Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 58. Het vaerzenmaaken sluit de wiskunst in zichHet vaerzenmaaken sluit de wiskunst in zich, en is voor veele bewyzen der reken- en stelkunst vatbaar. Dat de telkunst nopens den vaerstrant, in de schikking en orde der woorden, kan en moet plaats hebben, toont Huydecoper aan in zyne Proeve, bladz. 82-84 Ga naar voetnoot362; en het is bekend, dat wy waar 't vaers maar schrikt
In trant, of rolt en staat, op onze vingers weeten
Te tellen, en met monde en ooren natemeeten.
(Pels, Dichtkunst, bl. 26)
Ga naar voetnoot363
| |
[pagina 125]
| |
Ook beroept zich Vondel Op dicht, dat klank en voeten telt.
(Poëzy, Deel I, bl. 435)
Ga naar voetnoot364
De rekenkunst, in alle haare specien, heeft zeer veel betrekking op het vaerzenmaaken, voor zo verre de poëetische styl van de natuur moet afwyken (§. 49.); want terwyl de prosaïst slechts vlak en effen numereert, zo addeert, substraheert, multipliceert of divideert de poëet. Hiervan zyn alom ontelbare voorbeelden voorhanden, en ik zal alleenlyk enkelden aanvoeren. Aldus rekent de vaerzenmaaker: 3 x 7 + 2 = 23, en schryft: De zon dry zevenmaal en tweemaal schynsel gaf;
(Vondel, Poëzy, Deel II, bl. 69)
Ga naar voetnoot365
of: 5 x 5 + 1 = 26, en zegt:
Vyfmael vyf en een jaer lang;
(Deel I, bl. 59)
Ga naar voetnoot366
wederom: 4 x 20 - 4 = 76, 't welk hy dus schryft: Bestoken op vier min als viermael twintig trappen;
(Deel II, bl. 634)
Ga naar voetnoot367
of wel: 10 x 10 + 5 x 10 = 150, en drukt zulks aldus uit: En wie de moeite wilde neemen, van Vondel en onze klassike dichters, in dit stuk, | |
[pagina 126]
| |
kritiek te leezen, die zou eene zeer volstandige poëetische arithmetiek kunnen samenstellen; 't welk zeker geen onaartige noch ondankbaare arbeid zou zyn. De stelkunst vooräl ook vind plaats by het vaerzenmaaken, en het rym in 't byzonder, die ziel van een vaers (§. 25.), is in de poëzy, volmaakt het geen de x of de y in de algebra is. Ieder afgetrokken boutrimé, of open rymklank, kan ons hiervan overtuigen (§. 80.). Men neeme eens het woord jaaren als boutrimé is zulks volkomen = x, en de uitvulling van het vaers geeft aan dien rymklank alle mooglyke uitkomsten, te wydloopig en te algemeen, om door voorbeelden te bewyzen. In Vondels werken alleen, zyn daarvan honderden te vinden, die men slechts op dit rymwoord heeft te zoeken. Even zo is het open rym tien = x; want gelyk Vondel zegt: Besluit men het bestant voor een paer jaer en tien,
(Poëzy, Deel I, bl. 304)
Ga naar voetnoot369
en hierdoor een bestand van twaalf jaar uitdrukt: zo kan men tien = x altyd behouden, men moge veel meerder of veel minder jaaren willen uitdrukken, indien men by de uitvulling van het vaers slechts behoorlyk + of - gebruikt. Dat hier het bestand tot in het oneindige kan vermeerderd worden, begrypt men zeer ligt; doch men kan het ook tot op één jaar verminderen, indien men schryft: Besluit men het bestand voor ellef jaar', min tien.
| |
[pagina 127]
| |
Dus algebraïsch zyn alle rymwoorden, indien men ze alleenlyk positief of negatief (§. 70.) weet te plaatsen. |
|