Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 98. Het rym en de maat zyn de beste gidzen ter taalkundeHet rym en de maat zyn de beste gidzen ter taalkunde. Vooral van het rym, die ziel aller vaerzen (§. 25.), heeft men zich te bedienen, om zuivere taalkennis te verzamelen; ten welken einde men Vondel, dien prins der dichteren, voornamelyk heeft te leezen. Hier zyn, uit hem, enkelde staaltjes ten beste: Zoo kome uw gunst daer boven ons te vordel;
(bl. 259)
Ga naar voetnoot646
En toont wat kunst vermagh en leerzaeme gewente;
(bl. 342)
Ga naar voetnoot647
Om myner broedren wil, ter liefde van Godts vrunden;
(bl. 483)
Ga naar voetnoot648
| |
[pagina 211]
| |
In Salem, Davids stadt, beschermd voor plonderaci;
(bl. 527)
Ga naar voetnoot649
Zo zwaer als hy vermagh op zynen hals te dregen;
(Eneas, bl. 446)
Ga naar voetnoot650
Die plooy zet in 't verstant, door oefninge en
gewennis;
(Bespiegel., bl. 38)
Ga naar voetnoot651
Die schynt geluckigh, die zyn vruchtbre kud' ziet
zwillen;
(Heerlykh. van Salom., bl. 101)
Ga naar voetnoot652
Ontvangt dees bron der marteladeren;
(Maria Stuart, bl. 53)
Ga naar voetnoot653
Ik beschudde
Niet ongehavent, noch niet haveloos dees kudde;
(Ovidius Herschepp., bl. 20)
Ga naar voetnoot654
Hoewel het traanen en de rou verbiên te mellen;
(bl. 277)
Ga naar voetnoot655
Is 't veyligh, kies ik liefst rauw' bonen en
erwéten.
(Warande der dieren, bl. 100)
Ga naar voetnoot656
Zo veel tot een proefje omtrent het rym, als gids ter taalkunde. --- Mercier, die gezworen vyand van het rym, schimpt 'er op, als nadeelig voor de taal. Dus spreekt hy: ‘Cette rime tyrannique, cette ritournelle de consonnances, ce tintement puérile, font perdre à la langue sa netteté, sa précision, sa flexibilité même’ (Tableau de Paris, Tom. VIII, pag. 167) Ga naar voetnoot657. Wat de maat betreft, zy helpt mede ter volmaaking der taalkennis; en ook hieromtrent mogen weinige staaltjes dienen: En wreede wolleven, en beeren, in woestynen;
(Vondel, Herschepp., bl. 321)
Ga naar voetnoot658
| |
[pagina 212]
| |
Van 's wollefs bloênden muil verbeeten en verslonden;
(bl. 347)
Ga naar voetnoot659
Die met een wollefshuit op 't hooft gewapent was;
(bl. 377)
Ga naar voetnoot660
Totdat de storremwind en 't holle water zwicht;
(bl. 406)
Ga naar voetnoot661
En 't merregh in 't gebeent' begon alree te branden;
(bl. 442)
Ga naar voetnoot662
Zoo wert het bussekruit moordadigh aengesteken;
(Maria Stuart, bl. 13)
Ga naar voetnoot663
Hy zellef was de voorste, om elleck moedt te
geven;
(Gysbr. van Aemstel, bl. 42)
Ga naar voetnoot664
Met achteloos zomwyl haer schoonigheit t'ontdekken
(Antonides, Ystroom, bl. 84)
Ga naar voetnoot667
Hun leven liever als hun vryigheit verloren.
(Zegezangen, bl. 42)
Ga naar voetnoot668
Vondel leert derhalve te recht: ‘Men magh om het rym en de maet de tael niet vervalschen’ (Aenleidinge ter Nederd. Dichtk.) Ga naar voetnoot669. --- Men volge dan het voorlichten van deeze zuivere voorbeelden, en hoede zich dus om niet tegen de taal te zondigen, waardoor men, gelyk Oudaan zegt: Zyn loutre armoedigheit in 't rymen dus bedekt,
En voor het heldre Duitsch een warretael verwekt.
Ga naar voetnoot670
|
|