Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
§. 69. Alle gerymde regels zyn vaerzenAlle gerymde regels zyn vaerzen. P. Maryn, in zyn groot Woordenboek bepaalt elk vaers te recht als ‘zeker getal aan een geschakelde en op rymtrant gebragte woorden’ (Bladz. 974) Ga naar voetnoot429. En naardien het rym de ziel van een vaers is (§. 25.), zyn alle gerymde regels zo onwederspreeklyk vaerzen, als bezielde schepsels levendige wezens zyn. Hoewel nu de hoeveelheid der voeten een vaers karakteriseert (§. 27.), en de zangwyze der vaerzen zich naar de aart van een dichtstuk richt (§. 32.), zyn echter alle zeer lange regels, die eindelyk rymen, of korte regels, die straks rymen, ook buiten kyf vaerzen. De eersten noemt men vaerzen op uso en de laatsten snikken. Vaerzen op uso Ga naar voetnoot430 zyn by voorbeeld: Wat slaapt myn vader gerust! De vaak heeft hem hier in de schaduw
bekroopen.
Ach! konde ik zyn' arbeid daardoor verligten, 'k zou door een vuur
voor hem loopen.
(De adelyke Landman, Bedr. I, tooneel, I)
Ga naar voetnoot431
Of: Ik verzeker u dat uw toon ten hoogsten deftig is, gy spreekt als
een held uit een treurspel, en ik geloof dat gy
fraai zoud kunnen reciteeren.
Met dit alles mishaagt my die toon: laat ons natuurlyk blyven; 't
gevaar is dringend, 't is waar, maar wy zullen het trachten af te
keeren.
(De gewaande onnozele juffer, bed. I, toon. V)
Ga naar voetnoot432
Of wel: | |
[pagina 147]
| |
Heer Rentmeester, de snaphaan behoord den Koning, en ik zorg
daarvoor, zonder u. Maar myn Vader heb ik langer gekent. Ik zou die niet
draagen, zo ik geen Vader hadde gehad.
En, als de koning op 't oogenblik hier ware, hy zou niet kwalyk
neemen, dat ik voor myn Vader sprak. En gy, en de Koning, is geen klein
onderscheid! Verstaat gy dat?
(De deserteur uit kinderl., bedr. II, toon.
V)
Ga naar voetnoot433
Elk ziet dat dit vaerzen zyn, zo waar bekroopen en loopen, reciteeren en keeren, gehad en dat, naar den eisch onderling rymen; maar elk ziet tevens, dat die vaerzen meer ligchaam dan ziel vertoonen, en dat daarin weinig honig schuilt (§. 85.). Alle vaerzen op uso zyn als recitatieven aan te merken, die op geene psalmwyze kunnen gezongen worden, maar waarvan de zangtrant willekeurig is. Snikken, die men ook vaerzen op zicht zou kunnen heeten, zyn, by voorbeeld: Of: List
Mist.
Lyd
Nyd.
| |
[pagina 148]
| |
Nyd
Byt.
Myd
Nyd.
Maat
Staat.
Laat
Quaad.
Doet
Goed.
(J. Cats, Spiegel van den ouden en
nieuwen tyd, bl. 33)
Ga naar voetnoot435
Uit het eene en andere volgt nu zeer blykbaar, dat: de allerminste jongen,
Die slechts Piet op Griet kan rymen,
(De gelukte list, Bedr. I, Toon. I)
Ga naar voetnoot436
gelyk Nil volentibus arduum zegt, of al wie, gelyk doktor Le Francq van Berkhey, Jan Nomsz op iets doms kan rymen, en vullen zyne rymregels naar den trant uit, zekerlyk vaerzen maakt. Dat alle gerymde regels vaerzen zyn, is ten eenemaale wiskunstig, en zo zeker als dat tweemaal twee vier is. Vier kwaade nooten zyn wel iets anders als vier goede; maar echter nooten zyn nooten: het onderscheid vind men eerst by het kraaken. De bepaaling nu der waardy van alle gerymde regels behoort voor de rechtbank der kritieke nootenkraakers (§. 60.). |
|