Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 88. Het rym geeft den vaerzenmaaker gelegenheid om geestig te zynHet rym geeft den vaerzenmaaker gelegenheid om geestig te zyn. In het algemeen is dit reeds gebleken door de bewyzen dat het rym den dichter bezielt (§. 83.), dat men niet te veel ziel in een vaers kan brengen (§. 85.) enz; zie hier echter eenige voorbeelden, die zulks nog in het byzonder betoogen: | |
[pagina 189]
| |
ô Harpertszoon, ghy zyt ons harp!
ô Tromp, men zal uw deught trompetten!
(Vondel, Poëzy, Deel I, bl.
65)
Ga naar voetnoot579
ô Roem van uwe tydt, daer
Roemer op magh roemen
(bl. 287)
Ga naar voetnoot580
Toen over Horen blies de faem haer' gulden horen
(bl. 303)
Ga naar voetnoot581
ô Horen, gy verheft uw' kostelyken Horen
(bl. 588)
Ga naar voetnoot582
De sabel moet 'er deur, het zy men 't recht of krom
houwt.
(Vond. Palamed., Bedr. IV)
Ga naar voetnoot583
En houdt ghy Warner noch dit kluwen in de war?
Zoo gaf men u te recht den naem van Warenar.
(Vond. Leeuwendalers, Bedr. II)
Ga naar voetnoot584
Jan, hebt ghy dus veel tyds beleeft,
En zyt ghy noch dus onbeleeft?
(Huygens, Sneldicht., XVIII, 79)
Ga naar voetnoot585
Hoor, landheer, sei myn boer, 't Latynsche woord voluptas
Ken ick soo wel als ghy, als ick myn schuer voll op
tass.
(Huygens, Sneldicht., XX, 68)
Ga naar voetnoot586
Maer dezer redens toom en zyn wy soo niet machtigh,
Of hy ontslipt ons wel: soo dat ons klaer, klaerachtig,
En waer, waerachtigh wordt.
(Huygens, Hofwyck, bl. 354)
Ga naar voetnoot587
Denk hoe myn held, tot uwe schaê,
Den woenden kruidgloob' neér deed ploffen
Op uwe Haven van Genaê (= Havre de grace).
(A. de Haen, Mengeld., bl. 181)
Ga naar voetnoot588
Iets hoonend spoord my aan, iets waanwys en iets doms,
Den dollen twistgeest, en 't gekaekel van
Jan Nomsz .
(J. le Francq van Berkhey,
Hekeldicht, enz., bl. 3 en 4)
Hy kan pas kwylen, en de beuling maakt
paskwillen.
(Bl. 16)
Ga naar voetnoot589
Het zal den dichtkundigen leezer ligt vallen, om meerdere staaltjes van dien aart zich te herinneren; en ik laat voor hem over het vermaak der kompletteering. |
|