| |
| |
| |
6
Françoise slaapt nog. Hij moet zichzelf dwingen haar niet wakker te maken. Dan is ze net een poes; direct ogen open en geen spoor van slaap te zien. Ik ben zo'n kwaje vent nog niet met zo'n meisje; echt heel voorzichtig dekt hij haar toe. Kom, ik ga in ons kraakhelder keukentje koffie zetten en boterhammen met kaas roosteren. Een croque monsieur zal hij maken daar is ze dol op. En vrolijk neuriënd gaat hij aan de gang. Het is net als je het ziet. Er zit iets geks, iets bezit nemends in al het geld dat Gaston hem stuurt. En wat dan nog. Als je wilt stellen dat je daardoor een profiteur wordt, ben je op slag profiteur, een luis. Maar als je zegt, zo da's leuk, dan is het gewoon leuk. En is het niet leuk? Je liefje geld geven en zeggen je bent een mooie hond, als je gewassen en gekamd bent; hier is geld en besteed het voor niet praktische dingen, voor wat je maar wilt. Dan voelt men zich bezitter. Het was toch maar eventjes prima om eens de cafard te hebben. Te zien hoe huizen, bomen, straten evenzovele elementen in het decor van een eersteklas drama worden. Dat is pas literair. Zolang ik lees heb ik al kennisgemaakt met lui die alles doen wat ze niet willen doen en laten wat ze zo graag wèl willen. Mensen die hun morgenwater tegen het licht houden; meiden of kerels naaien waar ze geen lol van hebben; zwerven langs winderige boulevards en liever op bed liggen; brieven
| |
| |
ongeopend laten; gewillige meisjes tevergeefs laten wachten of slaan, wat misschien iets minder beledigend is. Je hoort je te ergeren als een vrouw altijd om je heen is en naar haar te verlangen als ze uit is gegaan, maar woedend te worden als ze terugkomt, fris en tintelend van de buitenlucht. Zou Françoise hem blijven boeien? Tot nu toe is het echtelijk leven, verdomd, hoe lang is hij nu al getrouwd, hem wonderwel bekomen.
Ben je tevreden, vraagt hij als Françoise, klaarwakker in de toast hapt. Ze knikt. Ik ben heel tevreden, met die heldere ee's, waarom hij moet lachen. Oui Camiel, je bent formidable.
Ben je niet bang voor zorgen?
Zorgen?
Ja, dat we arm zullen worden. En dat ik je teleurstel en we in de gaarkeuken moeten eten?
En wat dan. Ik kan toch werken. Franse lessen geven of pianolessen. Of de ménage bij een rijke familie besturen. Daar hoeven we geen drama van te maken. En jij bent toch rijk. Moet ik gaan werken? Zeg het maar. Chéri, dan ga ik morgen werk zoeken.
Nee het hoeft niet. Maar kijk hier is een aanzienlijke som gelds. Voilà.
Ze kijkt hem wat ongelovig aan en begint te lachen. Wat ben je een gekke man. Nog nooit zo'n gek gezien. Je vindt dit een gewichtig moment, hein! Ik ook. Het is geweldig en ik ga een heleboel kopen omdat het je trots maakt.
Komediant.
| |
| |
Komediant, lacht hij zuurzoet mee. Een beetje verlegen, want dat doet haar iets. En ja hoor, het werkt.
Je bent volleerd in het spel en je kent je rol.
Ik ken mijn plaats, Françoise, zo is het maar net. De idiomatische braafheid ontgaat haar.
Wat zal ik aantrekken als mijn landgenoten komen? Of zal ik ze thuis uitnodigen. En echt Ollands eten geven, soep met balletjes en haring, nieuwe haring heb je me leren eten, het is nu de tijd, of niet? En gestoofde paling.
Weet je wel dat ik een Ollands kookboek heb. Je hoeft je geen zorgen te maken, mon petit. Zal ik je wat voorspellen. Je koopt een auto en we gaan op reis. Naar de eilanden in het noorden van je land. Waarom zou je bang zijn voor wat je kan. Je moet niet doen wat je niet wil. Daar komt alleen ellende van, misère. Oui mon patron. En het is veel prettiger voor ze om hier te eten. Ze wonen eeuwig in hotels. Je schenkt ze jenever en van die zoutjes, dat kennen we niet. Jammer dat Madeleine Renaud er niet bij is, een interessante vrouw, zeker. Zullen we naar de cinema gaan?
Ze zoeken naar een krant en kiezen er een. En eten, een beetje napratend over de film, een broodje. Gaan naar huis om te slapen. Zoals iedereen doet. Om twaalf uur naar bed. Vroeg op. Een levensverzekering. Sparen voor een auto. Nieuwe glazen. Zilver poetsen. Van mijn grootmoeder geërfd, zegt hij trots. Een televisie en een damesweekblad. Reuze lullig als je 't achter elkaar opsomt.
| |
| |
Die voetbalpool, dat kon wel eens een stunt worden. Ondertussen bellen steeds de klanten. Reacties op Gastons brief. Voorlopig doet hij er een per week. En merkt hij dat hij een bankrekening moet openen. Zoveel geld in huis, weet hij van anderen, is niet vertrouwd. Je moet er even aan wennen. Bijvoorbeeld om altijd geld op zak te hebben. Tot nu toe liep hij nogal eens met nauwelijks een gulden op zak. Als hij nu door de stad loopt spijt het hem gewoon, dat hij geen honger heeft of dorst. Nu kan hij immers overal binnenstappen.
De Fransen zijn geweest. Françoise had gelijk, ze vonden het een sensatie, bij een Nederlands gezin over huis te komen. Verbaasden zich over vrienden, die onaangediend eventjes aan kwamen lopen. Vonden de haring een traktatie. Bleven tot drie uur praten. Ze hebben wel iets, die Fransen; ze weten over alles te vertellen. En minder dan wij leuteren ze over onbenulligheden. De dag daarna kennis laten maken met de rijsttafel, een trots overblijfsel uit ons koloniale tijdvak. De auto was er. Een Renaultje met een roldak. Goedkoop gekregen (dat heb je ook nog als je geld hebt. Zonder geld moet je het allemaal even duur betalen) van de importeur, die op een permanent goeie pers hoopte. Hij had er ook een nieuwe rubriek bij gekregen of liever die had hij zelf gecreëerd, ‘Autopsy chologie’, een wekelijkse kolom waarin hij het gedrag van autobezitters een tikkeltje ridicuul maakt. Het was een succes en hij had stof voor ja- | |
| |
ren. Nog niet tevreden peinsde hij over de pool. Zelf had hij vroeger meegespeeld in het schoolelftal. Zij waren met hem als rechtsbuiten nog bijna kampioen geworden in de schoolcompetitie. En nog wel door een stel ongelukken van de keeper, die gewoon z'n jour niet had. Keepen is een kwestie van psychologie, net even je aanvaller voor zijn. Daar bestaan nogal wat theorieën over.
En dat was nodig. Wel, Françoise was bereid hem geduldig te vergezellen. Tot ze de smaak te pakken kreeg en ze beiden merkten hoe de schijnbaar zo koele sportconversatie, die ze tot in bed voortzetten, ook al een erotiserende invloed had. Erotiserend.
Nothing succeeds like success. De een na de ander belde op, schreef of kwam persoonlijk aankondigen dat de voorspellingen waren uitgekomen. Onlangs een zonderlinge familie, die de dood van een beslist nog zonderlinger achternicht, nicht, behuwdtante niet afdoende kon vieren.
Of meneer Kayser, zonodig tegen verhoogd tarief, bij een van hen thuis wilde komen. Hij betrapte zichzelf erop nieuwsgierig te zijn en stemde toe. Hij trok een schoon overhemd aan, zijn nieuwe donkerblauwe pak en poetste zijn zwarte schoenen tweemaal achter elkaar, (altijd met kiwi!) zodat ze glommen als lakschoenen.
Hij belde aan bij de brede deur van een laat negentiende-eeuws huis met veel natuursteen en gepleisterde partijen die roomwit waren overgeschilderd. De achterkant, had hij gezien, grensde aan
| |
| |
het park. Het meisje dat hem binnenliet was even uit het dagboek van een kamermeisje komen overwippen. Een smakelijk stukje vakwerk - zou Oom Zoef zeggen.
Er was op zijn komst gerekend en het deed hem plezier dat hij eruitzag om bij de koningin te verschijnen.
De familie stond opgesteld als voor een familieportret. Links de dames, in volgorde van lengte, de grootste in het midden. Pièce de milieu een twee meter lange man, als de andere heren in jacquet, geflankeerd door een kaalhoofdige dikke die almaar nee schudde, overgehouden uit een aanzienlijke beroerte, twee studentikozen zonder baret en een lief meisje in het paars. Hij noemde haar direct Rosa omdat ze een flinke en bijzonder hooggeplaatste boezem had.
Voorstellen, op initiatief van de lange, die gitzwart met een grove kam gekamd haar had. Theeschenken door een middelbare dame. Rondgebracht door Rosa en het kamermeisje. Zilveren nummertjes op de schotels van thee en gemberkoek. God, dat had hij sinds zijn prille jeugd bij een deftige tante niet meer gezien. Dan konden de kopjes niet verwisseld worden, stel je voor.
Meneer Kayser, begint de lange, blijkbaar het hoofd, de leider van de familie. Meneer Kayser, wij hebben op verschillende, ik zal maar zeggen interfamiliale bijeenkomsten nogal lang en veel gediscussieerd over wat ons te doen stond. Nu heeft mijn neef - hij wijst op de man die nee
| |
| |
schudt - hier een brief van een bevriende hoogleraar ontvangen met een warme aanbeveling voor u als eh... als iemand met grote paranormale begaafdheid. Tevens heb ik van een zakenrelatie vernomen, dat u hem inderdaad frappante voorspellingen hebt gedaan die letterlijk zijn uitgekomen. Dat is, meneer Kayser, de reden dat wij u hebben uitgenodigd hier te komen. En ik mag wel zeggen dat ik namens alle hier aanwezigen zeg, dat het ons een bijzonder genoegen is, dat u aan deze uitnodiging gehoor hebt willen geven.
Gehoor hebt willen geven, denkt Camiel. Dat heb je meer gedaan, spreken in het openbaar. En hij knikt bescheiden het gezelschap toe. Iedereen kijkt naar hem. De kwestie is deze, meneer Kayser. Ons... eh... overleden... eh familielid Marie, bezat een groot, ik mag wel zeggen zeer groot vermogen. Een vermogen dat, rekening houdend met de hoogte van verschillende successierechten in verband met de naastheid der verwantschappen... (mooie tuin, op het park. Hij ziet een tuinbeeld, geen kabouter maar een nimf, een berk, wat coniferen en een ligusterhaag. Dat tuinbeeld intrigeert hem) per testament onder de hier aanwezigen is verdeeld. En ik kan u wel zeggen dat het om een zeer groot bedrag gaat. Om kort te zijn, het komt neer, zo heeft de notaris berekend, op ruim twee en een half ton per erfgenaam. Dan hoef ik u niet te vertellen hoe belangrijk de zaak is.
Hij voelt zich baldadig. Heeft zin om deze twee en een half tons erfgenamen te plagen. Niet uit af- | |
| |
gunst, maar gewoon omdat het trutten zijn. Meneer, zegt hij, het begint mij te dagen. De overledene heeft enige tijd voor haar dood, bij haar verschillende banken contant geld opgenomen. Grote bedragen. Effecten verpanjerd en op het goeie moment ook nog.
Hij kan met moeite een opkomende proestlach verbergen. Houdt zijn (schone!) zakdoek voor het gezicht om het volledig te doen. Ze zitten stokstijf. De ontkenner houdt zelfs zijn hoofd stil en zijn kopje met schotel en al glijdt uit z'n handen. Het geheel komt zachtjes op het tapijt terecht en blijft heel.
Nu is hij door het dolle heen. Hebt u een schop?
Een schop?
Ja een schop, spade, riek of kolenschop. De neeschudder schudt nu heftig nee nee. Ze reageren niet direct. Dan belt hij Rosa het kamermeisje. Kan niet wachten en loopt de kamer uit, blijkbaar het meisje tegemoet. Rosa op door deur, goed gebruikte maar degelijke spade in de hand.
Camiel pakt hem van haar aan en stapt, de half geopende tuindeuren openend, de tuin in. De anderen volgen. Het tuinbeeld. Als in een jongensboek. Nog geen halve meter diep: grote ijzeren kist. Hij graaft hem uit en draagt hem met de lange, die sneller wil lopen dan hij, wat schutterig de kamer in. Het kamermeisje, de dames, ze protesteren geen van allen tegen de aarde op het smetteloze parket en op de pers.
De kist is op slot.
| |
| |
Slotenmaker wordt gebeld. Rosa neemt de leiding, zij kent er een. En doet dit zonder ruggespraak met haar familie. Zelfs extra betalen ‘voor de haast’ zegt ze uit zichzelf. Zonder spreken staan ze om de kist. Als Hermine dit zag zou ze zich ziek lachen. En Françoise niet minder. Françoise heeft veel gevoel voor humor, want ze lacht om zijn grapjes, kayserlijke humor, humor imperiale. Humor die je op het dak van een auto kunt schroeven.
Hoe bestaat het, verbreekt de reus de stilte, hoe bestaat het, hoe bestaat het. Het klinkt plat. Hebzucht maakt van fijne lui platte lui. Gajes. Geteisem. Van patriciër tot patjepeeër.
Een vrolijke vakman die slotenmaker. Kijkt in het slot. Vist uit een kist met een handvat op het deksel een bos sleutels. Na vier keer passen. Voilà. Als hij het deksel wil openen worden de heren ineens actief. Ze willen hem weg hebben, da's duidelijk. Vier heren trekken hun portemonnee. Hoeveel krijgt u, vraagt de neeschudder. Rosa werkt de man, hem eerst een brief van vijfentwintig in de hand stoppend, de deur uit.
Camiel lacht. Oppassen voor de slappe lach. Is zo irriterend. Zijn grootvader werd razend als hij aan tafel ineens een lachbui kreeg. Hij wist namelijk dat opa die middag naar de huisarts zou gaan. Die ouwe was kerngezond, maar deed dat nu eenmaal altijd als hij bij hen logeerde. En nu had hij, Camiel, die huisarts opgebeld. En heel ernstig gezegd, ach dokter, mijn grootvader zit al drie maanden in het krankzinnigengesticht. Hij is wel niet
| |
| |
gevaarlijk, maar wel lastig. En mijn vader vroeg of ik u wilde waarschuwen. U moet hem maar met een zoet lijntje wegsturen. Anders houdt hij u uren aan de praat over allerlei gefingeerde kwalen. Dat zou maar lastig zijn voor u. En mijn vader wil niet dat u er de dupe van wordt, begrijpt u. En hij wil opa ook niet dwarsbomen, want dan is er geen houen meer aan. Vooral ook omdat niemand er zo gauw erg in had, dat hij naar u toeging. Hij zag het al gebeuren. En daardoor was hij in lachen uitgebarsten, niemand wist waarom. Razend was opa, hoewel hij toch van niets hoorde te weten.
Inmiddels is de kist geopend. Met het vermiste vermogen. De ontkenner vond dat de notaris erbij gehaald moest worden. Camiel excuseert zich. Zijn taak is volbracht nietwaar. De lange vraagt hem even te wachten en verlaat de kamer. Komt terug met een envelop. Neemt Camiel apart en telt twintig biljetten van honderd uit. Pakt ze weer in de envelop en geeft ze hem. Bij het afscheid staan ze weer opgesteld als bij de begroeting. Camiel weet niet wie hij het eerste de hand moet drukken. Hij begint links bij de kleinste dames, via de neeschudder, de lange, de studentikozen, die hem hoffelijk en zeer nadrukkelijk bedanken en eindigt bij Rosa. Hij grijpt haar niet bij de hoge borsten, maar geeft haar wel een kus in de hals. Die ze niet opmerkt. Ze veinst het niet, ze is te veel in de ban van de tonnen. Ziehier een aanzienlijke som gelds. Het kamermeisje heeft haar dagboek in de steek gelaten om hem uit te laten. Hij denkt leven en
| |
| |
laten leven. Wacht eens even duifje, zegt hij gebiedend, en geeft haar uit de envelop in zijn binnenzak een biljet van honderd gulden, heel gierig. Ze kijkt hem niet begrijpend aan. Doe open en hij geeft haar een ferme pats op haar billen. Stevige billen. Grijnzend loopt hij het voortuintje door en stapt in zijn Renaultje, dat direct start. Wat vader doet is altijd goed. Bij de oude dames in de steeg bij het ziekenhuis kiest hij een armband voor Françoise. Hij verbeeldt zich kijk op sieraden te hebben. Een zak vol geld voor vadertje die kussen krijgt en geen knorren. Want al kwam hij met rotte appelen thuis. Een ouderwets gebaar om een vrouw op haar achterste te slaan. Als een paardekoopman. Er schijnen vrouwen te zijn, die dat leuk vinden. Ik breng het geld naar de bank. Een belastingconsulent zal er wel aan te pas moeten komen, een slotenmaker. En hij zal misschien nooit een schrijver worden. Tevreden mensen schrijven niet. Zingen hoogstens.
Françoise is nauwelijks over haar opwinding over de armband en de lach over de hele historie heen, als Bernard op bezoek komt. Ja, Gerda was uit logeren, zodoende. Hoewel hij dacht dat ze hem niet mocht, nodigt Françoise hem uit voor het diner. Een dankbare eter hoor. Die de soep prijst, zich driemaal bedient van de hors d'oeuvre, nog nooit blanche de veau verklaart te hebben gegeten, maar heerlijk zeg en rijst erbij. Van mousse au
| |
| |
chocolat had hij nog nooit gehoord, zalig. God kerel, wat voer jij een staat.
En nog sterke koffie met calvados. Het kan niet op. Françoise heeft toch een hekel aan hem. Ze zegt met een knipoog - onzichtbaar voor Bernard - dat ze moe is en vroeg naar bed gaat, er staat nog verse koffie in de keuken. Wil jij het zelf inschenken? Dan probeert Benno zijn goede humeur te bederven door een boetepreek over Ada. Je hebt haar als een vod laten liggen. Weet je wel dat ze een tijd aan de drank is geweest en dope en zo. En ze verslingert zich nu aan een zeeman met poen. Ina heb je ook laten zitten. Je bent mager geworden en je eet elke dag zo rijkelijk. Zoveel sexueel verkeer is niet goed, je forceert jezelf. En waar betaal je alles van. Je zal wel diep in de schulden zitten. Je hebt een nieuwe rubriek. Heel aardig hoor. Maar zoveel zal dat toch niet opleveren.
Camiel beseft opeens, dat hij geen van zijn oude vrienden iets van zijn nieuwe broodwinst heeft verteld. Waarom ook. Waarom niet.
Je bent een zijkert, Ben, een oud wijf. Iemand voor Rein leven. Kleine meisjes in bananenpakhuizen lokken, dat kan je. Ouwe dames fietsen leren en je hand op het zadel houwen. Vuilak.
Envahisseur d'enfants.
Wat?
Kinderverkrachter.
Erotomaan!
Ik hoor de jaloezie in je stem. Onaneren in het stopcontact. Als je daar plezier in hebt, moet je
| |
| |
een ouwe makker zijn genoegens niet misgunnen. Zo is het maar net. Een andermans vrouw kezen, terwijl ze uit het raam hangt om te kijken of haar man eraan komt. Bah!
Ina is ook getrouwd. Zeg jij nou maar niks. Nee, even ernstig. Voor jou was het een grapje. Voor Ina niet. En Ada wist ervan. Ze vertelde dat je een nummertje maakte in de kamer met Ina, terwijl zij in huis was en alles kon horen.
Jezus, begin jij ook al. Ja en terwijl mijn moeder in deze kamer op sterven lag. Dat vergat ze erbij te vertellen. Hoe komen jullie aan die rotverhalen. Jazeker. Ada wist dat ik wel naar Ina toeging. Of dat ze hier kwam. Maar dan belde ik op. Kom vanavond niet. Waarom niet, vroeg ze dan. En op zo'n ogenblik wilde ik er niet om liegen. Waarom ook, het gaat je wel geen donder aan, maar onze verhouding was heel koel. En het ging altijd van haar uit. Begrijp je. Hou nu op met je zedepreek. Je zou zelf zeker iets willen met een van de twee. Of met allebei. Mag je van mij. Maar ga er dan niet zo'n ziekelijke affaire van maken.
Met Ina heb ik wel eens iets gehad.
Flink hoor. Maar dat interesseert me geen reet.
Ja maar.
Geen reet en ik hou er niet van. Daarover te praten. Van een verbale coïtus. Allemaal opschepperij. Vind ik gênant, van jou en van flikkers ook. Die hebben vaak nog een zekere smaak, een soort standsgevoel. Je moet maar naar de hoeren gaan vanavond.
| |
| |
Hij ziet met voldoening dat Bernard bij het vooruitzicht zit te glunderen. Zoals hij, Camiel, nog denkt aan zijn grootvader bij de dokter. Hij heeft er nooit meer iets van gehoord. 's Avonds aan tafel had hij er met geen woord over gerept. Me winkel uit, kan de dokter wel geroepen hebben. Geen gesodemieter, me winkel uit. Of: ja, ja meneer, u hebt gelijk, maar u kunt beter volgende week terugkomen, voor een grondig onderzoek. Ja ja. Zo zo. Het is beter, daarvoor heb ik nu te weinig tijd. Of: ik zie het al: groen. Plast u even deze fles vol. Kunt u plassen? Ik laat de kraan wel stromen. Goed. Dan bel ik u bij uw zoon wel even op. Afgesproken. Tot ziens. Volgende patiënt.
Dan vertelt Bernard van een onderzoek waarmee hij bezig is. Hoofdzakelijk om te weten te komen hoe de Nederlander over de Duitser denkt. Een opdracht die via, via eigenlijk van de Bundesregierung af kwam.
Hoe was die image?
Slecht. En heel slecht. De Duitsers staan in dit land zeer slecht aangeschreven. Niet hun Produkten, maar de mensen zelf. Ze hebben ook de verkeerde vrienden. De weinige lui die pro-duits zijn, dat zijn net de verkeerden. Oud ss'ers, of met een laag iq, onsympathieke lieden, patsers. Dat is ook gebleken. Maar schrijf er in Christusnaam niks over, 't is natuurlijk vertrouwelijk. Overigens als je spionage wil bedrijven in een land, zou je het best een bureau voor marktonderzoek kunnen inschakelen. Zeker industriële spionage. Wij zijn
| |
| |
tenslotte gespecialiseerd op het verzamelen van informatie. Ik geloof dat niemand daar ooit aan gedacht heeft. En het lijkt zo onschuldig: een zakenman wil dat of dat produkt aan de man brengen en wil dit en dit weten. Geen sterveling zal er iets achter zoeken.
Ziezo dat is weer de ouwe Ben, altijd bereid zijn colleges te geven.
De Duitsers hebben hier de verkeerde vrienden. De Fransen niet, denkt Camiel, als hij, Françoises vriendje, naar de slaapkamer gaat. Douce Françoise.
|
|