Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 49. De styl in vaerzen mag geenszins natuurlyk zynDe styl in vaerzen mag geenszins natuurlyk zyn; want vaerzen zyn niet betreklyk tot de natuur, gelyk het loutere prosa, maar tot de kunst, als tooi en vorm der poëzy (§. 22.). Wy hebben dit in het algemeen en ingewikkeld reeds aangemerkt, daar wy betoogden dat de poëzy de taal der goden is (§. 2.); echter is het noodig om zulks meer in het byzonder te ontzwachtelen. De styl in vaerzen moet van de prosaïsche natuur afwyken, zowel door plooi der uitdrukkingen, als door stoute omschryvingen en edele | |
[pagina 103]
| |
overnaamingen; en men heeft deeze verscheidene kunstgreepen den poëeten zelven af te zien. Ik zal hier slechts enkelde voorbeelden te berde brengen; want ik geef alleenlyk wenken. Zegt men, voor anderthalven dag, met Vondel: Een' halven dagh en noch een' heelen,
(Poëzy, Deel II, bladz. 3.)
Ga naar voetnoot287
zo krygt de natuurlyke uitdrukking straks eene poëetische plooi. Schryft men voor het daagt: De zonne volgt het spoor van 's ouden Thitons bruid,
En steekt de hemel all' zyn mindere oogen uit;
(P.C. Hooft, Gerart van
Velzen)
Ga naar voetnoot288
voor den vierden Augustus:
De bloedige oogstmaent, van de vierde zon beslapen;
(Antonides, Bellona aen Bant,
bl. 12)
Ga naar voetnoot289
zo zyn dit stoute omschryvingen, die met veel kunst van de natuur afwyken. Schryft men, voor het natuurlyk maar prosaïsch woord aarde, met den poëet zwart zand: Die zangheld, wiens doorluchte gaaven --
De roem van Neêrland zyn geweest,
Ligt onder 't zwarte zand begraaven.
(T. Arents, Poëzy)
Ga naar voetnoot290
of voor het naakte woord zand liever zwoord der duinen: Hier zag hy hoe de zon, met aangenaamen lach, --
Het zwoord der duinen pas vergulde met haar straalen;
(Dichtlievende Verlustigingen, van Meditando
Fulgens, bl. 6)
Ga naar voetnoot291
zo zyn dit edele overnaamingen, die ons niet | |
[pagina 104]
| |
natuurlyk schynen, en tot het gebied der kunst behooren. De natuur levert veele onaangenaame en dorre gewrochten; het is derhalve eene voornaame kunst der poëeten, dat zy, wanneer ze van eenig schraal onderwerp spreeken, met uitsluiting der natuur, onze gewaarwording tot iets streelends weeten op te leiden. Aldus trekt hier de dichter onze zinnen van de uiterlyke korst der barre duinen tot de uiterlyke korst van een' malschen en smaakeljken ham; van droog zand tot een vet zwoord. Even zo (want het woord zwoord herinnert my aan het spek,) belet Vondel ons om aan het onguure en morssige varken te denken, en brengt ons slechts zyn edelst deel, het spek, voor den geest; wanneer hy zingt: De wolf, om zulken roof te beter te belagen,
Erboot zich minnemoer te willen zyn van 't speck.
(Warande der Dieren, bl. XVI)
Ga naar voetnoot292
De styl in vaerzen mag dan geenszins natuurlyk zyn; en zondigt de poëet tegen deezen regel, zo valt hy in het gebrek van Rembrand , die, Als hy een naakte vrouw, gelyk 't somtyds gebeurde,
Zou schildren, tot model geen Grieksche Venus keurde,
Maar eer een waschter, of turftreedster uit een' schuur,
Zyn dwaaling noemende navolging van natuur.
(Pels, Geb. en Misbr. des
tooneels, bl. 44)
Ga naar voetnoot293
|
|