Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |
§. 89. De dichters bezitten een rymmagazynDe dichters bezitten een rymmagazyn, waarvan zy zich met veel voordeel weeten te bedienen. Elke rymende natie heeft haar eigen magazyn; dat van ons vaderland kan men uit onze poëeten leren kennen: in hunne werken vind men keur Van rymslotwoorden, die by
Vollenhoven,
Moonen,
By
Vondel,
Branden en
Oudaan
Het meest gebruikt, ook juist aan jonge dichters toonen
Wat weg zy hebben in te slaan.
(J.Stouw, Lofvaers op Kroons
verzamel. van Nederduits. Rymklanken)
Ga naar voetnoot590
Huydecoper spreekt 'er aldus van: ‘De geleerden noemen Loci communes, zekere openbaare Magazynen van algemeene waarheden, zinspreuken, beschryvingen en omschryvingen, die, van tyd tot tyd verzameld en aangegroeid uit den rykdom der voortreffelykste geesten, voor allen openstaan. --- Geen soort van geleerdheid die niet zodaanig een Magazyn heeft, behalve die haar ook somtyds met anderen gemeen zyn. De dichters hebben de sleutels van deeze allen gevonden: maar zy alleenig hebben een Rymmagazyn, uit het welke zy, van hoedaanige zaken zy ook spreeken, altyd lichtelyk een rymwoord kunnen gaan haalen, waardoor ze veel hoofdbreekens en | |
[pagina 191]
| |
nagelbytens uitwinnen. In het zelve zyn verscheiden vertrekken; en onder deezen één, waarvoor met groote gouden letteren geschreeven staat, waardig of waard: daarin weder verscheiden kassen, waarvoor men, met kleiner letteren, leest: Liefde, Haat, Lof, Verachting, enz. By voorbeeld: Indien de vlugge min myn' boezem heeft ontsteeken,
Myn veder pryst terstond een voorwerp, waard bekeeken:
En welke schoonheên dat men ergens ziet of vindt,
Ik acht geen schooner dan myn schoone, waard
bemind.’
(Proeve, enz. enz. bl. 75)
Ga naar voetnoot591
Een ander der ruimste vertrekken in dat wydloopig gebouw, (om van meerderen niets te zeggen) is de zaal der komparatieven, waarïn de ontelbaare kassen, verwoeder, geruster, kwaader, aangenaamer, wyzer, luier, zwarter, en voorts alle toevoeglyke naamwoorden, den dichter het grootste geryf verschaffen. Ter stoffeering van het rymmagazyn behoort voorts een volstandig rymwoordenboek, ‘'t welk zy,’ zegt Du Bos (Oordeelk. Aanmerk., Deel I, bl. 366) Ga naar voetnoot592, ‘die de gezochtte rymen beminnen en maaken, wel als een dierbaar kleinood aan hun hart mogen drukken. Want zy mogen zeggen wat zy willen, zulk een boek heeft toch by veelen, en vooral by de Franschen, een plaats in hun geheim schryfvertrek.’ -- Du Bos spreekt 'er echter van, alsof de dichters zich hunner rymwoordenboeken | |
[pagina 192]
| |
behoefden te schaamen, daar het nogthans zeker is, dat die treflyke hulpmiddelen oneindig nuttig en loflyk zyn. De reeds aangehaalde Verzameling van Nederduitsche rymklanken van den verdienstvollen Willem Kroon, hoe onvolkomen die ook zy, is een onontbeerlyk kompas voor den vaderlandschen poëet. |
|