En dat is ie! roept Gaston.
Wij zullen vannacht, wanneer wij in onze tenten bivakkeren ongetwijfeld heel wat plezier beleven aan uw verhalen!
Hij stikt in de verhalen, zegt Gaston. En meestal heeft hij ze waar gemaakt ook nog. De kermis, het circus, bibliotheken, het is allemaal gesneden koek voor hem. Hij is een groot vriend.
Aha, is dat soms de bedoeling, hem belachelijk te maken. Dan zal hij hem voor zijn.
Ja. Onze jeugd was zeer roerig, zegt hij plechtig. En Gaston - niet enkel de jeugd. Het leven is niet afgelopen na je achttiende. Nóg moet ik lachen om die stunt van verleden jaar.
Toen was u toch al getrouwd? vraagt Elouard.
Dat is niet waar, zegt Gaston, zacht, dreigend. Dat is zeker niet waar. Met de avonturen van onze helderziende collega heb ik niets uit te staan.
Ja ja, Gaston! In de roetsjbaan! In het instituut ‘Hulp voor onbehuisden’. Mooie hulp!
Haha, roept Elouard. Nu heb ik u door. Zover ken ik professeur Gaston. Niet in de kermis!
Ik moet er niet aan denken, zegt Gaston nog iets zachter. In de kermis, dat ordinaire oord. Nee, onze collega maakt een grapje.
Enfin, zegt Elouard. Hij is een welkome afwisseling na dat moeizame tentamen.
We moeten hier naar links, zegt Camiel plotseling. Onder bomen door tot aan een huis. Dan naar links. We moeten bij de zee uitkomen.
Gaston remt piepend.