françoise is nog zo jong, ze heeft alle tijd en ze moet ook wat genieten voor ze zo gebonden is. Wij in Holland houen ervan dat moeder bij de kinderen thuis is. Om ze op te voeden. En geen baantje erbij, daar houen we niet van. Dan komen de kinderen te kort. Dat doet het altijd prima: ze kijkt dan verwijtend naar pa, die haar een leven lang heeft laten werken, de kinderen onder de hoede van een ouwe vrouw.
Hij luistert nauwelijks naar Gaston die, dat heeft hij wel begrepen, de voors en tegens van de Nederlandse en Franse universiteiten, studenten en hoogleraren vergelijkt. Ze zijn hier orthodoxer en aan de andere kant weer rationeler, nee dank je, ik drink niet meer. Ik word dronken van het spul. En jenever smaakt hier niet. Ik denk dat ik ga slapen. Die klootzak zal wel vroeg op wezen.
Maar hij blijft zitten, kennelijk als iemand die nog wat te zeggen heeft.
Wat wou je zeggen, vraagt Camiel nadat een nieuwe tak bijna is opgebrand.
Ik, eh. Eigenlijk wel. Zie je. Ik knijp hem een beetje voor je.
Voor mij?
Ja, gek hè. Maar Hermine heeft me wel eens over je gesproken. Voor ik je ontmoet had, weet je. Van je voorspelling. Dat wij elkaar zouden ontmoeten. Over mijn moeder die haar graag zou mogen. Moeder is ook dol op d'r.
| |
| |
Weet je dat het als een grapje is begonnen?
Dat zal wel. En toen van de tweeling. En de moeder van Françoise, dat heeft ze aan Hermine verteld. Vrouwen vertellen elkaar soms alles, mannen kletsen meer. Ik heb het gevoel dat ik in je macht ben. Wat klinkt dat lullig. Maar het is zo. Ik heb het idee, dat ik Hermine heb bij jouw gratie. Sorry hoor, je bent niet m'n psychiater, maar verdomd het is zo. Alsof je haar elk moment van me kan afnemen. En toch ben ik ook weer erg op je gesteld. Dat is het gekke. Ik stuur je geld. Omdat ik je mag. Omdat ik weet dat je het goed kan gebruiken. Maar ook om je te bezweren. Om iets van je macht af te nemen. Want godverdomme, ik wil Hermine niet kwijt. Ik heb zo'n vrouw nodig. Ik ben mesjogge op d'r. Dat een helderziende kloot haar van me kan afnemen, want als je dat doet ben je voor mij een kloot, dat kan ik niet uitstaan. Maar alleen door geld kan ik jou ook iets laten doen. Vliegen naar Frankrijk en misschien doodvallen. Met wetenschapsmensen confronteren en misschien voor lul laten staan doordat je best eens een keer zult falen. Ik heb er zelfs aan lopen denken je zoëven van een rots af te flikkeren, ik ben groter dan jij. Maar het ging niet. Je bent tenslotte mijn vriend. En ook je vriendschap heb ik willen kopen.
En daar had hij niets van gemerkt. Het moet grootspraak zijn. Je flikkert iemand niet zo van de rotsen.
Gaston, ouwe zeikert. Je moet me geloven. De
| |
| |
ene bekentenis vraagt om een andere. Misschien lijd ik aan machtsvertoon, ik weet het niet. Maar ik heb Hermine vrij kort meegemaakt. In een tijd toen we allebei een beetje zielig waren of dachten dat we het waren. Maar ik vond dat die treurigheid niet bij haar paste. En om haar te troosten deed ik die voorspelling. Een onschuldig grapje. Als je zegt dat iemand voor het geluk is geboren is er een grote kans dàt zo iemand daar in gaat geloven. En dat besef brengt een andere instelling teweeg. Een eenvoudige psychologische waarheid. Of niet soms? Ze heeft jou ontmoet en je herkend. En wat dan nog. Hermine is niet een meisje dat intelligente vrouwen afstoot, de kans dat ze bij haar schoonmoeder in de smaak zou vallen is niet eens zo klein. Dit is een heel eigenaardige samenloop van bekentenissen. Ik heb het gevoel dat jij macht over mij begint te krijgen. Waarachtig ik zweer het je. Jouw cheques. Jouw brieven, die mij een klantenkring, om het zo maar eens te zeggen, hebben bezorgd. Jouw verhalen over mijn, overigens gefingeerde, potentie. Die ik best kon waarderen. Maar dat alles gaf mij het onrustbarende gevoel, van jou afhankelijk te zijn. Daarbij jouw positie, je rijkdom. Meestal kan een man als ik met rijke vrienden niet eens omgaan, laat staan zoals wij samen optrekken. Ik heb je niet willen pareren, al lijkt het erop. De een ziet de ander als de machtigste. Een ietwat ongewoon soort rivaliteit, vind je niet? Verder mag ik wel herhalen dat je geldzendingen mij geheel niet onwelkom zijn. Ja, ik
| |
| |
zou het jammer vinden als je ermee stopte. En sentimenteel genoeg, je zou me ook zonder dat sympathiek blijven. Ik van mijn kant ben bezeten van Françoise. Doe nog wat op het vuur. Dit is een verzoek, geen bevel.
Gaston gooit nog wat op het vuur: een belachelijk gesprek. Die Fransozen hebben niks kunnen verstaan. Dat was dat, het was niet onaardig.
Maar, wat anders Gaston, waarom laat je je in met dit stel grondwerkers?
Een zeer goede vraag.
Barst!
Goed, goed, ik ben een man van relaties ook. Dat hoort bij mijn werk. Wordt er iets gevonden, dan staat er heel wat tegenover. Zit er niets in de grond, dan ben ik nog altijd de geleerde buitenstaander, die iets voor collega's over heeft en ook dat kan geen kwaad. Jij bent te naïef. Jouw Françoise zou het allang door hebben. Ook de wereld van de wetenschap zit vol lange tenen en voor-wat-hoort-wats. Je moet je neus laten zien, duidelijk interesse tonen, collega's, vooral hoge, maar ook andere collega's prijzen in verhandelingen of artikelen. Dat is een deel van elk vak. Soms wel zeventig procent. Bij sommigen in de wetenschap zelfs negentig. Weten, wie je wel of niet moet bezoeken, schrijven, groeten, afkraken, belachelijk maken of aanvallen en gelijk geven of je excuses aanbieden, dat is een hoogst belangrijke zaak. Jij hebt er lak aan, maar je bent niet erg eerzuchtig. Jij doet er niet aan mee omdat je het niet door
| |
| |
hebt. Daarom heb je ook niets in de gaten, niets... Maar je bent er ook niet rancuneus door wonderlijk genoeg. Misschien omdat je vindt dat de beste man wel aan de top zal komen. En je zelf niet weet, of niet voelt of niet vindt dat je wordt tegengewerkt Maar soms is het belangrijker een hoge ome te dekken: zijn vrouw opbellen, uw man heeft vannacht zijn aansteker bij ons laten liggen - de man is bij een vriendin geweest - dan een wetenschappelijk succes. Zo kom je aan een commissariaat als je een niet al te erkende nul bent. Je ziet, doceren ligt me wel.
Een leerzame avond.
Inderdaad Camiel, ik ga slapen, welterusten.
Een gekke avond. Zo'n veldbed wiebelt zo dat hij moeilijk in slaap kan komen. Het is halfeen. Hoe zit dat in elkaar. Wat is dat voor een jaloezie bij Gaston? Hij gelooft niet dat Gaston hem om zeep heeft willen brengen. En goed beschouwd het hele verhaal is wat slap. Maar aan Gaston heeft hij toch maar bekend dat de hele handlezerij of helderziendheid flauwekul is. In zoverre, dat hij het zelf niet au sérieux neemt. En toch weer zeker weet dat hij best raak kan schieten. Hij heeft er nog nooit over nagedacht. Geen zin in. Wat Françoise doen zou. Met een ouwe vriend in bed. Of alleen en verlangen naar hem, haar patron. Hij houdt het op het laatste.
|
|