Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy
(2002)–O.C.F. Hoffham– Auteursrechtelijk beschermd§. 43. De poëzy kan alzins laag zynDe poëzy kan alzins laag zyn, zo wel in haare onderwerpen als uitdrukkingen, voor zo verre de inhoud der vaerzen prosa en praat is (§. 3. en §. 18.). By voorbeeld: Wie soud 'er in de stad de vuyle plichten doen?
Wie ruymen ons gemack, wie vegen onse schoen?
(Cats, slapeloose Nachten, bl.
26)
Ga naar voetnoot236
Hen word niet opgeleyt, dat zy onguure menschen,
Niet anders zyn geweest als dreck en vuile penssen.
(bl. 111)
De roede is van den aers --
(Vondel, Pascha, bladz.<...>)
Ga naar voetnoot237
Zy scheet de vryheit op den hoet.
(Vondel, Poëzy, Deel II, bl. 82)
Ga naar voetnoot238
En in den Broek; wat hof is daar
Toch anders als het Keutels gat,
Daar mee hy op de sleutels zat -- --
(Vondel, Hekeldigten, bladz. 16)
Ga naar voetnoot239
Die d'ongebonden moorders haest
Uit toorne en wraeck aan huspot scherven.
(Vondel, Hierusalem verwoest, bl. 38)
Ga naar voetnoot240
Zy stoffen: Godt de Heer
Zit hoogh en droogh -- --
(Vondel, Davids Harpzang, bl. 240)
Ga naar voetnoot241
Het verhevene is slechts eene toevallige, geenszins noodwendige eigenschap, die even zo wel in prosa als in vaerzen kan bestaan; in tegendeel kunnen ook de laagste dingen en gevoelens gepaste onderwerpen der poëzy worden: | |
[pagina 90]
| |
Zo veel vermoogen de orde en schikking van de woorden;
Zo groot een' welstand kan de hand eens dichters,
vaak
Byzetten aan een' slechte en zeer gemeene zaak.
(Pels, Dichtkunst, bl. 24)
Ga naar voetnoot242
‘De verbeelding’ zegt de Engelsche Spectator (Deel IV, bl. 381) Ga naar voetnoot243, ‘wordt zelf gestreelt door de beschryving van een' mesthoop, indien deszelfs afbeeldsel haar met gevoeglyke uitdrukkingen vertoont wordt.’ En een volledig bewys, dat de poëzy kan en mag laag zyn, levert Swift in zyne verhandeling over het Diepe, of, de kunst van in dicht te kruipen Ga naar voetnoot244: men vind daarin alles wat deeze stelling, in weêrwil van sommige strenge kritieken, buiten kyf kan zetten. In alle gevallen is het beter zich laagjes te houden, dan met Icarus te hoog te vliegen, en Vondel zegt derhalve: Wie wys is, hou zich laegh, en in zyn element.
(Poëzy, Deel II, bl. 392)
Ga naar voetnoot245
Ook is het zeer moeijelyk om hier de juiste maat te treffen; want het gaat met de poëzy veeltyds gelyk met de deugd, volgens den heer Kasteleyn: Zy wil verheven zyn, en word gestreng en droog,
(Codrus, bl. 38)
Ga naar voetnoot246
En hy, die 't kruipen vreest, gaat boven 't zwerk verdwynen.
(Göbel, Dichtkunde, bladz. 4)
Ga naar voetnoot247
En van den anderen kant, Een ander vreest een' storm, en kruipt om die te ontwyken,
Gelyk een slak langs de aarde.
(Pels, Dichtk., bladz. 2)
Ga naar voetnoot248
Voor het overige is niets algemeener, dan dat | |
[pagina 91]
| |
de dichters zelven hunne poëzy laag noemen, by voorbeeld: Indien myn lage styl uw' hoogen geest behage.
(Vondel, Poëzy, Deel II, bl. 128)
Ga naar voetnoot249
Myn note rolt te laegh: gy ryst te hoogh. (Bl. 256)
Ga naar voetnoot250
Nooit is myn laage kunst tot hooger prys betaald.
(D. Smits)
Ga naar voetnoot251
Schoon ik in lage laerzen
U thans ontmoete, ik bid, verschoon uit gunst
Myn laag gedicht -- --
(F. Greenwood, Gedichten, bl.
56)
Ga naar voetnoot252
Volmaekte nimfen, wilt myn stoute drift verschoonen,
En leertme hoe ik u moet roemen naer waerdy:
Geeft glans en luyster aen myn laege poëzy.
(Proeve van Dichtoeffening, door A.L.F. en A.P.S., bl. 176)
Ga naar voetnoot253
Vondtge in myne zwakke klanken,
in myn laage Poëzy!
't Minst genoegen? ja, gy vondt het!
(P.J. Kasteleyn, in de Opdragt voor Dormont en Julia)
Ga naar voetnoot254
hoewel deeze getuigenis gemeenlyk enkel een bewys en eene vrucht van hunne nederigheid is (§. 44.). Zy leeren ons alleen hoe dichters kunnen daalen,
En, zonder laag te zyn, aan 't Nedrig' zich bepalen.
(Göbel, Dichtkunde, bladz. 13)
Ga naar voetnoot255
|
|