Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 71. Dichten, vaerzenmaaken, en rymen heeft eenerlei betékenisDichten, vaerzenmaaken, en rymen heeft eenerlei betékenis; want hoewel zy drieërlei bedryf uitdrukken en elkander ondergeschikt zyn, (§. 10. §. 52. §. 65.), zo sluit echter het eene altyd het andere in zich: en de beide uiterstens, dichten en rymen, konsentreeren zich in het middelpunt, vaerzenmaaken. Men kan derhalve deeze drie werkwoorden, als gelykluidend, onverschillig | |
[pagina 152]
| |
gebruiken, gelyk de poëeten zelven ons leeren, by voorbeeld: Veel werken
Van oude schryvers zyn op deeze wyz' gedicht,
Waar tegen het gebruik der jongre dichtren licht;
Want
Vondel,
Vollenhove, en die in deeze tyden
Het vloeienst rymen --
(Pels, Dichtkunst, bl. 6)
Ga naar voetnoot440
en elders: die 't niet kan, wil mede aan 't rymen trekken --
Doch gy, dicht niets --
(Bl. 40)
Ga naar voetnoot441
Jeremias de Decker, in zyn lofdicht op de werken van vader Cats, zegt: Dat Cats alleen door zyn gedicht
Meer blinde zielen broght tot licht,
Meer dertele tot schamen,
Als all' ons dichters t'samen;
En dat derhalven hem de kroon
Toekomt, die Phoebus is gewoon
Den rymeren te geeven
Die boven andren sweven.
(Rymoefeningen, Boek III, bl. 41)
Ga naar voetnoot442
In Vondels leven heet het van hem: ‘Nog zeer jong raakte hy aan 't rymen en toonde zynen aangeboren trek tot de dichtkunst.’ (bladz. 11) Ga naar voetnoot443. En Vondel zelf zegt: -- ‘Onder de knipzangen door verscheide Rymers gedicht.’ (Poëzy, Deel II, bl. 460) Ga naar voetnoot444en laager: | |
[pagina 153]
| |
en in de voorrede voor zyne Warande der dieren: ‘Van den onverstandigen kan noch Apollis <Apellis> beeld, noch Homeri rymen niet onghelastert noch onghetadelt blyven Ga naar voetnoot446’ -- Hier heeten de vaerzen van den prins der Grieksche dichteren rymen; en men weet dat Homerus niet heeft gerymd. Zo ook getuigt Vondel van de geestryke vaerzenmaakster Anna Roemers: Wie dan uw rymen komt t'erkennen,
Zal roepen: dit 's geen maeght, 't is Maro die hier zingt.
(Poëzy, Deel I, <bl. 288>)
Ga naar voetnoot447
Nu heeft Virgilius zo weinig als Homerus gerymd. Dat eindelyk dichten en rymen volstrekt eenerlei betekenis heeft, blykt ook van daar, dat Vondel Virgilius woorden: ‘sunt et mihi carmina’ vertaald door ‘ik kan oock dichten,’ en door ‘ik kan oock rymen.’ Men vergelyke zyne vertaalde 9de herderskout in prosa met die in vaerzen Ga naar voetnoot448. |
|