Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 47. Een dichter kan slechts door een' dichter vertaald wordenEen dichter kan slechts door een' dichter vertaald worden. ‘Het is onmogelyk,’ zegt een genootschap van geleerden, ‘dat een dichter wél vertaald word, of het moest door een' dichter geschieden’ (Levensbeschryving van verscheidene vermaarde Italiaansche mannen, enz., bl. 158) Ga naar voetnoot275. -- Het verstaat zich, dat vaerzen in vaerzen moeten vertaald worden, en hy, die in vaerzen vertaalt, is alzins poëet (§. 46.). Gelyk, natuurlykerwyze, de vaerzen den oorsprongklyken dichter (§. 6.) waarlyk en alleen tot dichter maaken: zo verklaaren de vaerzen des vertaalers ook hem evengelyk tot poëet, en bewyzen dat hy zyn origineel wél en kunstig vertaald hebbe. Vondel uit zich aldus: Vertolken staet elk vry, is ieder even na
Doch geensins even nut. -- -- --
Indien Ovidius quam 's levens licht t'aenschouwen,
Hy zou zyn werkstuk slechts een' fenixtolk vertrouwen;
(Poëzy, Deel II, bl. 293)
Ga naar voetnoot276
en hy, De fakkel onzer taal, de Fenix van zyn' tyd,
(De juigchende Schouwburg, tooneel I)
Ga naar voetnoot277
| |
[pagina 99]
| |
heeft zulks door zynen vertaalden Ovidius beweezen. Alle prosavertaalingen van uitheemsche dichters die wy bezitten zyn niet dan zeer gebrekkig, en welk een overwigt van volkomenheid heeft niet Vondels vertaalde Virgilius in vaerzen, boven zyne vertaaling in prosa! Het vertaalen eens dichters in prosa doet hem zyne wezenlykste schoonheden (§. 22.) verliezen, en levert hem dus zeer onvolkomen; wyl de prosaïsche inhoud der vaerzen alleenlyk derzelver grove en stoflyke deelen levert, die men het caput mortuum zou kunnen heeten. De Guardiaan toont zulks aan, als hy zegt: ‘De poëzy is zo vol van fyne geesten, dat zy in het overgieten vervliegen; en als 'er geen nieuwe geesten bygedaan worden, blyft 'er niets over, dan het geene de stookers terra damnata of caput mortuum noemen’ (Deel II, bl. 475) Ga naar voetnoot278. 't Is waar, dat Vondel zelf belyd: ‘Rym en maet, waer aen de vertolcker gebonden staet, verhindert oock menighmaal, dat de vertaelder niet zoo wel en volmaacktelyk naspreekt, 't geen zoo wel en heerlyck voorgesproken word, en yet van d'eene taal in d'ander, door eenen engen hals te gieten, gaet zonder plengen niet te werck’ (Opdragt voor Elektra Ga naar voetnoot279. Maar het geene van de oorsprongklyke vaerzen verloren gaat, moet en kan de vertaalende dichter, door de schoonheden zyner eigene vaerzen, herstellen en vergoeden. Dit is het bydoen der nieuwe geesten, waarvan de Guardiaan | |
[pagina 100]
| |
spreekt, en hieröm kan een dichter slechts door een' dichter vertaald worden. De waarheid van deezen regel bewyst tevens alzins de vruchtbaarheid der Neêrduitsche dichteren, en den overvloed van goede vertaalingen onder ons; want in welke spraak, meer dan in de onze, zyn uitheemsche poëeten zo algemeen in vaerzen, en dus door dichters, vertaald? -- En uit overtuiging van deezen grondregel, heeft Voordaagh zyne fraaije Neêrduitsche vertaaling van Voltaires Dood van Cesar aan dien Franschen dichter zelf opgedraagen Ga naar voetnoot280. |
|