Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
§. 93. Toneelspelvertaalingrymers behoeven de oorsprongklyke taal niet te verstaanToneelspelvertaalingrymers behoeven de oorsprongklyke taal niet te verstaan; want het vertaalen is slechts bywerk, maar het berymen is de hoofdzaak. Liefhebbers kunnen derhalve de origineele stukken zelven elders in Neêrduitsch prosa laaten vertaalen, en die vervolgens berymen; waarvan verscheiden voorbeelden voorhanden zyn. H. Angelkot (in de toewying van Cato, of de ondergang der Roomsche vryheid Ga naar voetnoot612, aan Mr. Nicolaas Witsen) zegt: Voor deezen Witsen, dien getrouwen burgerheer,
Buigt zich myn zangnimph met eerbiedigheid ter
neêr;
en in de voorrede voor dat treurspel beschryft hy de hoedaanigheden van zyn zangnimf nader, daar hy belyd: dat zyn neef H. de Wolf het stuk van woord tot woord uit het Engelsch in het Neêrduitsch heeft vertaald, en dat mynheer Angelkot vervolgens het eerste, derde en vyfde bedryf zelf berymd hebbe, terwyl de heer Langendyk zo goed geweest is, van het tweede en vierde bedryf voor rekening van Angelkots zangnimf te berymen. E. Webber heeft het met zyn' Markus Antonius en Kleopatra Ga naar voetnoot613 even zo gemaakt, ‘zynde het vertaalen van dit heerlyk stuk,’ zegt hy, ‘door een' myner vrienden, en het berymen | |
[pagina 200]
| |
door my gedaan.’ --- En aldus sluit hy zyn bericht aan den dichtkundigen leezer, voor dat treurspel: ‘Ik wil dan alleen, dichtkundige leezer, dat gy onderrecht zyt, dat ik, en het Rymen, en dit alles, tot myne oefening, uw vermaak en dienst van den schouwburg gedaan heb.’ Van de waarheid des regels, dat tooneelspelvertalingrymers het oorsprongklyke niet behoeven te verstaan, overtuigd, zegt Eelhart, in de Gelukte list enz. Ik heb hier de Pompéus, in 't Fransch, van de heer
Corneille bymen:
Dat iemand die eens vertaalen wilde, ik zou dat spel berymen.
(Bedr. I, toonl. 3)
Ga naar voetnoot614
En Eerryk de zoon, de held van het zogenaamde blyspel (§. 35.) Al stond 'er de galg op Ga naar voetnoot615, had derhalve een Fransinnetje en een' Mof in zyn' dienst, om Fransche en Hoogduitsche toneelstukken voor hem te vertaalen (Bedr. I, toonl. 1); en Gottlieb, dat Mofje (Bedr. II, toonl. 1), wilde uit dien hoofde beëedigd toneeltranslateur worden. -- ‘Wat het berymen aangaat,’ zegt hy, ‘wyl my dit te verachtlyk is, zo wilde ik daartoe een dozyn klerken aanneemen, die deezen taak zouden moeten uitvoeren.’ Hoewel dees plompe scherts bewyst, dat hy geen begrip van de waardy des berymens had. |
|