Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 87. Hoe minder analogie tusschen twee rymwoorden is, hoe beterHoe minder analogie tusschen twee rymwoorden is, hoe beter; want dies te meer loopt de kunst daarby in het oog, die, by het uitvullen der vaerzen, echter een volledig verband dier heterogene rymen heeft weeten te vormen. Het toont weinig bekwaamheid, om, by voorbeeld, wafel op tafel, pronker op jonker, handel op wandel, groeijen op bloeijen, maaijen op zaaijen, yslyk op afgryslyk, gruwlyk op huwlyk, Helikon op hengstebron, dronken op beschonken, wyntje op Tryntje, brand op ledekant, enz te rymen; maar ongelyk meer kunst word vereischt om Kleopatra en Sumatra, Constantyn en maaneschyn, genageld en | |
[pagina 187]
| |
gehageld, pest en gemeenebest, doolhof en koolhof, paskaart en vlasbaard, misdryf en vischwyf, enz. enz., met een gelukkig gevolg onderling te doen rymen. Nogthans weet een fiks rymer diergelyke strydige rymwoorden door geestige kontrasten aan elkander te huwen; en men kan zich daarvan, by het leezen onzer poëeten, zeer dikmaals overtuigen. Het gepaste gebruik van licht en schaduw, van negatieven en positieven, (§. 70.) is vermoogend de onmooglykheid hier mooglyk te maaken. Hiertoe reken ik, by voorbeeld, wanneer een dichter zegt: die geen bancket van taerten
Noch marssepeinen schaft, myn ridderen, maer kaerten
Graedbogen, Astrolaebs, en klooten hol en bol.
(Vondel, Poëzy, Deel I, bl.
159)
Ga naar voetnoot573
of: Het heerlyck orgel noot geen dwaze
zangverquisters,
Maer wyzen, op 't bancket van veertien paer
registers;
(bl. 228)
Ga naar voetnoot574
en: De lieve lucht ontlaet; hier groeit geen alsem,
Maar suikerriet; de boomen zweeten balsem.
(H. Schim, Kruisfeest, bl. 84)
Ga naar voetnoot575
Hoe eigenzinniger derhalve sommige rymwoorden zyn, des te meer roem verwerft de poëet, indien hy ze door een' geestigen draai weet te paaren; als, by voorbeeld, Anonimus, in zyn Grafschrift op Uilenspiegel: | |
[pagina 188]
| |
Hier ligt begraven schalke Tyl;
Zyn vader heette Euphraat noch Nyl,
Zyn moeder Rachel noch Abigel:
Hy is berucht als Uilenspiegel;
(Mengelwerken, bl. 211)
Ga naar voetnoot576
en Focquenbroch: Hier na zo zong hy, hoe dat Pyrrha
Haar keijen smakte, hier en daar,
En om dat dit wel rymd op Myrrha,
Zo, loof ik, zong hy ook van haar;
(Dichtwerk, Deel I, bl. 279)
Ga naar voetnoot577
en elders: Hy roepende fluks om een bliksem,
Sprong op, zo luchtig als een koe;
Maar zagt, ik vind geen rym op ixem:
Doch lykwel dat's tot daaraan toe.
(Deel I, bl. 26)
Ga naar voetnoot578
Dit laatste staaltje is een bewys, hoe zich de dichter door zyne kunst weet te helpen, zelfs dan, wanneer zyn rymwoord geheel geenen weêrklank heeft. |
|