| |
| |
| |
3
Wie zei ook alweer dat je een vreemde taal en zeker Frans het best in bed leert? Wie had zoiets verwacht van Françoise. Het lijkt of hij haar maanden kent als ongenaakbare. Een schooljongensideaal: zoiets, bloot en wel in de plooi van je laken vinden. Kan een enorme afknapper zijn. Het is te mooi, te veel ineens, de gedachte, de fantasie was prikkelender dan de realiteit. Maar dit was precies op de goeie tijd, hoe kon ze het uitkienen.
Nu ze zo naast hem ligt, haar huid matglanzend in het licht dat nog van buiten komt, van een maan die je niet kunt zien, overvalt hem een gevoel van oneindige warmte en tederheid. Voor dat leuke smoeltje en dat korte koppie. Slaat zijn arm over haar heen en kust en fluistert haar lieve woorden in het oor. Dat hij al jaren droomde dat zij zoiets zou doen. Camille, ze zegt het zo dat een rilling over zijn rug loopt, Camille. Liefkozingen over en weer. Wat is eigenlijk die post coïtum melancholica? Ze is dit niet gewend, denkt hij, soms ben ik gewoon aardiger dan andere mannen, die zich na afloop omdraaien en in slaap vallen. Alsof dit spel hetzelfde is als pap eten. Zijn alle Hollandse mannen zo lief, wil ze weten, reagerend op zijn gedachte. Monsieur, ze bedoelt Gaston, is ook al zo lief voor Madame. Als hij andere vrouwen kust of aanhaalt is het om indruk te maken. Ze raken hem niet.
| |
| |
Françoise kan het weten. Ze is echt een vrouw, al draagt ze het haar korter dan de meeste jongens. Zijn alle Hollandse mannen zo? Ik weet het niet, zegt hij, ik heb er nog nooit met een geslapen. Ze lachen allebei, ingehouden, net als op school omdat niemand het mag horen en het raam een eindje openstaat.
Ik vond je direct lief. Toen je zei van oui, oui, oui, hoorde ik erachter: mon amour. Madame heeft van je verteld. Ze legt haar hoofd op zijn borst en trekt zacht aan de haren, met zorg aangekweekt. Je hart klopt muzikaal. Haar vingers trippelen nu over zijn buik. Hij moet ineens lachen. Wie goed werk heeft hoeft zich niet te schamen. Of je knapt af. Of je geeft het beste wat je hebt om haar niet teleur te stellen. Want dat wil je ook niet, ze mocht denken dat je niks kon. En dat betekent soms iets. Soms. Françoise lacht mee. Ziet hem vragend en wat spottend aan.
Heb je veel minnaars gehad? Of nog?
Nu wordt de spot op haar gezicht, in de schemerin, goed zichtbaar, nog sterker, iets hautains is er bij gekomen.
Wil je verhalen horen, word je daar opgewonden van? Het is niet aardig. En niet na te vertellen, wat zo net is gebeurd. En ik ben nooit verkracht door een oom, een vader of een boswachter. Die heb ik altijd vertrouwd en waarom ook niet. Natuurlijk heb ik al minnaars gehad. O ja, en er is ook een ouwe bewonderaar geweest. Onze huisheer. Ik kom hem de huur brengen. Eens per half jaar in
| |
| |
juni en in december. Hij zegt: slaap met me vanmiddag en je krijgt de kwitantie zonder geld te geven. Een dure grap. Zes maanden huur, twaalfhonderd francs. Wat moet ik met het geld doen vraag ik. Mijn vader kan het best gebruiken. Maar wat moet ik zeggen als ik het hem teruggeef? In december kwam ik weer met het geld. Doe een striptease voor me zegt hij, dan krijg je de kwitantie. Ik heb de kachel goed opgestookt. Geef op je kwitantie, zeg ik, ik kan het geld goed gebruiken en blijf op een afstand. Ik trek langzaam m'n kleren uit. Sta ik daar, de kwitantie in mijn hand. Komt hij op me af en pakt me beet. Ik kan me los maken. Hij achter me aan om de tafel heen. Ik grijp mijn kleren. Ren naar de achterdeur. Kleed me daar aan, hij durfde niet te volgen. Ik had alles, zelfs mijn tas met het geld, maar niet mijn schoenen en kousen. Ben ik alsof het heel gewoon was naar buiten gegaan. Op blote voeten. In een winkel nieuwe kousen en schoenen gekocht. Eerst mijn voeten met m'n zakdoek schoongemaakt. Achthonderd francs heb ik aan Jean Pierre geleend om een auto te kopen. Drie weken later maakte ik het af. Hij verveelde me. Ik denk dat ik te veel meelij met hem gehad heb, al die tijd. Een half jaar later, toen ik hier kwam werken, da's nu alweer een maand of vier geleden, betaalde hij de helft terug. Kun je 't missen? vroeg ik. Maar ik begreep van wel, hij zag er zo piekfijn uit. Toch had ik weer meelij met hem. Hou de rest maar zei ik. Het was tenslotte makkelijk verdiend geld. Wat
| |
| |
ben ik mededeelzaam hè. Maar dit is mijn enige uitspatting. Ik zou een slechte hoer zijn geloof ik. O zie je wel, het windt je toch op. Ah quelle chance!
Weer ligt ze stil naast hem de geluiden van gelukzaligheid nog in haar keel naneuriënd.
Camiel drukt haar hand tegen zijn mond en bijt zacht op haar nagels.
Je kunt handlezen, chéri, lees mijn hand eens.
Ik kan het niet zien, het is te donker.
Ze springt op, kwiek. Schuift de gordijnen dicht, die nauwelijks geluid geven. Het valt hem op hoe tenger ze is, dat ze zelfs lang lijkt. En trekt het licht aan. Steekt haar hand uit. Constateert dat ze dorst heeft. Wacht even. Ik haal de pastiche die ik van Gérard heb gekregen.
En loopt godbetert naakt en wel de deur uit de gang op. Al die dingen horen thuis in een jongensfantasie. Wat een nacht, Het is half twee, nog vroeg. De tweede dag hier, een maand. Was ze maar terug, Françoise. Hij zou razend zijn als Gaston haar zo ontmoette. Gaston die zich alleen met andere vrouwen inlaat om indruk te maken. Ook al een jongensachtig trekje. Achteraf gezien was het gedoe bij die filmopname ook behoorlijk demonstratief. Het lag er te dik op. En die Amerikaanse slaapster die van de bijslaap niets begreep. Een meid om ondertussen het beroemde peertje boven je rug te schillen. Hoe lang is het alweer geleden? Dat super de super model is niks geworden. Toch kunnen Amerikanen wel auto's
| |
| |
maken, maar geen vrouwen. Daar is Françoise weer. Goddank. Met de fles. Ze sluit de deur zachtjes en pakt een glas van de wastafel, gebaartjes makend, en acterend voor hem. Ze laat de kraan lopen om het water koel te laten worden. Doet de pernodachtige drank in het glas en vult het aan met water. Een gele wolkige vloeistof, waarvan de intense anijsgeur gelukkig alle gedachten aan urine wegjaagt. Voldaan gaat ze tegen hem aanzitten en ze drinken. Dorst. Françoise vult het glas opnieuw. Ze huivert. Camiel zet het glas op de grond en trekt haar bij zich onder de deken. En nu, zegt ze uitdagend, mijn hand. De linker toch?
Hij knikt en neuriet, om tijd te winnen, reich mir die Hand mein Leben. Weet je dat Beethoven en Max Reger hier variaties op geschreven hebben?
Ze kijkt hem aan. Donkere, bijna zwartbruine ogen, rond en lief.
In de hand. Een hand als Hermine, smal en met lange spitse vingers.
Je bent amoureuse.
Dat zal iedereen kunnen zien, je t'adore.
En ik jou.
En ik jou.
Je zult met mij trouwen, zegt hij ernstig, omdat hij dit wil en het zeker weet. Maar eerst krijg je een brief of iets anders over de post, een mandat-poste, geld. En een ring met een grote en kleine stenen. En je moeder wordt ziek. Maar ze herstelt. En een familielid sterft. Weer geld. Een erfenis, wel niet
| |
| |
zo groot, maar een erfenis. En een huis krijg je met veel bomen eromheen. Nog iemand anders zal je zijn liefde verklaren, een vriend van vroeger. God ben je al vierentwintig jaar, ik voelde me al een kinderverkrachter (envahisseur des enfants) moeilijk Frans woord, dat hij eens in de Paris Dimanche had gelezen.
Weer zien ze elkaar in de ogen. De hare glanzen. Van tranen?
Dat zou oncle Pardoul kunnen zijn. En wil je met mij trouwen?
Als jij wilt, natuurlijk.
Ze slaat, Françoise, haar armen stijf om hem heen en hij voelt iets warms en vochtigs op zijn bovenarm. Werkt de pastiche? Haar greep verslapt en met vertedering ziet hij dat ze in slaap is gevallen, dat er iets schittert op haar wimpers, die zwart zijn en niet overdreven lang. Je moet slapenden nooit te lang aankijken, maar hij kan het niet laten. Dit komt immers nooit weer. Dit is een jeugdherinnering. Een prijs. Een wonder. Wat een meid. Alles is strak aan haar, niets hangt, zelfs geen wang. Ik had nooit gedacht dat ik dit zou beleven. Dit is het mooiste meisje in zijn ogen en toch niet te besodemieterd hem, Camiel, lief te hebben. Al zou het voor één nacht zijn geweest, soit. En, heerlijk sentimenteel, voelt hij dat de slaap over hem komt.
Françoise, fris en uitgerust alsof ze geen uurtje van de nacht wakker is geweest, staat voor zijn bed. In
| |
| |
een zwarte jurk met witte kostschoolkraag. Ze zet het dienblad met de geur van koffie en vers brood neer en kust hem alsof hij van een dodelijke ziekte is hersteld. Het is dus waar. En zij doet, wat goddank nog altijd vrouwen doen. Brengt hem koffie en brood. Ja en smeert nog een in de lengte doorgesneden flute voor hem. Op het blad ligt een soort formulier. Françoise trots. Eén ding is al uitgekomen, roept ze. Een postwissel, van Jean Pierre. Je weet alles en ik zal altijd doen wat je zegt. Altijd voortaan. Je bent le bon Dieu zelf. Braaf. Want onderdanigheid siert een jonge vrouw. Brutale meisjes mag men niet.
Jean Pierre, ik had het nooit gedacht. En dat heb je zo maar gezien. Madame had mij al verteld dat je het kon en ik dacht maar da's ook toevallig. Camiel merkt dat hij Frans denkt.
Ik moet nu weg. Ik ga Madame helpen met de tweeling, ah, ze zijn mignons. Dag chéri. Dag. De voorspelde tweeling, les jumeaux. Dit is nog eens een elegie, helendal Mahler op zijn allerhemelst. De wereld is vol zon, koffiegeur en zomerse geluiden. Alles is hem vandaag terwille. Het scheerapparaat dat de stoppels van wang en kin wegzoemt. De lotion voor na het scheren ruikt naar Françoise en de stromende douche vraagt om Françoise bij de druppels. Hij poetst zijn schoenen en neemt zich voor de hare perfect te laten glanzen als ze tenminste geen suède draagt. Hij gaat naar beneden en stelt zich voor aan de werkster die haar hand aan haar schort afdroogt en zegt Germaine
| |
| |
te heten. Enchanté Madame Germaine, zegt hij buigend, wetend dat dit een ouderwetse uitdrukking moet zijn. Of niet? Er is geen wind, wel een zweem van tijm in de tuin. Het wordt hem te machtig en hij gaat aan de vleugel zitten om het menuet in G van Beethoven te spelen, omdat dit het enige is dat hij goed zonder blad kan spelen. Het loopje uit het derde motief herhaalt hij met andere akkoorden met een tegenmelodie in de linkerhand. Zo overmoedig dat het wel moet lukken. Tot overmaat van alle goede beschikkingen blijkt Hermine, de tweeling in een soort box geplaatst, naar hem te luisteren. De jochies stralend lachend als hij zijn geliefde vogelfluitimitatie laat horen. ‘Pour plaîre les dames’, zoals hij Françoise vannacht heeft uitgelegd.
Hermine en Françoise nemen ieder een kind en hup, daar gaat het weer. Luier uit, luier aan. Die kinderen moeten ijzersterk zijn om dat alles te kunnen verdragen. En ze protesteren niet eens. En nu worden ze weer in bed gelegd, ja hoor. Alsof het hele leven zich in bed afspeelt. Die kinderen krijgen een heel verkeerde indruk van de latere gang van zaken. En toch schijnen ze er niet van te versukkelen. Dat gefutsel kan niet goed zijn.
Hermine, zegt hij, als ze even later wat door de tuin drentelen en ze haar arm losjes door de zijne heeft gestoken. Hermine, ik moet je wat bekennen.
Mij wat bekennen?
Ja, ik ben verliefd op Françoise en ik geloof dat ik haar ook niet geheel onverschillig ben.
| |
| |
Dat heb ik al dadelijk gemerkt en daarnet wist ik het zeker. Dat is een vlugge verovering. Je doet weer wat je kunt, zie ik.
Ik doe wat ik kan.
Wees maar gerust, Camieltje, ik gun het je graag en Françoise ook. Mag ik je een voorstel doen?
Een voorstel?
Jij leent de Floride, er staat hier toch nog een Dauphinetje voor boodschappen en je trekt er een weekje met haar tussen uit. Het is pas mei en nu is dit land heerlijk. Als zij wil. En er zit geen sprankje vrouwelijk venijn in. Ze heeft iets dat meisje, dat zie ik als vrouw ook. Ik mag haar bijzonder graag. Een vriendin, voor zover wij vrouwen vriendinnen kunnen hebben. En, o, wat zal Gaston opkijken. Hij dacht dat ze ongenaakbaar was, een frigide amazone, een knap maar sexeloos wezentje. Hij zal het haar zeker gunnen. En jou ook. Ga het haar toch vragen en sta niet als een verliefde oen te staren. Je hoeft niet te lijden. Zeg tegen haar dat ik haar een week vrij geef en gaan jullie je koffers pakken. Heb je geld genoeg?
Dat heeft hij. Daar moedert ze verdomme wéér over hem. Françoise valt Hermine om de hals. Maar ze wil dit nog en dat doen en na veel latijnse discussie zullen ze om twee uur na het déjeuner vertrekken.
Nu moet Camiel gaan doen wat hij heeft voorspeld. Vast de Floride naar Apt brengen om te laten doorsmeren en de ring kopen. Met een trefzekerheid die nu vanzelf spreekt vindt hij in de
| |
| |
tijd dat de wagen wordt behandeld een antiquair. En dé ring. Een tamelijk brede gouden band met een rond gezette turkoois in een krans van briljantjes en kleine paarsrode (had hij nog niet eerder gezien) robijnen. De bazin was verbaasd dat hij die ring uitkoos. Zeker haar smaak niet. Hij dong niet eens af.
Tijdens de rit terug koos hij al een ogenblik uit haar de ring aan de vinger te schuiven. Een hele kleine maat, een voor de pink, had de vrouw bezworen. En dan was alles bezegeld en misschien de illusie voorbij. Niets is zo ontluisterend als het bezit, schreef Greshoff eens. Dat risico moet je nemen. De meeste grammofoonplaten die hij bezit vervelen hem niet eens. Laat staan een vrouw.
En een dikke vrouw is als een deken in de winter. Als Françoise eens heel dik werd. Of gewend werd haar gevoeg in een hoek van de slaapkamer te doen, als een kat die niet zindelijk wil worden en het hele huis verpest. Zou ze wennen in Holland? Ach wij Nederlanders zijn best aardig voor elkaar, bij het zijkerige af. Maar altijd aardig. Hij zou nu wel een boek kunnen schrijven al was het alleen om één zin kwijt te kunnen:
Vertrouw op de Here Jezus Jan, Françoise, Françoise.
Als hij het dal van verrukking binnen rijdt op hèt huis aan, toont de ds dat Gaston thuis is. Ze roken samen een sigaar terwijl de dames - zoals Gaston het uitdrukt - voor het manvolk koken.
| |
| |
Je bent een sexuele krachtpatser. Ik hoorde van die keer toen je met een vrouw op vakantie was. Ze bad God dat het niet zou regenen. Want dan bleven jullie in de hotelkamer en dan bleef je de hele dag door aan de gang, wel meer dan tien keer. Alleen de etensbel bracht je weer in verticale toestand. Da's toch niet normaal zou ik zeggen. Kerel. En d'r is geen kruid tegen gewassen.
Als dit zo door gaat beleef ik, dacht Camiel, een pornografische roman. Het is ook te gek. Hij krijgt door dat Gaston hem zit te voeren en dat al die verhalen over hem gewoon uit Gastons duim komen. Een vreemde humor, maar wel een gekke. Zes keer terwijl je moeder in de kamer ernaast lag te sterven.
Ik zal mijn moeder een mooie kaart en lavendel sturen, zegt hij tegen Gaston en ziet aan Gastons moeilijk verborgen stuiplach, dat ze elkaar door hebben. Hij staat op en slaat Camiel hard op de schouder. Kerel, ik mag je, ook omdat ik weet dat Hermine nooit echt van jou is geweest. Gek hè, dat had ik toch slecht kunnen hebben. Lullig natuurlijk. Maar ik zou beslist jaloers zijn. Ik mag je. En ik laat dat op mijn manier merken. Al ben ik ook bang dat ik je vriendschap zou kunnen afstoten. Er zijn niet zoveel lui die me sympathiek zijn. Hermine natuurlijk, ze is geweldig en die twee hummels. Sentimenteel, maar het is iets enorms. Sorry, ik zit door te slaan, maar godverdomme je wil het toch eens een keer kwijt. Misschien is het hetzelfde als met je verdriet te koop lopen.
| |
| |
Weer is Camiel ontroerd, een merkwaardige, lichte pijn in de hartstreek, hij herhaalt zichzelf.
Gaston, ik mag jou ook. Het klinkt als een liefdesverklaring. Maar je bent de enige goedgesitueerde die ik sympathiek vind. Vooral omdat je me niet het gevoel geeft een schlemiel te zijn, een lul. En de manier waarop je me iets toespeelt is delicaat. Dat getuigt van fantasie. Van het vermogen je in mijn situaties in te leven. Dat je Françoise niet in je verhalen hebt betrokken... Ach laten we ophouen, ik zou in tranen uitbarsten. Ze drukken elkaar de hand en gaan wat gegeneerd zitten. Gaston giet water bij het restje pernod in hun glazen.
De koffers, ook zijn koffer, zijn gepakt. Niets is vergeten. Voor ze instappen zoent Françoise haar patroon op de wang, wat hij zichtbaar verlegen ondergaat, haar vaderlijk op het voorhoofd, dat mooie strakke voorhoofd, o ze is goddelijk, terugkussend.
Daar gaan ze, in het open bakkie, nagezwaaid door Hermine en Gaston ieder met een baby op de arm en Germaine, die eerst haar hand aan haar schort heeft afgeveegd.
Daar gaan ze op de petites routes de France; je m'en vais au hasard. Françoises hoofd tegen hem aan. Hij legt zijn arm om haar tengere schouders; rijdt met één hand, al hoort het niet. Hij weet het, dit is geen stijl.
De weg stijgt, hij moet haar loslaten om terug te schakelen. Boven stopt hij zodat ze in het volgende dal kunnen kijken. Dicht tegen elkaar. Daardoor
| |
| |
voelt hij het vierkante doosje met de ring tegen zijn been gedrukt.
Kijk Françoise, petite voyou. Het doosje open. De ring aan haar uitgestoken ringvinger. Past precies. Zij draagt geen ring. Nu wel. Zo had hij zich voorgesteld dat het zou zijn: zij is sprakeloos. Dan vullen haar ogen zich met tranen. Ze zitten wang aan wang. Zou ze huilen omdat dit de bezegeling is; het huwelijk; het einde van de min? De terugkeer tot wat altijd gebeurt en blijkbaar steeds gebeuren moet?
Wat is dit zo zitten? Hoe kan iemand je zo dierbaar worden. De tweede keer vandaag en hoe anders en eender.
Ze rijden weg. Françoise weet een hotel, kamers met een wijd uitzicht. Zonder te praten rijden ze. Geluk denkt hij. Kunst. Alles is van een leien dakje gegaan. Alsof het tevoren in scène is gezet. Ze ligt in je bed. Jullie worden verliefd. Haar bazen geven haar vrij en jou een auto te leen. Een open auto. Nu met een eigen mooie vrouw, zoals je op de heenweg wilde. Dat is hèt leven. En ze wil met je mee. En die ring - ze zit er steeds naar te kijken - is ook mooi, maakt dat je jezelf zo goed en lief vindt. Mild gestemd door je eigen goedheid. Jezus, in nauwelijks twee dagen heeft zich een volmaakte damesroman of voorjaarsroman afgespeeld. De lenteroman van Françoise et Camille ou la vie conjugale.
Ze komen nog net op tijd voor het diner in hotel
| |
| |
la Cigale. Omhelzen elkaar in de kamer en gaan aan tafel. Door steeds aan straks te denken zit hij met een stijve griffel achter zijn bord. Iets wat hij altijd gênant vindt, alsof iedereen het ziet. Kijk die vent daar. Maar niemand ziet het immers. Zelf let hij er ook niet op bij andere kerels. Ze zijn de kamer nog niet binnen of hij trekt de rits van haar zwarte jurk open en de minuscule vuurrooie bikini die ze eronder draagt als lingerie.
Oh Camille mon grand! roept ze steeds tot een verrukte klagende kreet. L'amour. De liefde is Frans.
Ontbijten in een hotel heeft altijd iets feestelijks. Zeker als zij in een oranje bloeze die haar betoverend - andere woorden kan hij niet bedenken - staat, en in een gladde zwarte rok tegenover je zit. En je haar knie vol vertrouwen tegen de jouwe voelt rusten.
Hij fluit op zijn vogels. Wat andere gasten in de eetzaal verrast doet rondkijken naar de zangvogel en haar doet proesten. Hij heeft haar nog niet verteld van de twee cheques van vijfhonderd francs, vanmorgen in het etui van zijn scheerapparaat gevonden. Op de Crédit Lyonnais. Overal in Frankrijk filialen, overal in te wisselen. Hij laat ze haar zien. Ze glimlacht verbaasd. Jullie Hollanders, vreemde mensen. Zo maar in je koffer verstopt. Hij vertelt haar van de andere keren, ze is nog verbaasder en kust hem over tafel heen op zijn mond. Sierlijk. Koket. Wijs. Ook een tikkeltje verwonderd.
| |
| |
Françoise besluit haar postwissel te verzilveren. Een week volgt. Ze discussiëren. Rijden over de Col du Verdon naar de Riviera. Naar de kapel van Matisse in Vence. Geweldig. Naar het museum van Léger. Valt tegen, vindt zij ook. Ze kopen jurken voor haar en schoenen. Ook linnen schoenen. Alles staat haar mooier.
Hoe moet... denkt hij, maar dan is de week om en ze rijden terug.
Bij Hermine en Gaston begint een ander leven. Zij werkt, hij houdt haar soms gezelschap, 's nachts is ze bij hem. Elke dag is er iets nieuws. Ook nieuws als Françoise naar huis wordt geroepen, omdat haar moeder ziek is. Hij brengt haar in de Dauphine; de Dauphine, alsof hij ook eigenaar is. Een huis met okergeel gepleisterde muren en roze ramen en deur. Kleine ramen. Binnen koel. Haar moeder ligt in een groot blauw ledikant, witte sprei. Lijkt op Françoise. Iets koelere ronde ogen. Helder en intelligent. Warme stem. Wat gelaten alsof ze de dood verwacht als een andere zieke de dokter: hij heeft beloofd te komen. Françoise is ervan overtuigd dat ze niet zal sterven. Onderweg heeft hij het haar moeten bezweren. Moeder reageerde nauwelijks op hem. Gaf hem een zachte hand. Kil, alsof de dood er al woonde. Françoise begint haar, niet onvriendelijk, de les te lezen. Waarom ze wil sterven. Ze is nog te jong. Ze mag zich er niet aan overgeven. Denk om papa. En om je zelf. De zieke wordt boos.
Camiel gaat alleen terug. Hij kan onmogelijk
| |
| |
blijven slapen, dat zal in jouw land wel kunnen. Maar ik hoef met zoiets niet bij mijn ouders aan te komen. Haar vader een man als Michel Simon, maar smaller, zou woedend worden bij het idee alleen al. Hij zou niet moeten weten wat er bij Monsieur en Madame gebeurde en van de reis. Hij zou haar onmiddellijk komen weghalen.
Hermine wil alles wel weten. Hoe het was. Je liefste ziet er zo stralend uit. We hebben dat mooi voor mekaar. Ik met Gaston en jij met haar. Er moet nou natuurlijk iets vervelends gebeuren en daarom gaat haar moeder dood. Ben jij ook altijd bang dat er iets rots gaat gebeuren als het net fijn gaat.
Camiel weet nu niet zeker meer, dat de moeder zal blijven leven. Niet alle voorspellingen kunnen uitkomen. Maar er is geen pardon.
De volgende dag, 's middags gaat hij naar haar huis. Nog hetzelfde. Maar wel had Jean Pierre haar opnieuw het hof willen maken en een kolossale liefdesverklaring afgelegd. Dit was haar voorspeld nietwaar. Ook het andere zal gaan zoals hij had voorspeld.
Twee dagen later was er verbetering. Zondags was zij weer in de villa. Moeder was weer op. Dokters verbaasd natuurlijk. Het leek, ze wisten 't eigenlijk wel zeker, leukemie. Ongeneeslijk. Verkeerde diagnose dacht Camiel.
Ja, maar alles is weer goed. Ze heeft nergens meer last van.
Je bent onvergelijkelijk, mijn Camiel.
| |
| |
Wat zou ik doen? vroeg hij aan Hermine en Gaston. Ik wil hier blijven. Ik wil trouwen. Ik wil ander werk doen. Ik wil terug naar Amsterdam. Wat denk je, zal ik me vestigen als helderziende? Eerst naast mijn rubriek, die niet genoeg oplevert voor een goed leven met Françoise. Ik heb van jouw cheque m'n kamers laten opknappen. Het ziet er nu behoorlijk uit. Drie kamers. Wat ze tegenwoordig een flat noemen. Eén kamer wonen, een slapen en een spreekkamer. Dat kan.
Gaston weet het. Doe het erbij. Maar niet te veel dan gaat het je tegenstaan. Neem maar een paar klanten. Eén per dag, hoogstens. Maar vraag een waanzinnig honorarium. Dan hoef je het maar een keer in de week of twee keer per maand te doen. Kun je toch goed leven. En misschien een boek schrijven. Wie weet. En, denk erom. Vraag minstens vijfhonderd, beter nog duizend of zevenhonderdvijftig voor een consult. Weet je wat? Ik zal een dertig mensen aanschrijven, die zeker nieuwsgierig zijn. Zakenmensen zijn naïever dan je vermoedt. Ik schrijf ze een brief in deze geest. Pakt zijn pen en agenda. Meteen doen, anders vergeet ik het.
Amice,
Ik moet je iets geks schrijven. Ik heb een man ontmoet die werkelijk over zeer bijzondere gaven beschikt. Hij heeft mij verschillende dingen exact voorspeld. Als je nieuwsgierig bent naar de toekomst roep dan zijn hulp eens in. Voel je je achter- | |
| |
af bekocht, dan betaal ik je eigenhandig het honorarium terug. Ik ben zo enthousiast, dat ik jouw opinie wel wil horen.
Sorry voor dit gekke voorstel. Probeer het eens. Met vriendschappelijke groet, ook aan je vrouw,
je Gaston.
P.S. Zijn adres is etc....
Wat denk je daarvan? Iets in die geest.
Prima, betere voorspraak kan ik me werkelijk niet voorstellen. Françoise, wanneer zullen we trouwen. Ik ga morgen een rit maken met de nieuwe Panhard 24 bt, voor de krant. Misschien koopt Gaston 'm voor Hermine. Hoewel ik het zou afraden, zij is te snel, die wagen. Fransen spreken altijd van zij, 't is la voiture.
Dit had hij in orde gemaakt. Nu trouwen. Toestemming vragen. Mag ik uw dochter trouwen, vader. Mijn moeder leeft nog. Ik heb haar toestemming niet meer nodig. En ik wil Françoise graag aan haar voorstellen. Deze week nog. Akkoord?
En het was akkoord. Straks is hij een getrouwd man. Die met zijn vrouw naar huis rijdt. Dit is geen avontuur meer, dit is bestendigheid. Nu is het tijd om de inventaris op te maken. Een biecht voor hem zelf, laten we beginnen.
De verhalen over zijn sexuele prestaties zijn waanzinnig. Zes keer per dag. Tot tweemaal per nacht komt hij zelden. Zelfs met Françoise. Ten
| |
| |
tweede: Hermine heeft zich prachtig ontpopt. Het neuriën, laat staan het zingen van Trees heeft een Canadees is een ploertige streek. Dat heeft ze niet verdiend. Hoeveel mensen die elkaar lief zijn moeten de ander wel eens een rotstreek leveren. Zou dat kloppen? Er zit misschien iets in. Al te zoet is ook te gek. Ten derde: Françoise is een wonder. Niet een meisje dat er een gewoonte van maakt ongevraagd in bedden te kruipen. Maar ik ben jaloers en ik zou het haar zeker later kunnen verwijten.
Ten vierde: Gaston is een goede rijkaard en zeker een goede vriend. Toch met enige merkwaardige trekjes.
Ten vijfde: Het werk. De krant is boos. Het nieuwe artikel over de Panhard is heel goed geworden. Een wereldpremière. Is enorm ontvangen. Maar Huizer, mijn vervanger, is een klootzak. Kan geen auto beoordelen. Je moet niet met opmerkingen over vormgeving aankomen. De feiten. Niet praten over last van zijwind, als je dat niet precies kunt aantonen: op de witte streep van de weg, met het kompas. Niet zeggen dat de handles niet functioneel zijn opgesteld. Wat is dat functioneel, echt een modewoord dat nergens op slaat.
Ten zesde: al de formaliteiten tot het trouwen zijn eigenlijk leuker dan je denkt. Het burgerlijke heeft ook zijn bekoring.
Ten zevende: het werk, het nieuwe werk. Hoe zal dat lopen. Ben ik helderziend? Als Gaston me
| |
| |
twintig mensen op mijn dak stuurt, moet ik van twintig maal zevenhonderd vijftig gulden een jaar kunnen leven. Een jaar, goed dan zien we wel verder.
Ik zou hier ten achtste Ada bij kunnen zetten, maar ik heb geen zin hier nu aan te denken. Dat komt later wel.
Ada komt later opduiken, een verdrongen gedachte, een vlek die na zes keer stomen nog niet uit een jas gaat.
Ze wonen nu in zijn huis dat ruimer is dan hij vermoedde. Françoise heeft meubels verplaatst en lampen. Een ander huis, daardoor is het zeker ruimer geworden. Ze prijst dagelijks zijn keukenuitrusting die Joop Nicolas, zijn vriend de copywriter, heeft aangepraat. Veel koperen pannen, een mixer, een fornuis met een grill in de oven, geiser, alles. Ja en tegen inkoopsprijs. Zijn vrouw, ja ze is zijn vrouw, weet er mee om te gaan. Alle vrienden blijven graag eten.
Bij de confrontatie met de vrienden was Ada op de proppen gekomen.
Bernard was anti. Gek, ze waren of anti of heel erg pro Françoise. Ada was zoveel interessanter. Camiel had haar toch maar op sleeptouw gehouden in de mooiste jaren van haar leven. En toch nooit met d'r getrouwd. Gerda, Bernards vrouw, vond het ook. Ze wilde Françoise niet eens ontmoeten. Voor haar bleef Ada mevrouw Kayser. Camiel verdacht Bernard ervan onder de plak te
| |
| |
zitten. Ada en Gerda zijn vriendinnen, hij moest wel zo praten. En wat dan nog. Camiel had haar nooit beloofd te trouwen. Ze woonden niet eens samen. Sliepen haast nooit samen. Alleen als het niet anders kon. Eerlijk gezegd kon hij niet goed van haar af komen. Ze verscheen altijd maar weer. Al was het drie uur 's nachts, hij bracht haar naar huis om niet te worden opgecommandeerd. Niet dat ze lelijk was, maar wel iemand, zonder pikstaanderigheid.
Grappig, hoe oude vrienden op een nieuwe vrouw reageren. Bert was dadelijk gecharmeerd van Françoise, Sjoerd en Ton hadden haar zonder meer geaccepteerd, Jan was zichtbaar aangedaan. Dag meisje. En haar Nederlands was werkelijk zalig. Zo onsympathiek het Duitse accent, zo ontwapenend is het Franse. Fransen zijn kolerelui, maar ze hebben iets. Soms als er veel bezoek is, gaat hij aan de piano zitten en speelt al zingend met Françoise de liedjes uit haar streek. Oui mon patron, Marlborough, s'en va-t-en guerre. Iedereen meezingen. Urenlang. Belachelijk, alsof hij een jeugdherberg houdt. En toch. Jaja, dit is het conjugale leven. Ze is eigenwijs, maar een eigenwijsheid die hem bekoort. Ze is ongelofelijk redelijk, niet die redelijkheid van Mien Harmse, die zo beschermend en betweterig is. Hij kent elk kledingstuk van haar en niets staat hem tegen. Integendeel. Ook abnormaal als je 't op de keper beschouwt. Aan de andere kant leek hij wel met Ada getrouwd. Hij kende al haar familieleden en was
| |
| |
kind in huis, vertrouwd met alle vetes en moeilijkheden. Frans, haar broer, noemde Camiel zwager en met diens vrouw had hij een korte romance gehad. Familiebanden binden tenslotte. En Ada heeft nu een zeeman, dat zal wel wat worden, had Frans hem verzekerd. Hij kijkt op de keurige straat met spelende kinderen en geparkeerde auto's. Een brede straat gelukkig, al woonde hij liever aan een van de grachten. Binnen alles opgeruimd ook netjes. Het was langzamerhand zijn gewoonte, zich tevreden te voelen. Op Françoises verzoek rookt hij een pijp. Een tevreden pijprokende burger. Misselijk van tevredenheid.
De telefoon.
Met Anneke Stroland.
Anneke Stroland?
Ja, ik was stewardess en u hebt mij uit de hand gelezen op die vlucht naar Marignane via Frankfort.
O juist, ja en u zou mij bellen of schrijven, dat herinner ik mij weer, of het uit kwam, wat ik u voorspeld had.
Precies... en wat denkt u?
Weet ik veel, ik weet niet eens meer wat ik gezegd heb, maar het staat op mijn visitekaartje.
Precies en alles is uitgekomen, dat eh wilde ik u even zeggen, meneer Kayser, dank u wel.
O, geen dank hoor, dag juffrouw Stroland.
Ziezo dat was ook al weer raak. Hij moest maar eens beginnen met zijn praktijk. Bij de krant was alles weer goed. Ze hadden zijn honorarium ver- | |
| |
hoogd. Hij had nog wat geld van Gaston. Er was nog geen stront aan de knikker. De standaardwerken over handlij nkunde bleken bij bestudering weinig bruikbaars op te leveren. Hij weet nu alleen de namen van de verschillende lijnen en de vormen van de meest voorkomende handen. Hij zal er dieper op in moeten gaan.
Weer de telefoon. Een stem zeggende wat Gaston heeft gewild dat hij zeggen zou. Met een cliënt. Die meteen wil komen, er is haast bij. Best, hij kan direct komen.
De man heeft blijkbaar uit een cel in de buurt opgebeld, hij is er binnen vijf minuten.
Camiel voelt zich heel zeker van zijn zaak. Vertelt de man als hij eenmaal zit, wat er aan de hand is. Geeft raad: meneer, zoek de getrouwen in uw zaak bij elkaar en sluit met hen een bondgenootschap tegen uw mededirecteur. Dan merkt u wat hij van plan is: u eruit werken. Binnen een maand hebt u de zaak onder controle en uw lastpost is wel genoodzaakt te verdwijnen en vlug ook.
Terwijl de man van een bekende dubbele naam dit alles zit te verwerken, moet Camiel glimlachen. Medelijdend. Dat is nu een groot zakenman, alom bekend zelfs. En zie hem daar nu eens zitten, in dat saaie pak, het witte overhemd en de das zonder één sprankje aardigheid, zo kleurloos. Maar wel een dasspeld met een flonkerend steentje. Dan komt het slappe gezicht van zijn cliënt iets tot leven en verandert in een regentenportret. Resoluut trekt hij een portefeuille, een dunne.
| |
| |
U hebt gelijk, dank u voor de raad. En hij reikt Camiel een groenig bankbiljet, een briefje van duizend.
Als Françoise terugkomt, zwaait hij het bankbiljet voor haar ogen. Ze knippert met haar ogen. Ze eten spaghetti, die zij hardnekkig pâtes noemt.
|
|